Maakt deel uit van:de theaterwereldVan-Nu-en-Straks
HERMAN TEIRLINCK
Sint-Jans-Molenbeek 1879 – Beersel, 24 februari 1967
Eig. Herman Louis Cesar Teirlinck
Veelzijdig kunstenaar: dichter en prozaïst, essayist en toneelschrijver, stichter van literaire tijdschriften, en tevens tekenaar en schilder, bandverluchter en meubelontwerper, docent en conferencier, acteur en regisseur en zelfs auteur van filmscenario’s en tenslotte – zoals blijkt uit de getuigenissen van zijn vrienden een boeiend en innemend causeur.
Van Van Nu en Straks is Teirlinck zowel de benjamin als de nestor. Weliswaar komt aan Streuvels de eer toe van langst overlevende, maar het is Teirlinck die als laatst aangekomene de geestelijke idealen van Van Nu en Straks het verst in de tijd heeft uitgedragen, zowel door zijn prominente rol in het Vlaamse cultuurleven als door zijn literair werk.
Vermeylen over Teirlinck: “Een leven van Proteus of Twaalf Ambachten en Dertien Overwinningen”.
BIOGRAFIE
24 februari 1879: Geboren in de Vier-Windenstraat te St.-Jans-Molenbeek bij Brussel.
- Hij is enige zoon van de vijf kinderen van de bekende Oostvlaamse taal- en volkskundige Isidoor Teirlinck en Oda Josephina van Nieuwenhove.
- Vader en moeder staan beiden in het onderwijs te Brussel. Isidoor Teirlinck heeft zijn onderwijzersdiploma gehaald aan de Rijksnormaalschool te Lier en was leraar wetenschappen aan de Brusselse stedelijke normaalschool Karel Buls. Josephina is directrice van een fröbelschool te Sint-Jans-Molenbeek, in een proletarische buurt.
- Wanneer Herman geboren wordt hebben zijn vader en Reimond Stijns (gehuwd met de zus van Hermans moeder – reeds een behoorlijk gezamenlijk oeuvre op hun actief, waaronder Bertha van den Schoolmeester (1877), Frans Steens (1879) en Baas Colder ‘1870).
JEUGDJAREN
1880-1885: Idyllische jaren te Zegelsem. Herman wordt dikwijls bij zijn grootouders– die er met hun zonen een smidse uitbaatten – ondergebracht. De voornaamste reden was zijn fragiele gezondheid die hier, in het landelijke en heuvelachtige Zuidoost-Vlaanderen, beter kan opfleuren dan in het stadse Sint-Jans-Molenbeek. Voor hem is het een stukje paradijs vol volksverhalen en legenden, vol van resonerende natuur. Het zal levenslang zijn literaire verbeelding voeden.
Tot de zomer van 1886 heeft Herman zijn moeder als kleuteronderwijzeres altijd in zijn onmiddellijke buurt
1886 -1890: Leerling in de Lagere School Karel Buls te Brussel.
1890-1897: Volgt de Grieks-Latijnse humaniora aan het Koninklijk Atheneum te Brussel.
- Het Brusselse atheneum levert beroemde namen in spe af: de bacterioloog en latere Nobelprijswinnaar Jules Bordet studeert er af in 1886. Latere minister Henri Jaspar volgde er les, alsook de schrijver Camille Lemonnier, de latere burgemeester Charles Buls, August Vermeylen en zijn vriend Jacques Dwelshauvers studeerden er in 1890 af.
- Het atheneum had dus een reputatie hoog te houden, zodat er onder het lerarenkorps heel talent rondliep dat later een ambt aan de universiteit zou bekleden.
- Hij sluit er vriendschap met de evenzeer literair actieve Jef Mennekens. En net als hij heeft Mennekens een zwak voor amateurtoneel
Op het atheneum kreeg hij enkele semesters les van de flamingant en taalzuiveraar Hyppoliet Meert, , die ook nog les had gegeven aan Karel van de Woestijne. Hij attendeert Herman op een paar opstellen van Van de Woestijne.
- Hermans eerste Nederlandse verzen in zijn atheneumtijd worden gepubliceerd in Land en Volk (1890-1895), een jeugdtijdschrift bestuurd door Pol Anri. In de redactie zat o m Isidoor Teirlinck. Het waren eerder krampachtige pogingen om woorden en beelden in een eng classicistisch keurslijf te prangen.
Maart 1896: De zeventien jarige Herman – schrijver in de dop – doet zijn intrede bij het De Distel geïntroduceerd door zijn vader.
Maart 1896: De zeventien jarige Herman – schrijver in de dop – doet zijn intrede bij het De Distel geïntroduceerd door zijn vader.
- De Distel (met als kenspreuk ‘Hekelig niet stekelig), was een baken van het Vlaams culturele leven in Brussel rond de eeuwwisseling. De vereniging bood een forum aan cultureel geïnteresseerde Vlaamse Brusselaars, met aandacht voor gesprek, debat, lectuur en ook gefeest.
- Het kunstgenootschap De Distel 1881-1908 – dbnl
1897: Herman Teirlinck zet zijn eerste publieke stappen in het poppenspel, een liefde die hij zijn hele leven lang zal koesteren.
- Medestichter van het poppentheater ‘De Gezellen van het Poppenspel’. De componist August de Boeck uit Merchtem en Paul Gilson zorgden voor de muziek. Andere leden waren Willem Gijssels en Fernand Toussaint. Teirlinck snijdt zelf de poppen en zorgt samen met Toussaint voor de teksten.
DE MOEILIJKE JAREN: DE ZOEKTOCHT NAAR ZICHZELF
1897: Vader Teirlinck droomde voor zijn zoon van een academische titel en had hem graag geneesheer zien worden.
- Herman liet zich daarom in de zomer van 1897 inschrijven in de Faculteit der Wetenschappen aan de ULB. Hij slaagde in het eerste jaar met onderscheiding.
1898-1899: Hij begint aan zijn tweede kandidatuur, academiejaar 1889-1899, maar is meer dan ooit met literaire projecten aan de slag, zoals de poëziebloemlezing Metter-Sonnewende.
Uiteindelijk neemt hij geen deel aan de examens.
In dezelfde periode leert hij Mathilde Lauwens – zijn latere echtgenote – kennen, een knappe dochter van een herbergier aan het St. Katelijne plein. Het wordt een omstuimige liefdesrelatie die niet bepaald door zijn ouders wordt gesteund, zelfs tegengewerkt.
1898: Een aantal van zijn verzen vinden de weg naar het tijdschrift Van Nu en Straks.
- In het spoor van Guido Gezelle riep hij natuurbeelden op uit zijn kinderjaren en smeedde met het Zuidoostvlaams eveneens een ‘particularistisch werktuig’
1899: Start met zijn studies Germaanse filologie aan de Gentse universiteit. Maar ook dat loopt met een sisser af
- Het studentenleven, de activiteiten binnen de studentenclub ’t Zal wel Gaen en het poppenspel dat hij van Brussel had meegebracht, nemen al zijn tijd in beslag.
- Hij wil er ook – samen met Toussaint van Boelaere en Victor de Meyere het tijdschrift Metter Sonnewende Het blijft echter bij één enkel nummer, met daarin gedichten die hij onder eigen naam en onder verschillende pseudoniemen opneemt.
