home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

Poëzie in Vlaanderen 1955-1965 Experimentelen

Bron: Voor meer gedetailleerde informatie in dit verband verwijzen wij naar het literair historische overzicht van Hugo Brems en Dirk De Geest in:
-Wij bloeien, maar bloeien tevergeefs. Poëzie in Vlaanderen 1945-1955 (Leuven 1988 ,Acco)
-Barbaar in mijn mond. Poëzie in Vlaanderen 1955-1965 (Leuven 1989, Acco)
-Opener dan dicht is toe. Poëzie in Vlaanderen 1965-1990 (Leuven 1991, Acco).

waaruit de volgende notities geplukt zijn.

De Vlaamse modernistische poëzie

1955: enkele mijlpalen

• Jan Walravens publiceert zijn bloemlezing: ‘Waar is de eerste zanger ?’
• Hugo Claus publiceert De Oostakkerse gedichten
• In het tijdschrift De Meridiaan wordt onder impuls van Erik Van Ruisbeek en Pieter de Prins het modernisme geïntrduceerd.
• Walter Korun (oprichter van het tijdschrift ‘Taptoe’ (1953) signaleert de mentaliteitsverschuivingen in zijn essay ‘That saterday afternoon as I was walking to myself’ (1955, jg. 4, nr 3) “Weg met het lijden aan zinloosheid en onrust, leve het ‘frisse gedichtenmaken, spelletjes schrijven voor het spel’”.
• Adriaan de Roover laat bij De Bladen voor de Poëzie zijn boekje 2x over poëzie verschijnen. Hiermee is de koerswijziging van het tijdschrift Tafelronde naar avant-garde poëzie ingezet.
• In Antwerpen gaat het blad Gard Sivik van start. Tussen Gard Sivik en Tafelronde zal zich al snel een strijd ontstaan over wie het leiderschap van het avant-gardisme kan claimen.
• Oprichting van het Kunstencentrum Taptoe (eind 1955-1957). Het centrum zal enorme invloed hebben op het modernisme van het tijdschrift De Meridiaan.
Stichtende leden: Meridiaan-redacteurs Clara en Gentil Haesaert, Maurice Wyckaert, Paul Avicenne en Ernest Weyens. Ook Walter Korun was van de partij.

1955-1960: Op naar een climax

De Tafelronde (1953-1981)

• Centrale figuur: Paul de Vree
• Vanaf 1954 geörienteerd op het modernisme.
o Vanaf 1957 verlaten de traditioneel georiënteerde redactieleden (oa Karel Vertommen, Paul Lebeau ea) het tijdschrift. De nieuwe redactie bestaat uit jongeren als Adriaan Peel, Rudo Durant, Jan van der Hoeven en natuurlijk ook Adriaan de Roover en Paul de Vree.
• Doorbraak 1958 en 1959 met telkens een speciaal nummer ‘Gedicht en Grafiek’ waarin de redactie een balans wilde opmaken van de levende poëzie en kunst.
o ‘Poëzie en Grafiiek ‘58’ werd samengesteld door Adriaan de Roover en Paul de Vree samen, ‘Poëzie en Grafiiek ‘59’ door de Roover alleen.
• In de poëzie staat het ongeremde, zintuiglijk bepaalde taalexperiment centraal. De dichter poogt het rationele zoveel mogelijk uit te schakelen.
o Zie: De Roover in Testvliegen (1961) en Vvrede gedichten (1965)
o De evolutie van Paul de Vree van ‘Egelrond’ (1957) over ‘Grondbeeldig’ (1960) Pl.acid.amore (963) tot H.eros.hima (1965). Een evolutie van vrij vers naar constructief spel met woorden.

Opvallend: Gard Sivik – met Paul Snoek als welluidende tenor – wordt de geduchte aartsrivaal waar het gaat om wie de voortrekkersrol heeft in het avant-gardisme.

Gard Sivik (1955-1964)

