Maakt deel uit van:Koloniale literatuur
Marcel COOLE
Kortrijk, 21 augustus 1913 – Koksijde, 11 februari 2000
Auteur van 23 dichtbundels en vier toneelstukken.
Evolueerde van romantisch dichter naar een realistische objectieve lyriek.
Zijn bundel Kaluwa – de neerslag van een Kongoreis – leverde hem in 1957 de Driejaarlijkse prijs voor Koloniale Letterkunde op.
Betrokken bij verschillende literaire tijdschriften: medeoprichter van het poëzietijdschrift Klaver(en)drie (1937). Medewerker van De Spiegel (1945-1946) en van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en Diogenes.
Levenslange carrière bij het N.I.R. (het vroegere VRT) waar hij het genre van het luisterspel op de kaart zette.
BIOGRAFIE
21 augustus 1913: Marcel Jozef Coole werd geboren te Kortrijk.
- Studeert eerst aan de Rijksmiddelbare school te Kortrijk en daarna aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Gent, waar hij Achilles Mussche tot leraar had.
- Zijn vader, Jozef Coole, was een lokaal bekende dichter van volkse strofen en politieke strijdliederen.
Zijn eerste verzen plaatst Coole in studententijdschriften en weekbladen.
1933: Debuteert op 20-jarige leeftijd samen met Abdon Desmedt met de bundel “Zoeklichten”. waarin hij zich toont als ware romanticus en ongeremd zijn gevoelens tot uiting brengt
1934: Studeert af als regent Germaanse Talen en wordt leraar te Brugge.
1934-1936: Vrij snel volgen daarop een aantal bundels, uitgegeven in de reeks ‘Cahier van de Waterkluis: Hartstocht (1934); De minnaar van het licht. (1935) en een eerste verhalend gedicht Licht en schaduw. (1936)
1 februari 1937: Treedt in dienst bij als literair commentator voor de radio (N. I. R.). Zijn loopbaan wordt onderbroken door het uitbreken van Wereldoorlog II.
DICHTER IN TWEESPALT
1937: Richtte hij met Johan Daisne en Luc van Brabant het poëzietijdschrift Klaver(en)drie op.
- Tweemaandelijks poëzietijdschrift dat verscheen van september 1937 tot en met januari 1948.
Later werkte hij mee aan De Spiegel (1945-1946) en was redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en Diogenes.
Over zijn eerste bundels schrijft Willy Spillebeen in VWS-Cahier : “Zijn evolutie als dichter verliep vrij langzaam: enerzijds was er zijn té romantische ingesteldheid, anderzijds zijn enigszins epische verhaalstof”.
- Inderdaad, van eind jaren dertig stammen lange epische gedichten waaronder De zonneblinde ruiters (1937) en De minnaars van Teruel (1938), later gevolgd door Ballade van den eeuwigen vrede (1943) en Eurudike (1945).
- Maar in andere bundels zoals Moederschap (1939), Vaarwel… (1941) en Loutering (1941) blijft hij meer intieme, gevoelsgeladen gedichten schrijven.
Januari 1938: Gemobiliseerd in het Belgische leger. Vervolgens opnieuw van 1 september 1939 tot eind augustus 1940. Wereldoorlog II is uitgebroken.
Tijdens de oorlog werkte hij voor ‘Winterhulp’.
1941: De bundel ‘Loutering’.
De bundel Loutering is eigenlijk een autobiografie 1939-1940 met twee onderwerpen: de mobilisatie – als periode van onveiligheid en vrees ‘Soldatenlied’ – en de dood van zijn vader.
Het gedicht Soldatenlied
We schuiven aan voor soep en een stuk brood
En schimpen koppig op de beste vrinden
We slaan de laatste blaren van de linden
En drinken onze rauwe droefheid dood.
We liggen zwijgend naar de lucht te staren,
En dromen naast verlaten ploeg en eg;
En slikken moeilijk onze tranen weg.
Wanneer de hand zich strekt naar kinderharen.
En ’s nachts zijn onze lippen dubbel stom,
Maar plots kan soms het stro naar bloemen geuren.
Tot de trompet de dag komt openscheuren
En in de harte ploft gelijk een bom.
De dood van zijn vader zal Coole verder van zich afschrijven in de bundel kwatrijnen ‘Vaarwel’ (1941)
1943: LITERAIR EEN KANTELJAAR : HET GEVECHT TUSSEN GEVOEL EN REDE
Coole publiceert in dat jaar 3 bundels. In de twee eerste Het gevecht met het hart (1943) en De ballade van den eeuwige vrede (1943) in het nog duidelijk merkbaar hoe hij voortdurend vecht om zijn gevoel te laten beheersen door zijn rede.