- Hij schrijft zich in voor de eerste zittijd in juli, maar komt niet opdagen
- Gaandeweg wordt het hem duidelijk: hij zou schrijver worden, een artistieke carrière opbouwen. Zijn eerste pennevruchten, zowel in het Nederlands als in het Frans, gaan niet onopgemerkt voorbij, zijn tekentalent en ‘oratorisch vermogen’ worden alom geapprecieerd.
In Gent leert hij ook een aantal nieuwe vrienden kennen, onder wie de veelbelovende dichter Karel van de Woestijne, die er de colleges volgt als vrij student, en diens goede vriend, de drukker Julius de Praetere.
1899: De intrigerende bloemlezing – het eerste en enige nummer van het gelijknamige tijdschrift Metter-Sonnewende – wordt gedrukt en verspreid door Van Hauwermeiren te Geraardsbergen.
- Metter-Sonnewende wordt gepresenteerd als een tijdschrift en een gezamenlijke bundel met sonnetten van Jeannette Nyhuis, Victor de Meyere, Herman Teirlinck, Fernand Toussaint en Jan van Overeyde. Willem Kloos zorgde voor een voorrede, Prosper van Langendonck levert een repliek daarop en Jacobyne Nyhof – Teirlinck zelf – ontwerpt de ‘ornamentaties en stafletters’. Ook Jeannette Nyhuis, Jan van Overeyde zijn beiden pseudoniemen voor Teirlinck zelf.
- Zijn sonnetten blijven ook in deze bundel veelal onpersoonlijke stijloefeningen: ze suggereren wat de bundel Verzen uiteindelijk zal aantonen: Teirlinck heeft geen lyrisch temperament.
- Metter-Sonnewende wordt ook in Antwerpen verspreid, zij het op kleinere schaal. Daartoe wordt de dichter Karel van den Oever ingeschakeld, met wie zowel Teirlinck als Willem Gijssels het in die jaren best kan vinden.
25 augustus 1900: Burgerlijk huwelijk van Herman Teirlinck en Mathilde Lauwens. Stella Hermina Lauwens, geboren op 17 juli 1900 en dus anderhalve maand oud, wordt in dezelfde huwelijksakte door haar vader erkend en gewettigd, zodat ze voortaan de familienaam Teirlinck draagt.
EERSTE STAPPEN ALS DICHTER
1900: Na afzonderlijke gedichten gepubliceerd te hebben in Van Nu en Straks en, onder pseudoniem in ‘Metter Sonnewende’, komt zijn enige individuele dichtbundel ‘Verzen’ op de markt. Juul de Praetere drukte het ca 80 bladzijden tellende bundeltje – met slechts 23 gedichten – op zijn handpers te Sint-Martens-Latem. Teirlinck kleurde eigenhandig de illustraties in. Ouders en vrienden zijn opgetogen.
Inhoudelijk zien we een evolutie van classicisme over romantische bewogenheid naar een religieuze pantheïstische natuurlyriek die bijzonder Gezelliaans aandoet.
De Leekdisse
Een zuiver waterken ligt in het loover
Te rusten. ’t Blauwe zonlicht valt erop.
En eene spinne kruipt er langzaam over
En wrijft soms met een pootje om haren kop.
Nu komt een schrijverke uit het gras gedreven
En spoedt zicht warrelend door het jonge riet,
En doet het water eene wijle beven.
zodat de spin verwonderd ommeziet.
De poel wordt stille en tusschen de grauwe keien,
Heel diep langs den grond, zie ’k zachtjes aan
Een ouwe leekedis zich neerevlijen
En haren steert traag heen en weere gaan
1900: Publiceert een suite Franstalige poëzie in de Almanach de l’Université de Gand publié sous les auspices de la Société Génerale des étudiants liberaux.
- Het betreft de gedichten: ‘Envoi’, ‘Promenade’, ‘Cabtilène’, ‘Sincérité’, ‘La Cordace’, ‘Villanelle’ en ‘T’épiniceé.
- Het zijn jeugdverzen met archaïsche strofen zonder eigen persoonlijkheid
- Eerder – 1899 en eveneens in de Almanach de l’Université de Gand publié sous les auspices de la Société Génerale des étudiants liberaux – had hij ook Franstalig proza gepubliceerd nl. de novelle ‘La main noire’.
DEBUUT ALS PROZASCHRIJVER: REALISTISCH-NATURALISTISCHE ZEGELSEMSE VERHALEN
1901-1902: Onder invloed van de realistisch-naturalistische verhalen van Streuvels, putte hij uit zijn kinderjaren te Zegelsem stof voor de boerennovellen in Landelijke Historiën (1901) als 10de nummer in Flandria’s Novellenbibliotheek en De wonderbare wereld (1902).
- Met deze publicaties – die bij de critici zeer goed werden ontvangen – plaatst hij zich meteen in de rij vernieuwers van het Vlaamse proza en verwerft hij een introductiekaart voor de grote Noordnederlandse tijdschriften.
- Bovendien wordt Teirlinck erkent als polyvalent: een schrijver met grafische talenten, rad van tong, commerciële feeling, ambitieus, en een sterk karakter. Uitgever van Dishoeck ziet het wel zitten.
25 augustus 1902: Twee jaar na zijn burgerlijk huwelijk, wordt Teirlincks kerkelijk huwelijk ingezegend in de Molenbeekse Sint-Jan-Baptistekerk. Bij die gelegenheid ontvangt de kleine Stella het doopsel. Ook zijn tweede dochter Leentje zal gedoopt worden op 25 februari 1906 in de Sint Sebastiaanskerk te Linkebeek.
1902-1906: Wordt beambte bij de Dienst Schone Kunsten van het Stadsbestuur te Brussel, een soort sinecure, die hem enerzijds in staat stelde om aan zijn literaire projecten te werken, anderzijds contacten te leggen in de theaterwereld..
- In deze hoedanigheid was het zijn opdracht om de prestatie van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, een door de stad gesubsidieerd gezelschap, te evalueren.
1903: Medestichter, redacteur van het tijdschrift Vlaanderen. Maandschrift voor Vlaamsche letterkunde (1903-1907), waarin de kolommen geopend worden voor oud-medewerkers van Van-Nu-en-Straks zoals René de Clercq, Léonce du Castillon, Jef Mennekens en Edmond van Offel. Maar ook vele andere topschrijvers verlenen hun medewerking. Bovendien herwaardeert het tijdschrift de heimatliteratuur in het kielzog van het oeuvre van Streuvels.
1903: Beëindigt zijn eerste roman ‘Het stille gesternte’, een sociaal-realistische roman opnieuw met thema’s uit het boerenleven. Van Dishoeck geeft hem uit, Teirlinck verzorgt de bandversiering. Het boek wordt niet onverdeeld gunstig onthaald.
- Over Herman Teirlinck, ontwerper van boekbanden, typograaf en illustrator, werd een themanummer gepubliceerd door het tijdschrift “Ex Officina” van de hand van Dirk Van Eldere.
1905: De bundel verhalen ‘De Doolage’ brengt hem via Willem Kloos, W.G. van Nouhuys en Johan de Meester sr. bekendheid in Nederland.
Bekroond met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van de Provincie Brabant
LINKEBEEK: OVERGANGSFAZE NAAR DE STADSROMAN
Lente 1905: Wanneer Teirlinck zich in Linkebeek vestigt komt hij heel gauw in contact met het Linkebeekse cultuurleven.
