home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

Koloniale literatuur

Een beperkte literaire productie, maar wel één die de realiteit illustreert. Echt ? Nee, niet helemaal, maar toch zeer interessant. Een overzicht.

De collectie van Prof. dr. Amaat Burssens (1897 – 1983), een verwoed verzamelaar van romans en verhalenbundels die zich in de kolonie afspeelden, bevatte ruim 300 literaire werken. Ze bevindt zich nu het Seminarie voor Swahili en de taalproblematiek van de Ontwikkelingsgebieden van de Rijksuniversiteit te Gent, waar zij onder leiding van prof. dr. M. Van Spaandonck werd geïnventariseerd.

Aanvankelijk wordt in de koloniale literatuur de mythe van de beschavende kolonisatie bevestigd. En dit ondanks de aanklachten van wantoestanden en misdrijven, die Leopold II dwongen zijn privé-bezit in 1908 aan de Belgische Staat over te dragen. Van deze onverkwikkelijke periode horen we in de Vlaamse Congo-literatuur niets, helemaal niets. Collectief geheugenverlies ?

1920-1930: Als grondlegger van de Vlaamse Congo-literatuur wordt doorgaans Frans Demers (schuilnaam voor Frans Deckers) aangehaald – hoewel Demers voor het grootste deel toneel schreef. Het is Sylva de Jonghe die in zijn essay ‘Het koloniale in de literatuur’, een voor ons verhelderend beeld van de denkwereld in deze periode heeft nagelaten. Grotendeels onverstoord klinkt in de werken van beide auteurs de lofzang op het beschavingswerk.

Toch is er van bij de aanvang van de kolonisatie ook een kolonialistisch-kritische stroming merkbaar. Het is een tegenbeweging in twee toonaarden:

• Schrijvers die kritisch zijn zonder daarom de fundamenten waarop het koloniale denkkader berust op te blazen. Zij kunnen zich volledig vereenzelvigen met de noodzaak om de beschaving naar Afrika uit te dragen maar zij hebben ernstige bezwaren tegen de manier waarop dat gebeurt. Zij vragen beleidsaanpassingen.
• Schrijvers die een radicaal anti-kolonialistisch standpunt innemen en de kolonisatie als dusdanig volledig verwerpen. Zij ( Cyriel Buysse, Henri Van Booven, René Poortmans, Jan Schoup ) nemen geen vrede met beleidsaanpassingen; voor hen is het kolonisatieproces op zichzelf totaal doelloos en onaanvaardbaar.

Excursus: De Vlaamse Congo-literatuur kent ook nog zoiets als de missieroman (Alfons Walschap –broer van Gerard Walschap; Adolf Verreet; Guido Tireliren; Raf van de Linde; Jac. Bergeyck…), een stroming die op zichzelf een studie waard is en die thematisch het hele veld van bevoogdend paternalisme naar inleving en vrijheid omvat. (Mirthe Smeets: Vlaamse missieromans over Congo, in: Zacht Lawijd 2010, jg.9 nr 4)

Vanaf 1950 zien we een kentering: de klemtoon ligt niet zozeer meer op kolonisatiemethoden of op culturele verschillen, maar op de mens zelf. De legitimiteit zelf van de kolonisatie wordt in de weegschaal gelegd. Kan er nog wel sprake zijn van een beschavingsopdracht ? Is dit nog ethisch of moreel te verantwoorden ?

1953: Gerard Walschap in Oproer in Congo propageert nog steeds de mythe van de beschavende aanwezigheid van de Belgen in Congo. Hij kan nog niet ontsnappen uit het klassieke Europees wereldbeeld, maar poogt wel een evenwichtige balans op te stellen waarbij heikele misstappen niet onvermeld blijven.

1955: Louis De Lentdecker volgt als journalist het Congo-bezoek van Koning Boudewijn in 1955. Het resultaat is Wâpi Kongo? Of ‘Wat gebeurt er met Kongo?’ waarin de auteur een frontale aanval op de kolonisatie loodst.

1957: Het eerste reisverslag van Karel Jonckheere namelijk Kongo zonder buks of boy, krijgt in Kongo een negatieve pers omwille van de “ondermijnende vooroordelen” (Verthé en Henry 1961: 107). Het is een terechtwijzing van de houding van de blanken tegenover de zwarten. De kolonisten zoeken eerst en vooral hun eigen voordeel. Toch blijft hij overtuigd van de waarde van het beschavingswerk. In Kongo met het blote oog (1959) is zijn waardering voor de inspanningen van de blanken opvallend gestegen.

1959: Bij Jac. Bergeyck, bereikt de belangstelling voor de Afrikaanse samenleving en cultuur een hoogtepunt. In de novelle Het onzekere hart (1959) geeft Bergeyck gestalte aan een conflictsituatie binnen een polygaam huwelijk, waarbij hij bijzonder overtuigend de culturele achtergronden van het conflict weet te beschrijven. Ook in zijn latere romans situeert Bergeyck telkens de zwarte steeds binnen zijn culturele tradities.

1959: Publicatie van De nikkers van Piet van Aken, het relaas van een zwarte stakingsactie. Het gebeuren rondom de staking is echter belangrijker dan de staking zelf. De blanken bekommeren zich niet om de zwarten, maar beschermen enkel hun privileges. De nikkers stelt de koloniale situatie als een vorm van machtsmisbruik voor waarbij de sterkere zonder mededogen de zwakkere onderdrukt. De passiviteit van de Afrikaan is niet te wijten aan onderdanigheid maar wel aan machteloosheid.

Met de onafhankelijkheid van de kolonie in 1960 wordt een nieuwe fase in de koloniale letteren ingeluid.

De auteurs beschrijven hun persoonlijke ervaringen tijdens de woelige periode die aan de onafhankelijkheid voorafging: Geeraerts met de Gangreen-cyclus, Cottenjé met haar Dagboek van Carla, Paul Brondeel met Dagboek van een nacht (1967) en Ik, blanke kaffer (1970) et cetera.

Daar waar Walschap binnen het koloniale systeem nog gelooft in een mogelijke relatie tussen blank en zwart, is dit vertrouwen bij Geeraerts volledig weg en blijven slechts teleurstelling en cynisme over als resten van een vervlogen koloniale droom

Latere auteurs herdefiniëren de band die ze met de voormalige kolonie hebben: Lieve Joris beschrijft in haar reisverhalen de alledaagse mensen in de grotere geschiedenis. David van Reybrouck is daar ook door gefascineerd, getuige zijn monoloog Missie, maar gaat nog een stap verder in Congo, een geschiedenis, waarin hij op magistrale wijze de bevolking zelf aan het woord laat

Schrijvers

Page 1 of 212»