Met zijn bloemlezing “Het hart op de hand” sluit hij deze periode af. Hijzelf noemt het een periode waarin hij “Het hart teveel recht had laten wedervaren en minder aandacht had geschonken aan de geest”.
1945: Een bundel die getuigt van bezinning over zijn functie als dichter: “Dichterschap”
1945: Direct na de bevrijding treedt hij weer in dienst van de N.I.R.. Achtereenvolgens was hij op de radio Eerste Commentator, Hoofd van de Literair en Dramatische Uitzendingen, Directeur van de Gewestelijke Omroepen. Tenslotte zal hij in 1962 directeur worden van de Gesproken Radio-uitzendingen.
- Men heeft hem wel eens de “Vader van het Vlaamse Luisterspel” genoemd, want onder zijn impuls groeide het luisterspel in Vlaanderen uit tot een volwaardig literair genre. Naast zijn eigen luisterspel ‘Achnaton’ heeft hij vele buitenlandse stukken uit het Frans, Engels en Duits vertaald.
1946: Verschijnt “Eurydice” een lang liefdesgedicht waarin de Orpheus en Eurydice mythe in een modern kleedje (de zoektocht naar de onbereikbare vrouw in de stad Brussel, een wel zeer romantisch thema) worden gestoken.
1950-1955: HET TONEEL D’ABORD
Gedurende een vijftal jaar houdt Coole zich intensief met het toneel bezig.
In zijn toneel verwoordt Coole zijn humanistische zienswijze. Hij komt op voor waarden als waarheid, schoonheid, liefde, vrede. De stukken zijn geschreven in de na-oorlogse periode waarin de wereld verdeeld wordt in een Westers kapitalistisch blok en een Oostelijk communistische blok, met atoomdreiging enz., en dragen daar ook de sporen van. Zijn boodschap is dan ook vrij somber.
Op zijn actief staan: “Achnaton”, gecreëerd in de K.N.S. “Dit moeilijke leven” (1955), première door het Van Crombrugghe Genootschap te Gent, “Kid Cycloon” (1955) eveneens gecreëerd in de K.N.S. en “Laat de doden slapen” uitgegeven in het Nieuw Vlaams Tijdschrift jg 10 (1956) nr 10 & 11
1957-1967: LITERAIRE PAUZE
Halfweg de jaren vijftig onderneemt Marcel Coole een reis naar Congo, toen nog onder Belgisch koloniaal bewind. In 1957 legt hij zijn indrukken in een vrij realistische trant neer in de dichtbundel Kaluwa.
- Coole lijkt hier te bereiken wat hij al de hele tijd heeft nagestreefd: een koel-realistische objectieve lyriek met epische inslag, zonder afbreuk te doen aan de sociaal-menselijke bewogenheid.
- De bundel werd bekroond met de Driejaarlijkse prijs voor Koloniale Letterkunde voor de periode 1954-1956.
Na de dichtbundel Kaluwa verschenen er tot 1967 geen nieuwe werk van hem.
1967: RENTRÉE
1967: Een rentrée die een geheel nieuwe periode inluidt. Met Escalade zet hij een geheel nieuwe periode in: verrassende eigentijdse beelden in een volkomen vrije vorm.
De bundel Centrifugaal (1969), bekroond met de poëzieprijs Heideland voor Zuid en Noord, zet deze trend door.
1974: Wordt waarnemend bestuursdirecteur TV en van 1 januari 1975 af bestuursdirecteur van de Instructieve Programma’s van radio en tv.
1980: In de reeks ‘Gulden Veder’ (Brugge, Orion / Colibrant ) verschijnt Verzamelde gedichten met een inleiding van Jan Vercammen. Volgens de verantwoording op pagina 307 maakt de bundel absoluut geen aanspraak op compleetheid:
- “Deze verzamelbundel bevat een keus uit de in de loop der jaren verschenen bundels van Marcel Coole, en een keus uit de nog niet gebundelde verzen van latere jaren. Er werden geen fragmenten opgenomen uit zijn grote epische gedichten […]. Er komen ook geen verzen in voor uit zijn eerste twee bundels […] en uit de kwatrijnencyclus Vaarwel (1941)”.
1981-1984: Nog volgen er een paar bundels gedichten: Broeder woord. (1981) en Wuivende (1984)
1985: De Leuvense Schrijversactie publiceert een essaybundel Klaverendrie : een terugblik : essays van Marcel Coole, Pierre H. Dubois en Eugène Van Itterbeek. (Compilatie: Jos Stroobants.) dat een historische schets biedt van het Vlaamse literaire tijdschrift en bloemlezing uit de erin verschenen poëzie.
En vanaf dan blijft het stil.
11 februari 2000: Marcel Coole overlijdt te Brussel.