• Redacteurs: Hugues C. Pernath, Gust Gils, Paul Snoek
• Experimenteel ja, maar zonder in excessen te vervallen. Dit maakte hen voor de gevestigde uitgeverijen aanvaardbaar.
o Paul Snoek bij De Sikkel en Uitgeverij Manteau, Pernath bij Uitg. Ontwikkeling en De Bezige Bij, Gils bij De Bezige Bij.
• Gard Sivik was wars van programma’s: “het werk dat hier naar voor werd gebracht moge voor zichzelf spreken.”
• Beschouwde zichzelf als enige rechtmatige opvolger van het tijdschrift ‘Tijd en Mens’
• 1956: René Gysen treedt toe tot de redactie.
• Gysen herformuleert de doelstellingen in nr. 8 (1957) in zijn essay ‘Waar staat Gard Sivik ?’
o “In Gard Sivik beoogt de poëzie poëzie”
o Gard Sivik is het enige tijdschrift dat stelselmatig originele experimentele poëzie publiceert en dat de ‘opzettelijke menselijkheid’ van Tijd en Mens achterwege laat.
o Samenwerking met Nederland (Vrij snel vervoegen Vaandeldrager en Sleutelaar de redactie, later gevolgd door Cees Buddingh’ en Armando)
o Pleidooi voor een grotere sociale bewustwording
• 1958-1959: Grote rivaliteit tussen Gard Sivik en de Tafelronde.
o Eén van de twistpunten was dat het standpunt van Gysen onverenigbaar was met het ‘etisch indifferentisme’ van de Tafelronde.
• 1960: Grote invloed van de Nederlanders: grotere betrokkenheid op de werkelijkheid, meer aandacht voor sex, geweld, ziekte enz.
• 1961: Snoek, Gils en Pernath stappen uit de redactie.

HET CAHIER (1954-1970) vanaf 1957 Het Kahier

• Ontstaan uit de Antwerpse culturele kring ‘De Nevelvlek’ (1950-1955)
• Redactie: Fernand Auwera, Jan Christiaens, Hugo Crève, Hugo Raes en Staf Rummens.
• Medewerkers eerste uur: Hugues C. Pernath, Gust Gils, Ben Klein en Adriaan Peel.
• Vanaf nr 8 (1957) doet Ben Klein zijn toetrede tot de redactie. Onder diverse pseudoniemen (Hillel Frimet, Ben Pfizer, Bimold Redig, Bog Rokossovsky, Clark Vendoso) zal hij het tijdschrift als het ware usurperen.
o Het accent verschuift naar de literatuur met uitvoerige theoretische beschouwingen over poëzie.
o Ben Klein ‘Reine Pohesie (nr 11, 1958); A lesson in Poetry (nr. 13, 1959). Het Kahier wordt als het ware het laatste bastion van de ‘zuiveren’. Klein evolueert naar wat hij noemt een ‘tweede fase van bewustwording’, het ‘verisme’. Hij streeft daarbij naar een ietwat ambivalente maar complementaire verhouding tussen experimentele poëzie enerzijds en een experimentele levenshoudng anderzijds. Poëzie mag nooit in dienst staan van een ideologie of politiek, maar moet wel een rol vervullen als het gaat om sociale bekommernis of ethisch reveil. Daarmee geraakt hij willens nillens in het spoor van de Italiaanse futuristen en werd hem af en toe – terecht – fascistische beïnvloeding aangewreven. Klein zal dan ook dit sukkelstraatje verlaten en terugkeren naar de autonome poëzie.

1958-1965: Poëzie naar plastische kunsten (of andersom ?)

1958: In Antwerpen opent de tentoonstelling ‘G58 – Hessenhuis’

• Jonge plastische kunstenaars als Pol Bervoets, Jan Dries, Vic Gentils, Walter Leblanc, Pol Mara, Filip Tas, Camiel van Breedam, Wim (= Wannes) van de Velde, Paul Hoeydonck, Dan van Severen en Jef Verheyen krijgen de zolder van het Hessenhuis ter beschikking.
• De tentoonstelling faciliteerde in grote mate het contact met de buitenlandse avant-garde.

19 december 1958: Eerste ‘Experimentele poëzieavond’ ingericht door De Tafelronde, Het Kahier en de jongeren van Frontaal. (Gard Sivik weigerde mee te werken)

Hieruit vloeien begin jaren 1960 een aantal poëziemanifestaties voort in samenwerking met plastische kunstenaars.

• 1960: Jef Verheyen bracht gedichten aan op zijn monochrome schilderijen
• 1961: Gedichten van Paul de Vree werden verwerkt in asemblages van Vic Gentils. Van Adriaan de Roover werden gedichten op glas geplakt of op een naaibuste genaaid.
• Het AMVC te Antwerpen organiseerde de tentoonstelling ‘Tentoonstelling van Objectieve Poëzie’ wat de aanzet was voor de concrete, visieve poëzie van Paul de Vree.

1963: De Tafelronde zet deze ontwikkeling op scherp in haar speciale nummer ‘Nieuwe tendenzen in de poëzie’

1963: De dominante positie van Paul de Vree ontketent een opstand, die haar neerslag vindt in het pamflet van Adriaan de Roover e a ‘De Vree, de dood van een kritikus’. Het pamflet besluit: “Wij doen niet mee. Wij willen proper zijn. Wij willen niet sociaal blinken. De VENT Paul de Vree is gestorven. Wij hebben hem begraven.”