- Weldra was hij tevens de bezieler van de plaatselijke toneelgroep De Eendracht, waarvoor hij schrijft een hele reeks toneelschetsen schrijft en mee optreedt – onder de pseudoniemen Hermelijn en Knilriet (een omkering van zijn naam)– in een twintigtal rollen. Hij is er tevens ere-voorzitter een functie die hij deelt met de lokale geuzebrouwer en mecenas François van Haelen.
- Via Van Haelen komt hij ook in contact met het luministische impressionisme van de ‘Zenneschilders’ of ‘Kalevoeters’, Willem Paerels, Gust Oleffe, Ferdinand Schirren, Louis Thevenet, Edgar Tytgat en Rik Wouters. Het is in Van Haerens woning naast zijn brouwerij dat deze schilders – later bekend als de Brabantse fauvisten – hun ontmoetingsplek hebben.
1906: Het luministische impressionisme laat hem niet onberoerd: in “Zon. Een bundel beschrijvingen” (1906) poogt hij het feest van licht en vreugde in een virtuoos woordenspel te vatten. De bundel is een merkwaardige poging om de wisselwerking tussen schilderkunst en woordkunst binnen het impressionisme te vatten, zodat sommige passsages er haast uitzien als taalkundige versies van beroemde schilderijen:
‘De dag stort overdadig binnen en spat in de kamer uiteen. De zilveren winterzon wappert er als een jonge vlag. De zon blikkert ongewoon, stuit tegen de klaterende ruiten, dringt menigvoudig in huis sprietelt op de nachttafel, op het parelsnoer, op het zakuurwerk, botst in het bed, blekt langs het witte laken en de gele sargie, en breekt zielloos tegen het bruine, bloem-bemorste, alles-opslurpende wandpapier. Ze taakt een zijkant van de tafel en leutert tussen de koperen ornamentjes van het Turks tapijt. Het meest echter leeft ze in ’t geharrewar van de vrouwenjaponnen’
20 december 1906: Teirlincks eerste ‘Brusselsche Kroniek’ is te lezen in het Antwerpse half wekelijkse nieuwsblad De Standaard : ‘De Toestand’, een stuk waarin hij de bisschoppelijke brief hekelt waarin het Frans als wetenschapstaal gepromoveerd wordt ten nadele van het Nederlands. In journalistiek opzicht zijn deze kronieken die hij tot in 1908 schreef wellicht zijn belangrijkste artikelen.
HET STEDELIJKE IN DE ROMAN KRIJGT ZIJN VOLLE AANDACHT
Vanaf 1907 neemt Teirlinck afscheid van de landelijke beschrijvingen, zijn aandacht richt zich volop op het stedelijke.
1907: Naast zijn ‘Brusselsche Kroniek’ schreef Teirlinck in De Standaard ook de vervolgroman Het avontuurlijke leven van Lieven Cordaat, een bizarre kruising tussen detective- en een sentimentele liefdesroman. Model stond Charles Dickens’ The mystery of Edwin Drood.
‘Verschijnt uw roman-feuilleton uit De Standaard, Het avontuurlijk leven van Lieven Cordaet?’
– ‘Ik denk het niet, ik ben er niet tevreden over. Ik vrees dat er wel wat contradicties in ’t werk schuilen… Wanneer ik dien roman begon, bevond ik mij in al te ongunstige omstandigheden. Feuilletonneeren is zeer ondankbaar werk. In alle geval zou ik Lieven Cordaet niet willen herbeginnen, jongen’ André de Ridder (red.), Onze schrijvers. Geschetst in hun leven en werken. Tweede bundel (Vlaamsche schrijvers). Hollandia, Baarn 1909
1907-1938: Voordrachthouder aan de Stedelijke Openbare Leergangen te Brussel.
1908: Een hoogtepunt is de roman Mijnheer J.B. Serjanszoon, Orator Didacticus, in feite een reeks schetsen van de verschillende poses van een hyperindividualistisch estheet die wel fijn voelt, maar niet diep denkt. Het geschrift reflecteert ‘le culte du moi’ (Anatole France, Maurice Barrès en Ernest Renan),de filosofie van het ‘natuurlijk egoïsme’, de levenshouding van uiterlijk fatsoen en geraffineerd, doch oppervlakkig genieten ‘met volle teugen van de tegenwoordige tijd’.
- Teirlinck zal uit deze roman een drietal toneelschetsen distilleren. Eén ervan, Allerzielen, is door Willem Royaards in 1910 zonder groot succes gespeeld.
Dat hij geleidelijk meer en meer belangstelling krijgt voor het toneelwezen en de theoretische aspecten ervan, blijkt uit de tweedelige publicatie Het Vlaamsch Toneel, gepubliceerd in het tijdschrift Vlaamsche Arbeid (1908)
1909: Belgisch correspondent bij het Amsterdamse Algemeen Handelsblad. Ook bij Het Vaderland kan hij in de loop van 1910 gedurende enkele maanden enkele artikelen kwijt.
1909: Het ivoren aapje. Roman van Brusselsch leven. Een in die tijd gedurfde en geapprecieerde stadsroman, in feite verhalen over het leven van de mondaine nogal decadente hogere bourgeoisie.
1910 – 1936: Wordt aangesteld tot leraar aan de Ecole Normale de la Ville de Bruxelles Charles Buls (toen nog ééntalig Frans). Hij doceert wekelijks op vrijdagavond Nederlandse letterkunde aan de toekomstige onderwijzers.
- Een van zijn studenten is Julien Kuypers (1892-1967), zoon van de Pepingse hoofdonderwijzer Victor, die samen met Isidoor Teirlinck aan de Normaalschool van Lier heeft gestudeerd. Kuypers zal later carrière maken in de overheidsadministratie, kabinetschef worden van verschillende socialistische ministers en een belangrijke rol spelen in de toenmalige NIR/BRT. In 1967 volgt hij Teirlinck op als hoofdredacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
1912: Teirlinck roept de beruchte Mijolclub in het leven. De leden behoren tot het uitsluitend mannelijke kruim van de Vlaamse Letteren en kleven uiteenlopende filosofische en ideologische strekkingen aan.
- Mijol verwijst niet alleen naar het ‘bakschieten’ een populair caféspel waarbij men poogt een koperen munt in de gleuf van een houten bak te werpen. Bij analogie betekent het in het Brussels ook de vrouwelijke schaamstreek.
- Gezellig samenzijn was uiteraard het belangrijkste, met zang, de nodige spijs en drank en bijbehorende gekkigheid.
- De ledenlijst is indrukwekkend. Zowat iedereen met naam en faam in de Vlaamse letteren was erbij.
1913 – 1926: Gebeurtenissen in zijn familie brengen Teirlinck in de directeurszetel van de meubelfabriek Ateliers Victor De Cunsel, Hij wordt zelfs secretaris van de vakbond der werkgevers in de houtindustrie. In die hoedanigheid onderneemt hij enkele prospectiereizen naar o.m. Berlijn, Wenen, Parijs waar hij met allerlei kunstrichtingen in contact komt; van een reis naar het toenmalige Belgisch Kongo brengt hij maskers mee.