Marcel Coole was tijdens zijn leven lid van talrijke verenigingen en instellingen
- Erevoorzitter van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen.
- Lid van de Maatschappij voor Nederlandse letterkunde te Leiden
- Ondervoorzitter van het Hendrik Consciencehuis te Brussel.
- Lid van de Raad van Beheer van het Kunst en Cultuurverbond te Brussel
- Lid van de Commissie van Toezicht van het Koninklijk Landjuweel
- Lid van de Commissie van Toezicht van het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel
- Lid van de Commissie van Toezicht van het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven te Antwerpen.
- Meer dan 25 jaar lid van de Conferentie van de Nederlandse Letteren
- Adviserend lid van de Hoge Raad voor Volksopleiding.
MEER OVER MARCEL COOLE
- Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon;
- J. Schepens. Marcel Coole, een studie (1942);
- J. Dillen, ‘Een interview met Marcel Coole, het zingende hart’ in: Arsenaal 1 (1945) 7, p. 280-284;
- J. Tulkens, ‘Afscheid van Marcel Coole’, in: Meded. Ver. Vlaamse Letterkundigen (1971) 67, p. 18-21;
- W. Spillebeen, ‘[Over de Verzamelde gedichten (1980)]’ in: Ons Erfdeel 24 (1981) 5, p. 748-750.
BEKRONINGEN.
- 1954: De Nestor De Tière-prijs – periode 1952-1953 – voor het toneelstuk Dit moeilijke leven (1953)
- 1957: Driejaarlijkse prijs voor Koloniale Letterkunde voor de periode 1954-1956 voor Kaluwa: Kongogedichten, een bundel realistische Congopoëzie.
- 1964: SABAM-prijs voor Radio- en hoorspel (van 1961 tot 1965 ook Theo de Ronde-prijs genoemd)
- 1968: SABAM-prijs voor Radio- en hoorspel.
- 1968: Poëzieprijs voor Zuid en Noord (Heideland) voor ongepubliceerde dichtbundels voor Centrifugaal (1969)
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- NEDWEB/Literatuur in context – Coole, Marcel
- DBNL auteur – Marcel Coole
Referenties
- W. Spillebeen, ‘Inleiding’, in: M. Coole, ‘Romantisch en eigentijds tegelijk’, in: VWS-Cahier, 12 (1977), 1, met bibl., p. 1-4;
SMAAKMAKER
Op een terras in Kongo
Zij is zeer blank en blond, en loopt op hoge benen,
wiegt ritmisch met de heupen, drinkt haar whiskey sec.
Zij is Amerikaans van ’t hoofd tot aan de tenen,
en bergt achter haar glimlach een brutale bek.
Traag gelijk een filmdiva, daalt zij van de trappen,
Salomonschepterbloem die ademt en beweegt;
alles berekenend, haar woorden en haar stappen,
zichtbare droom die ogen vult en harten leêgt.
Want eensklaps voelen zich de mannen hol van binnen.
Hun eigen vrouwen welken in de tropenzon,
en zélf werden zij veel te moe om te beminnen,
en dronken hard, omdat het niet meer anders kon.
Er schiet een bliksemende huiver door hun vlees,
en hun zopas nog schelle stemmen klinken hees.
Marcel Coole (1913-2000)
uit: Kaluwa. Kongogedichten (1957)
uit: Kaluwa. Kongogedichten (1957)
BIBLIOGRAFIE
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- DBNL, anoniem Mededelingen van de Documentatiedienst, ‘Coole 1913-’ 1954-1992
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
Overzicht alfabetisch op titel met vermelding van uitgavedatum
Gedichtenbundels
- Ballade van den eeuwigen vrede (1943)
- Broeder woord (1981)
- Centrifugaal (1969)
- De minnaars van het licht (1935)
- De minnaars van Teruel (1938 / 1942)
- De zonneblinde ruiters (1937)
- Dichterschap (1945)
- Escalade (1967)
- Eurudike (1945)
- Hartstocht (1934)
- Het gevecht met het hart (1943)
- Het hart op de hand. (1943)
- In de klem der tederheid (1951)
- Kaluwa (1957)
- Klaverendrie (1985)
- Licht en schaduw (1936)
- Loutering (1941)
- Moederschap (1939)
- Schuilen onder de regenboom (1974)
- Vaarwel… (1941)
- Verzamelde gedichten (1980)
- Wuivende (1984)
- Zoeklichten (met A. Desmedt, 1933)
Toneel
- Achnaton (1955)
- Dit moeilijk leven (1953)
- Kid Cycloon (1955)
- Laat de doden slapen (1956)
Verzamelbundels – bloemlezingen
- Het ander uur (1962)
- Verzamelde gedichten (1980)