• De Roover wordt uit de redactie van De Tafelronde geschrapt en verdwijnt voor 20 jaar van het literaire toneel.
• Adriaan Peel neemt ontslag en richt het tijdschrift ‘Lepel’ op.

1964: De Tafelronde is voortaan het blad van Paul de Vree, omringd door volgelingen en geestesgenoten.

1960-1965: Hoogtepunt – desinte-gratie – naar iets nieuws

1957-1959: De jongeren van het tijdschrift Frontaal (1957-1959) o.a; Nic van Bruggen manifesteerden zich al uitdrukkelijk als “60-ers”, doch eerder als een soort zelfaffirmatie.

1958-1960: Hoogtepunt van het poëtisch experiment. Ondanks de verscheidenheid was de dynamiek vrij homogeen.

1960-1965: Vol interne tegenstrijdigheden en versplintering.

• Er ontstaan talloze kleine marginale tijdschriftjes: Hoos (960-1961); Nul (1961-1965); Kontrast (1961-1963); Punt 5 (961-1962); Stuip (1961-1967); Baal (1962): Nieuw tweemaandelijks tijdschrift (1964-1965); TNT (1965-1967): Monas (1962); Labris (1962-1975) en Lepel (1963-1965).
• Er ontstaan diverse scholen: Concrete/Visieve poëzie (Paul de Vree); Underground poëzie (Labris); Ben Klein met ‘reine poHesie’ (Het Kahier)
• Het wordt moeilijker om individuele dichters onder te brengen bij het experiment of de traditie.

Selectief overzicht van het tijdschriftencircuit 1960-1965

NUL (1961-1965)

Poging van Dirk Claus om een herbezinning op het experiment teweeg te brengen.
Legde vele contacten met de internationale avant-garde en liet auteurs als Michel Butor, Günther Grass, Anaïs Nin e.a. naast Nic van Bruggen, Freddy de Vree, Marcel van Maele, Lucienne Stassaert e a in het tijdschrift publiceren.
Via zijn uitgeverij Paradox Press kwamen heel wat experimentele bundels op de markt.

TNT (1965-1967)

Poging om via een fusie tot frontvorming te komen.
Betrokken waren de tijdschriften Baal (Bobb Bern), Stuip (Tony Rombouts), Het Nieuw Tweemandelijks Tijdschrift (Werner Cranshoff en Jan Diels).
TNT hield het niet lang vol: vier afleveringen, gespreid over drie jaar.

LABRIS (1962-1975)

Redacteuren: Marcel van Maele, Max Kazan, Leon van Essche, Hugo Neefs, Luc Vroom.

Labris situeert zichzelf in de labyrintisch maniëristische traditie

 “De welbewuste inschakeling van het gedicht in de labirintische traditie der maniëristen, vernuft-kunstenaars, die een hallucinerende, uiterlijk geheime, getuigenis afleggen van een ars antipoetica met als bronnen: het ongelooflijke, het tegengestelde, het dubbelzinnige, de metafoor, het sofisme, de toespeling.”
 Het programma heeft een zekere tweeslachtigheid die teruggaat op de eeuwige tegenstelling ethisch/esthetisch. Bij Labris wordt dat
Objectiviteitslyriek <=> subjectiviteitslyriek

Leon van Essche: ‘de dichter is ingenieur,alchemist, <=> Marcel van Maele, Max Kazan: de dichter
teruggetrokken in het laboratorium van de taal <=> zit geprangd tussen zichzelf en de realiteit.

 Jazz-poëzie: Max Kazan, Hugo Neefs, Ivo Vroom.
 Affiniteiten met de internationale underground o a de Amerikaanse beatgeneration.

Labris zal de retorische slogans over poëzie als experiment, avontuur, alchemie en onderzoek letterlijk toepassen. Het gevestigde literair systeem zal dit van het goede iets teveel vinden en de groep niet omarmen.

1965: Het experiment als allesomvattende dynamische beweging is op sterven na dood.

Na Labris werd er geen nieuw tijdschrift van enige envergure met een experimenteel poëzieprogramma meer opgericht.
Na 1963 ligt het accent op de vernieuwing van het proza en de literaire kritiek: Diagram (1963-1964); Bok (963-64); Heibel (1965-1984); Komma (1965-1969); Mep (965-1968);

1963: Oprichting van het tijdschrift Yang (Rijksnormaalschool Gent – Roger Serras)

Het experiment, het hermetische, het maniërisme wordt verlaten. Poëzie moet meer aansluiten bij de realiteit. Prille aanzetten van het Nieuw realisme.
Het literair gewicht verschuift van Antwerpen naar Gent. Studenten zijn nu aan zet en nemen het initiatief over.

Schrijvers