- Victor de Cunsel is achtereenvolgens met twee van de zussen Teirlinck (Lea en daarna Martha) getrouwd geweest. Hij heeft een zoontje van Lea dat nog steeds minderjarig is wanneer de Cunsel zelf overlijdt. Aan Herman Teirlinck wordt gevraagd om de leiding van de onderneming – een ‘Menuiserie de luxe & ordinaire moulure’ – op zich te nemen, tot het zoontje meerderjarig is.
- Aldus komt hij – via Streuvels – in contact met de Kortrijkse meubelmaker, schilder & mecenas Jozef de Coene, die met zijn broers een internationaal gerenommeerde meubelzaak uitbaat. Samen slagen ze erin om de handel naar het buitenland te versoepelen via een vereenvoudiging van de tolformaliteiten.
- Teirlinck is dan ook regelmatig te gast op de zgn. ‘Maandag-tafel’ – een kleurrijke artistieke kring rond de steenrijke gebroeders De Coene. Tot de vaste tafelgangers behoorden Streuvels, Willem Putman, Albert Saverys en Emile Claus, maar ook Walschap, Valerius de Saedeleer, Permeke, August Vermeylen enn Camille Huysmans waren regelmatig present.
- In 1924 komt Karel Maes hem bijstaan in de meubelzaak, om twee jaar later, na zijn huwelijk met Stella in augustus 1926, de directeursfakkel over te nemen.
WERELDOORLOG I
WO I stelt de eenheid binnen de Vlaams cultureel-artistieke gemeenschap zwaar op de proef.
Teirlinck behoort van meetaf aan tot de passivistische groep, die het taalvraagstuk beschouwt als een louter binnenlandse aangelegenheid die geen buitenlandse inmenging verdraagt.
Dat is niet eenvoudig want Teirlinck is zeer bekend met een aantal Duitsgezinde Vlaamse Brusselaars van bij de Distel. Bovendien is zijn zwager Willem Gijssels al sinds 1915 in troebel activistisch vaarwater verzeild.
Toch is Teirlinck ietwat opportunistisch: via de Duitse censor – tevens dichter, interieurarchitect (goed bekend met Henri van de Velde) en redacteur van het tijdschrift Die Insel – Rudolf Schröder, tekent hij een contract met Insel Verlag, wat er o m voor zorgt dat de teksten bestemd voor De Gids, keurig op tijd in Amsterdam toekomen en een aantal van zijn teksten in het Duits vertaald uitgegeven worden.
- 1916: Nachmittagsschlaf in de jaarlijkse Insel-Almanach voor 1917 pp 67-75 (gepubliceerd in 1916) vertaald door R.A. Schroeder
- 1917: Kippenberg geeft bij Insel Verlag Johann Doxa uit in het Duits vertaald door Rudolf Schröder.
- 1917: Sommergequäle In: “Flämisches Novellenbuch. Gesammeld und übertragen von Friedrich Marcus Huebner, pp 369-402. Insel Verlag, Leipzig
- Constant van Buggenhaupt: Puppenspiel, Frans Verschoren: Blauer Montag, Cyriel Buysse: Der Herr Bürgermeister, Felix Timmermans: Die sehr schönen Stunden von Jungfer Symforosa, dem Beginchen, Piet van Assche: Bauer und Vagabund, August Vermeylen: Der Kampf mit dem Engel,
Maar ook: hij is één van de 77 ‘Vlaamsche Notabelen’ uit het bezette België die het manifest van 10 maart 1917 ondertekenen dat de Flamenpolitiek en de activiteiten van de Raad van Vlaanderen ten zeerste afwijzen
1917: Tot lid verkozen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.
1917-1918: Tijdens WO I begon hij samen met zijn vriend Karel van de Woestijne een roman in briefvorm te schrijven: De Leemen Torens. Vooroorlogse kroniek van twee steden. (gepubliceerd in De Gids in 1917-1918, in boekvorm in 1928). Het lag in de bedoeling om vanuit hun geboortesteden (Gent en Brussel) de periode 1895-1910, de ‘Belle Epoque’ en de ineenstorting ervan te evoceren.
- Ondanks de gezamenlijk opgestelde leidraad en een uitvoerig fichestelsel over de personages, liep het project vast. Van de twee geplande delen raakte alleen het eerste af en dan nog in een zeer tweeslachtige vorm.
NA WO I. CONNECTIES MET HET HOF
1919: Wordt briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Van toen af wordt hij een belangrijk man.
- Op 22 april 1922 wordt hij werkend lid. Hij neemt hiermee de plaats in van Hugo Verriest. Eind november 1932 wordt hij voorzitter van de Academie.
1920: Wordt benoemd tot leraar Nederlands van de dan 19-jarige Hertog van Brabant, de latere Koning Leopold III. Teirlinck is de eerste Vlaamse hofdignitaris en wordt een vertrouweling van het Belgische Hof.
- Geleidelijk aan wordt de koninklijke opdracht uitgebreid. Privéadviseur van Koning Albert I in 1931 en, na de dood van de koning, raadsheer voor kunsten en wetenschap van Koning Leopold II in 1934. Vooral met de artistiek onderlegde koningin Elisabeth kan hij het erg goed vinden.
- Gedurende 3 decennia zal hij zijn stempel drukken op de relaties tussen het koningshuis en het Vlaamse culturele veld.
1920: In de roman De nieuwe Uilenspiegel in tien boeken, of De jongste incarnatie van den scharlaken Thijl. komt het volkse element sterk op de voorgrond. Het individualistische estheticisme wordt verdrongen en een vitalistische visie wordt meer en meer zichtbaar.
- Tijl is hier een ‘fijfelaar en liedjestapper, nachtuil en zonneklopper, meisjesloper en tonneklinker, pensjager en flamingant, een Brussels ‘Ketje’ een symbool van het Vlaamse volk met zijn contrasten, onverwoestbare vrijheidsdrang en levenskracht.
NA WO I : LEVE HET TONEEL. DE DRANG NAAR VERNIEUWING
1921: Verhuis van Linkebeek naar Sint-Jans-Molenbeek.
1921: Benoeming tot docent letterkunde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hij zal er het vak doceren tot in 1938.
1922: Met De vertraagde film onderneemt Teirlinck naar eigen zeggen een schuchtere poging om uit de sleur te geraken van het realistische toneel. Geen ‘Tranche de vie-toneel meer, maar een poging om theater te brengen dat de toeschouwer confronteert met levensinzichten die existentiële vragen oproepen, en dat in een vorm die het anekdotische ten enenmale verwerpt.
- Het stuk kent bij zijn opvoering op 8 maart 1922 in de KVS te Brussel een explosief succes, en creëert met één slag een geheel nieuw verwachtingspatroon inzake drama in Vlaanderen.
Excursie: Over zijn toneelkritische geschriften
- Gedurende bijna 20 jaar heeft Teirlinck uitsluitend voor het toneel gewerkt. Uit zijn theoretisch e geschriften – Het Vlaams Toneel (1908), Over het wezen van de dramatiek (1924), Over de zuivere Dramatiek, naar aanleiding van Elckerlyc (1931), Pointering 48. Bestek voor een dispuut over toneel- en letterkunde in Vlaanderen (1948), Wijding voor een derde geboorte (1959) en Dramatisch peripatetikon (1960) – blijkt dat hij de toneelvorm koos, omdat hij daarmee het best zijn nieuw verworven sociale opvattingen kon tot expressie brengen.
Hij introduceert het expressionistisch toneel in Vlaanderen.
- Hoewel hij zijn esthetiserend verbalisme niet altijd in toom heeft kunnen houden, is hij er toch in geslaagd de dramatische principes van dit vernieuwend toneel toe te passen zowel in toneelstukken als De vertraagde film (1922), Ik dien (1924), De Man zonder Lijf (1925), Ave (1928) en De Ekster op de Galg (1937), als in openluchtspelen voor universiteitslustra (de Torenbestormer, 1923 voor Delft en het A-Z-spel, 1925, voor Leiden), de bewerkingen van Elckerlyc, De boer die sterft en Oresteia van Aeschylos, en de filmscenario’s voor Het Kwade Oog van Dekeukeleire (1937) en voor de Teirlinckfilm van Henri Storck (1953).
- Carlos Tindemans zegt in zijn appreciatie dat “De dramatiek van Teirlinck behoort tot de weinige vaste waarden in de literatuur van deze periode, zowel door de onloochenbare eigen aard van de scenische suggestiviteit als door de lyrische verleidelijkheid van het expressieapparaat”. (Rutten, Weisgerber p.384)
1925: Teirlincks inspanningen voor het toneel in Vlaanderen wordt bekroond met een eerste staatsprijs voor toneelletterkunde toen nog “Driejaarlijkse Wedstrijd in Vlaamse Toneelletterkunde” geheten.
3 augustus 1928: Overlijden van zijn eerste echtgenote Mathilde Lauwers, thuis in het appartement aan het Georges Brugmannplein in Elsene.
1928-1948: Wordt docent voor het vak ‘Techniek van het Theater’, later ‘Techniek en praktijk van het Theater’ aan het Instituut voor Sierkunsten, dat in 1925 was opgericht door Henri Van de Velde.
- Hij blijft er les geven tot in 1948.
- In 1938 volgt hij Henri Van de Velde op als directeur
- Kort daarop wijzigt de naam in “Nationale Hogere School voor Bouw- en Sierkunsten” (Ter Kameren).
In dit theaterlaboratorium kon hij zijn inzichten de vrije teugel laten.
- werkte rond projecten waarbij de deformatie van het menselijk lichaam – i.c. de acteur -, de dans als uitgangspunt van de beweging en het toneel mekaar beïnvloeden. (De danseres Akarova hielp hem bij deze realisaties).
- Zijn experimenten zochten ook naar het zogeheten ‘klimaat’ van een stuk en de vertaling ervan in het decor, het spreekkoor, het gebruik van maskers en pruiken, het beschilderen van toneelkostuums enz.
- Zijn zoeken werd geïnspireerd door de geschriften van de Engelse theatervernieuwer Gordon Craig, die onder meer vooropstelde dat theater uit dans is voortgekomen en beweging diende te zijn.
Het sloot allemaal aan bij de toenmalige Europese avant-garde.
1929: Nieuwe poging om met de oprichting van de halfmaandelijkse kroniek Vandaag het ideaal van een open, pluralistisch en progressief tijdschrift te realiseren. Het kent slechts een kortstondig bestaan (15 februari 1929-20 januari 1930).
24 januari 1931: Huwelijk met Johanna Hoofmans, met wie hij reeds sinds 1913 een buitenechtelijke relatie had.
1933: Benoemd tot privaatraad bij Koning Albert I;
1934: Raadsheer voor Kunst en Wetenschap bij Koning Leopold III.
9 oktober 1936: Verhuist naar Beersel, waar hij aan de Uwenberg een villa liet bouwen. Charles Dekeukeleire filmde er de film Het kwade oog naar het toneelstuk De vertraagde film.
1938-1951: Neemt de fakkel over van Henry van de Velde, door na hem de directie waar te nemen van Ter Kameren, de Nationale Hogere School voor Bouw- en Sierkunsten te Brussel.
1938: Ontvangt zijn eerste eredoctoraat aan de ULB te Brussel.
1938: SCHARNIERJAAR
Hij reduceert zijn lesopdrachten, lijkt het theater stilaan achter zich te willen laten. Schrijven zal hij des te meer: Maria Speermalie (1940), Griseldis (1942) en Rolande met de bles (1944), zijn maar enkele van wat de literaire kritiek zijn vitalistische romans zal noemen.
WERELDOORLOG II
Van bij de inval door het Duitse leger was Teirlinck vierkant tegen elke samenwerking met de bezettende mogendheid.
- Dat de flegmatieke Teirlinck bij de Duitse bezetter niet meteen goed ligt, is begrijpelijk. Vermoedelijk zal Teirlincks expressionistische stijl als toneelauteur en zijn eveneens als decadent begrepen levensfilosofie de Duitsers een doorn in het oog zijn geweest. Toch slaagt Teirlinck er zeer goed in om zich niet te engageren in pro-Duitse initiatieven om Vlaamse auteurs naar hun kamp te doen overhevelen.
- Reeds rond 1941 speelt Teirlinck met het oprichten van een Nationaal Theater, maar dat zal pas na de oorlog uit de startblokken
- De liederlijke activiteiten van de Mijol club lopen de hele oorlog gewoon door. Op iedere vrijdagavond komen de leden steevast bijeen in de herberg De Lievenkenshoek aan de Brusselse Kapellekerk.
- 1942: Teirlinck, Timmermans, Walschap en Claes nemen een behoorlijk lucratief initiatief wanneer beslissen om een uiterst verzorgde reeks op te zetten onder de naam De Blauwe Snoeckjes. De uitgeverij Snoeck, Ducaju en Zoon geven ze uit. Teirlincks Nationale Hoogere School voor Bouw- en Sierkunsten zorgt voor de typografische vormgeving. Teirlinks Griseldis verschijnt als nummer 2 van de reeks in januari 1943, maar gedateerd 1942. Zijn honorarium bedroeg 93.000 BEF gebaseerd op een oplage van 47.000 exemplaren tegen een verkoopsprijs van 6,30 BEF.
VITALISTISCHE ROMANS.
1940: Publicatie van Maria Speermalie, 1875-1937: levensgetijden op de heerlijkheid ’t Homveld.
- Vitalistische roman over de heerszucht van een vrouw waarin alle oerkrachten van het leven uitbarsten, afwisselend geschreven in brief-, kroniek-, beschrijvings-, en ontledingsstijl.
- Speelt zich af in het Zuidoostvlaamse kader van zijn eerste prozawerken.
1943: Griseldis, de vrouwenpeirle, een zogenaamd volksverhaal, dat voortbouwt op het middeleeuwse volksboek waarin de vrouw als stille kracht geschetst wordt.
1944: Publicatie van Rolande met de bles. De XXXX brieven van Rolande door Renier Joskin de Lamarche: Nederlandsche tekst met liminaire nota.
- Met raffinement geschreven briefroman. De lezer leest over de geestelijke en zedelijke ontreddering van een decadente landjonker uit Zuid-Brabant enkel in zijn brieven. De antwoorden en de persoonlijkheid van Rolande zal de lezer zelf invullen op basis van de suggesties in diezelfde brieven.
NA WERELDOORLOG II: DE TIJD VAN DE ERKENNING
Herman Teirlinck komt de oorlog ongeschonden door. Talrijk zijn de nieuwe aanstellingen bvb aan het hof of in het onderwijs. Ook zijn vriendschap met de Vlaamse Franstalige schrijfster Suzanne Lilar , echtgenote van de liberale justitieminister Albert Lilar, die voor een genuanceerde aanpak van de repressie stond, is hiervan een voorbeeld.
1946: Na veel onderhandelen ziet het Nieuw Vlaams Tijdschrift het daglicht. De jonge 26-jarige Hubert Lampo wordt redactiesecretaris van een zeer uitgebreide en ambitieuze redactie.
- Dit tijdschrift was de laatste levensdroom van August Vermeylen, waarvoor hij reeds het openingsartikel De Taak had geschreven.
- Teirlinck heeft het tijdschrift geleid tot op het einde van zijn leven met evenveel bezieling en gezag als Vermeylen destijds met Van Nu en Straks had gedaan.
- Het NVT zal tot 1983 blijven bestaan
1946: Een andere oude droom van Teirlinck wordt werkelijkheid: Het Nationaal Toneel (afdeling KNS) is operationeel. In het speeljaar 1946-1947 is ook de Brusselse KVS van de partij, waardoor Teirlincks Oresteia op 30 januari 1947 in première kan.
- Op deze wijze realiseerde Teirlinck ook de jeugddroom van August Vermeylen, Emmanuel De Bom en Alfred Hegenscheidt tot verruiming en verdieping van het toneelleven in Vlaanderen.
1 juli 1946: Officiële oprichting van de Studio van het Nationaal Toneel. De Studio zal van groot belang zijn als opleiding van de beste Vlaamse acteurs, regisseurs en theatertechnici. Vanaf 1 augustus is Teirlinck de eerste directeur. Er zijn 15 studenten onder wie Tone Brulin. Ook Dora van der Groen was één van de eerste studentes.
ERE-DOCTORAAT – LINTJES- ONDERSCHEIDINGEN EN BENOEMINGEN
- 20 mei 1947: ontvangt zijn tweede ere-doctoraat, nu van de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam.
- November 1947: Benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde en tot Grootofficier in de Kroonorde.
- 1948: Commandeur eerste klasse in de orde van de Leeuw van Finland omwille van zijn werk als directeur van Ter Kameren.
- 1951: Ereraad voor Kunst en Wetenschap bij Koning Boudewijn en kunstadviseur bij de directie van Schone Kunsten van het Ministerie van Onderwijs.
1951: De Arkprijs van het Vrije Woord wordt in het leven geroepen door Herman Teirlinck en de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift om te verhinderen dat ideologische bekrompenheid de vrijheid van meningsuiting en denken zou inperken. Hij wil die personen voor het voetlicht brengen die zich actief inzetten voor de vrijheid van denken. Er is geen geldbedrag aan verbonden.
1952: Het gevecht met de engel. Nederzetting van de Jeroens op O.L.V.-Welriekende.
- Hoogtepunt van Teirlincks episch talent en hooglied van het vitalisme: de geweldige strijd tussen twee geslachten, tussen natuur en cultuur te midden van de mysterieuze plechtstatigheid van het Zoniënwoud, ‘het heilige woud, waar de eeuwigheid hangt’.
- Refereert naar het werk van Bunuel en Prévert.
Eind 1952: De 73-jarige Teirlinck gaat officieel op pensioen als directeur van Ter Kameren en als docent aan het Conservatorium. Kort daarop volgt zijn aanstelling als privaatraad van Koning Boudewijn en van de Hertog van Brabant, prins Albert.
Hij blijft echter onverminderd bezig met theater en letteren, meer speciaal met het Nationaal Toneel en het NVT
November 1953: Henri Storck maakt – in opdracht van het ministerie van Onderwijs – de film ‘Herman Teirlinck’ op een scenario van Teirlinck zelf.
1954: Voor het scenario van Stock’s film was Teirlinck gaan sprokkelen in een aantal autobiografisch getinte opstellen zoals Bij het eeuwgetijde van mijn vaders geboorte en Mijn lieve moeder. Het geheel mondde uit in een tekst ‘Van en over Herman Teirlinck’ dat in 1954 werd uitgegeven ter gelegenheid van Teirlincks 75ste verjaardag en gratis geschonken werd aan de voorintekenaars van het Verzameld werk door Uitgeverij Manteau.
Oktober 1954: Bij het begin van het academiejaar ontvangt Teirlinck zijn derde eredoctoraat, nu aan de Luikse universiteit. Het is de eerste keer dat een Vlaming zich daar doctor honoris causa mag noemen.
1955 – 1973: Angèle Manteau geeft het Verzameld werk uit in 9 delen. De uitgave gebeurt onder leiding van Willem Pée.
1955: Uitgave van een ‘gesluierde’ autobiografie in romanvorm: Zelfportret of het galgemaal, waarin hij door het gebruik van de Gij-vorm tegelijkertijd het woord voert als tolk en rechter.
- Het is geen op feiten gebaseerde biografie, maar de ‘ontleding van een authentiek wezen’.
- De roman is Teirlincks antwoord op de vraag van A. Manteau naar een autobiografie voor het uit te geven Verzameld werk. Hij wordt dan ook als eerste werk in de Verzamelde werken opgenomen.
24 oktober 1956: Teirlinck ontvangt als eerste de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren op een plechtigheid in de Ridderzaal in Den Haag. Tegelijkertijd wordt hij benoemd tot Grootofficier in de Orde van Oranje Nassau.
1961: In zijn nadagen ontwerpt Teirlinck nog een drietal avondvullende toneelteksten die hij later bundelt onder de titel ‘Versmoorde goden’ (1961), een onderzoek naar verdrongen drijfveren en oergevoelens.
- Op elkaar volgden: Taco (1958), een schets van een in een historische context geplaatste oedipale moederbinding. Jokaste tegen God (1961), een aanvulling bij Sophocles en een pleidooi voor Jokaste als uitvoerster van de wil van de goden. De fluitketel (1961), een waarschuwing tegen de ontwrichting van het gezin en de maatschappij als gevolg van de doorgedreven emancipatie en allesoverheersende technologie.
13 september 1963: Teirlincks tweede vrouw Johanna Hoofmans bezwijkt na een vrij lang ziekbed aan kanker.
1963: Teirlincks laatste boek – met als titel Ode aan mijn hand – wordt een zelfbespiegelende reeks reflecties over het schrijverschap, het verlies van lichamelijke krachten, artistieke ambachtelijkheid, Vlaanderens hang naar culturele autonomie en figuren als Williem Elsschot, Harry Mulisch, Vladimir Nabokov, Pablo Picasso en Henry van de Velde.
1965: Met Teirlinck kampt al sinds het einde van Wereldoorlog II met allerlei kwaaltjes, maar sinds 1965 gaat het van kwaad naar erger. Hij sukkelt met zijn hart en lever. Zijn zicht gaat achteruit, zijn stem breekt.
4 februari 1967: Thuis in zijn woning te Beersel-Lot, 20 dagen voor zijn 88ste verjaardag, wordt een hartaanval hem fataal.
Twee dagen later wordt hij in intieme kring bijgezet in het graf dat hij met zijn tweede echtgenote Johanna deelt op de gemeentelijke begraafplaats.
Epiloog
PERIKELEN ROND HET HERMAN TEIRLINCKHUIS
Maart 1935: Op de Uwenberg – het hoogste punt van Beersel met wijds zicht op de Zennevallei – wordt een volledig onderkelderde villa met ruime omliggende tuin opgetrokken door het echtpaar Hess-de-Lilez
9 oktober 1936: Herman Teirlinck laat zich officieel inschrijven en betrekt de woning. Op voorspraak van de 44-jarige Eulalie Hess-de-Lilez krijgt hij de woning gratis ter beschikking.
7 februari 1967: Daags na de begrafenis van Herman Teirlinck krijgt zijn dochter telefoon van de eigenaars van het huis, dat het huis binnen de drie dagen moet worden leeggemaakt.
Karel Jonckheere kan conservator Ger Schmook er van overtuigen om meteen een deel van Teirlincks meubilair naar het Letterkundig Museum in Antwerpen over te brengen.
Het huis wordt vervolgens een tijdlang verhuurd.
1979: Honderd jaar na de geboorte van de auteur, verkoopt de eigenares het pand aan de gemeente Beersel, die er een toeristisch-culturele bestemming aan geeft.
- De villa wijdt twee vertrekken aan de schrijver: het salon en een trapje hoger, de werkkamer. De rest dient als galerij voor hedendaagse kunstenaars.
2012: Oprichting van de Herman Teirlinck Stichting. De stichting heeft tot doel de figuur en het werk van Teirlinck onder de aandacht te brengen, activiteiten te organiseren, niet-periodieke publicaties uit te geven en Teirlinck-studie te stimuleren.
September 2013: De gemeenteraad van Beersel besluit om het Herman Teirlinckhuis op 1 januari 2014 te sluiten.
15 januari 2014: Vlaams Minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois (NVA) heeft de voorlopige bescherming van het Teirlinckhuis goedgekeurd. De beslissing wordt definitief op 4 oktober 2014.
Maart 2015: De Beerselse gemeenteraad beslist om het Herman Teirlinckhuis openbaar te verkopen.
Maart 2016: De gemeente Beersel vraagt 395.000 euro voor het Herman Teirlinckhuis. Er is echter maar 1 kandidaat om het gebouw te kopen en die brengt een bod uit dat veel lager ligt dan de vraagprijs. De bieder heeft met de woning een cultureel-literair project voor ogen. Het huis zou daarbij ook toegankelijk blijven voor het grote publiek. De kandidaat-koper wil nog liever anoniem blijven, maar is wel bereid om het gebouw te restaureren met respect voor het beschermde statuut.
Februari 2017: De gemeenteraad van Beersel geeft groen licht om de verkoop van het Herman Teirlinckhuis af te ronden. De enige kandidaat-koper, vastgoedmakelaar Gino Coorevits, treedt op als mecenas. Hij zal het voormalige schrijversmuseum voor 35 jaar in erfpacht geven aan een nog op te richten vzw. De spilfiguren daarvan zijn Hugo De Greef, ex-Kaaitheater, en Sigrid Bousset, dramaturge en voormalig directrice van Passa Porta. Zij willen van het huis een residentie maken voor schrijvers en theatermakers, alsook kleinschalige initiatieven organiseren rond lezen en literatuur.
Najaar 2017: VZW Het Huis van Teirlinck kondigt zijn eerste activiteiten aan. Die vinden vooral buitenshuis plaats, o m in de KVS in Brussel, De Studio en het Conservatorium te Antwerpen.
In Beersel zelf vinden twee opendeurweekends plaats in de villa en in de tuin, op 11 november en 15 december. Tijdens dat laatste weekend wordt de Teirlinckbiografie van Stefan Van den Bossche voorgesteld. Van Teirlinck verschijnt er een heruitgave van Dramatisch peripatetikon, zijn standaardwerk over theater.
13 november 2021: Na anderhalf jaar restaureren wordt het Teirlinckhuis feestelijk geopend en kan het zijn artistieke plannen beginnen waarmaken. Er is een polyvalente publieksruimte, een salon waar in alle rust en zonder polarisering over actuele problemen kan worden gepraat en op de eerste verdieping een ruimte waar men writers in residence kan ontvangen.
BEKRONINGEN
- 1905: Bekroond met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van de Provincie Brabant voor De Doolage
- 1920: Priis van de Provincie Brabant voor De nieuwe Uilenspiegel
- 1925: Staatsprijs voor toneelletterkunde voor De man zonder lijf
- 1928: Staatsprijs voor toneelletterkunde, voor Ave
- 1950: Grote vijfjaarlijkse staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde voor zijn gezamenlijk werk.
- 1956: Kreeg als eerste de Grote Prijs der Nederlandse Letteren, gezamenlijk opgericht door de Belgische en Nederlandse regering
- Hij werd viermaal doctor honoris causa, nl. aan de Vrije Universiteit van Brussel (1938), de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (1947), de Rijksuniversiteit van Luik (1954) en de Rijksuniversiteit van Gent (1959). Dit is uniek in de geschiedenis der Vlaamse letteren.
OVER ZIJN WERK
Men kan zijn literair werk opdelen in drie perioden, gescheiden door telkens een kleine tien jaar zwijgen
- Het jeugdwerk tot zijn dertigste jaar, met als hoogtepunt Mijnheer J.B. Serjanszoon, orator didacticus (1908);
- dan de jaren twintig met velerlei expressionistische toneelexperimenten;
- ten slotte vanaf 1940 het vitalistische ouderdomsproza, waaronder zijn meesterwerk Het gevecht met de engel (1952).
Toneel lag Herman Teirlinck het meest aan het hart:
Als hij geen toneelstukken schreef of bewerkte, schreef hij er verhandelingen over.
In 1908 bracht hij Diertje voor het voetlicht. Daarna haalde hij uit het leven van Mijnheer J.B.Serjanszoon drie toneelspelen: De drie gratiën (1909), Allerzielen (1910) en Petite cousine.
Toen, na de eerste wereldoorlog, zijn vriend Jan Poot de direktie van de Vlaamse Schouwburg te Brussel in handen nam en er het repertoire wilde vernieuwen, schreef Teirlinck achtereenvolgens: De vertraagde film (1922), Ik dien (1923), De man zonder lijf (1925) en Ave (1928). In die tijd voerde hij ook, samen met Johan de Meester Jr., te Delft De torenbestormer (1923) en te Leiden het A.-Z.-spel (1925) op. Hij moderniseerde Elckerlyc (1931) en twee middelnederlandse boerten: Drie dagen here (1936) en De klucht van Plaijerwater (1937). In datzelfde jaar 1937 werd te Brussel De ekster op de galg opgevoerd, een stuk dat hij eerst in het Frans had geschreven (La pie sur le gibet) en daarna zelf had vertaald. Hij bewerkte ook voor toneel en radio Karel van de Woestijnes De boer die sterft. De eerste opvoering geschiedde in 1930 in Ter Kameren.
Na de tweede wereldoorlog schreef hij twee versies (in 1946 en in 1956) van Aischulos’ Oresteia – Treurspel der Overmaat in twee delen. De eerste kwam in 1947 in de KNS te Antwerpen voor het voetlicht. In 1951 werd zijn bewerking van het middeleeuwse Esbatement van de appelboom door Mechelse poppenspelers aldaar opgevoerd. Daarna schreef hij, vlug op elkaar volgend: Taco (1958), Jokaste tegen God (1961) en De fluitketel (1961). Dat was het laatste toneelstuk van zijn hand.
Zijn beschouwingen over toneel had hij in 1956 gepubliceerd onder de titel Wijding voor een derde geboorte. Drie jaar daarop volgde zijn Dramatisch peripatetikon – Stellingen en ontmoetingen, dat grotendeels een omwerking is van zijn Wijding en waarin dezelfde zienswijzen worden uiteengezet. Hij beschouwde dan ook zijn Peripatetikon als zijn ‘theatraal testament’.
Uit: DBNL. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1973
Teirlincks naam is van in zijn jonge jaren ook steeds verbonden geweest met die van leidende literaire tijdschriften:
- De tweede reeks van Van Nu en Straks (1896-1899)
- 1903: Redacteur-medestichter van het tijdschrift ‘Vlaanderen’, de voortzetting van Nu en Straks. Hij was er ook een tijd hoofdredacteur van.
- 1906: Brussels correspondent voor het Amsterdamse Algemeen Handelsblad.
- 1906-1908: Bijdragen voor het Antwerpse blad De Standaard.
- 1946: Medestichter en directeur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Herman Teirlinck (schrijver) – Wikipedia
- Herman Teirlinck • dbnl (heeft vele primaire teksten electronisch beschikbaar)
Referenties
- Prof. Dr. R. Vervliet, Van Nu En Straks. In: Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988 pp. 167-176 & 380-385 & 488-493.
- Jaak van Schoor, Herman Teirlinck. Vlaams Theater Instituut 1997. Reeks: Kritisch Theater Lexicon, Portretten van Podiumkunstenaars.
- Clement Caremans, Herman Teirlinck. Breviarium. Beknopt alfabetisch verklarend woordenboek over het leven en werken van Herman Teirlinck. Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen 1997. -317p.
- Stefan van den Bossche, Gij zijt zoveel mensen geweest. Herman Teirlinck 1879-1967, Houtekiet, 800 blz. Gebonden, geïllustreerd.
- Dirk van Eldere, Herman Teirlinck, ontwerper van boekbanden , typograaf en illustrator, in: vol 32 (themanummer) van Ex officina: nieuwsbrief van de Vrienen van e Universiteitsbibliotheek KU Leuven. 2019 -15p.
BIBLIOGRAFIE & FILMOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografie werd als volgt opgedeeld
- Chronologisch overzicht.
- Overzicht gerangschikt per genre alfabetisch op titel.
- Binnen deze rubriek vindt je een aparte meer volledige lijst met ook de niet uitgegeven werken. Hier wordt opnieuw de chronologie gehanteerd.
- Filmografie
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
- Stefan van den Bossche, Gij zijt zoveel mensen geweest. Herman Teirlinck 1879-1967, Houtekiet, primaire bibliografie pp 679-695
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
A. Chronologisch overzicht
1922 – 1940: EXPRESSIONISTISCHE TONEELEXPERIMENTEN
1940-1967: VITALISTISCH OUDERDOMSPROZA
1940 | Maria Speermalie, 1875-1937. (roman)
Amsterdam: Wereldbibliotheek. -339p. Enkele latere drukken |
GMP 72 |
1942 | Griseldis, de vrouwenpeirle. (roman)
Gent: Snoeck-Ducaju. -113p. |
|
1942 | Na den Fiertel in 1912. (verhaal)
In: Snoeck’s Groote Almanak 1943, pp 171-174. |
|
1943 | De ketellappers van Zeveneik. (sprookje)
In de bundel: Vertelsels over Janneke en Mieke door Ernest Claes, Herman Teirlinck, Felix timmermans en Gerard Walschap. |
|
1944 | De XXXX brieven van Rolande door Renier Joskin de Lamarche: Nederlandsche tekst met liminaire nota. (brievenroman)
Omslagtitel: Rolande met de Bles. Enkele latere drukken:
|
1ste druk GMP 61 |
1945 | XXXIV souvereine Nederlandsche sonnetten. (bibliofiel uitgegeven anthologie)
Uitgelezen door Herman Teirlinck, F.V. Toussaint van Boelaerde en August Vermeylen. Brussel: Uitgave Abdij Ter Kameren. -64 + [VIII]p. |
|
1946 | Aischulos’ Oresteia. Treurspel der overmaat in twee delen. (toneel)
In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 1 nr 5-6 (aug.-sept. 1946 ), pp 473-539. Tweede versie in: Het Toneel. Maandblad voor Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, 77 (1956) 5, z.p. Amsterdam, 1956. |
|
1948 | Pointering 48. Bestek voor een dispuut over toneelkunst en toneelletterkunst in Vlaanderen (essay)
In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 3 (1948), pp 497-538. |
|
1951 | Bij het eeuwgetijde van mijn vaders geboorte.
Tekst van een radiolezing van Teirlinck, gehouden op 2 januari 1951. |
|
1951 | In de bloeiende weiden. (essay)
Bevat: Bij mijn venster – Mijmeringen in de oude trant. |
|
1952 | Het gevecht met de engel. Nederzetting van de Jeroens op O.L.V.-Welriekende.(roman)
Brussel: A. Manteau. 2dln. Deel 1: -251+3p. Afmetingen: 23.25 x 15 (gebonden– linnen kaft met stofomslag) ) Latere drukken: 1957: 2de druk ibidem. 1976: Heruitgave in de reeks Grote Marnixpocket. – Antwerpen; vol. 118, Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV, Brussel. |
uitgave 1964 |
1954 | De piskijker. (toneel + 25 preliminaire stellingen)
In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 8 (1954), pp 1.145-1.178. |
|
1955 | Zelfportret of het galgemaal. (roman)
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. -230p. Voorpublicatie Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 9 (1955) pp 449-509, 587-631, 711-766. |
|
1955 – 1973 |
Verzameld werk in 9 delen.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV 9 dln. |
|
1956 | Wijding voor een derde geboorte. (theatertheoretische essays)
Antwerpen: Uitgeverij Ontwikkeling S.M. / Amsterdam: J.M. Meulenhoff. -208p. |
|
1956 | Oresteia. Treurspel der overmaat in twee delen. le deel: De dood van Agamemnoon. 2e deel: De dood van Klutaimnestra / Aischulos; Herschreven door Herman Teirlinck.
Leiden: A.W. Sijthoff. -15p. |
|
1956 | Monoloog bij nacht. (humanistische beginselverklaring)
In: De Vlaamse Gids, jg. 40 (1956), pp 641-648. |
|
1957 | Karel van de Woestijne: 1878-1929. (monografie)
Brussel: A. Manteau. -56p. |
|
1958 | ‘Niet vroeger zal de roman ten onder gaan’ (essay)
In: Gaat de roman ten onder? pp 52-60 Uitgegeven door S.M. Ontwikkeling, Antwerpen & Ad. Donker, Rotterdam. -61p. Auteurs: Herman Teirlinck , e.a. |
|
1958 | August Vermeylen, 1872-1945. (essay)
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -47p. |
|
1958 | Het esbatement van de appelboom. (poppenspel)
Mechelen: L. Contryn. -36p. |
|
1959 | Henry van de Velde. (essay)
Brussel: Elsevier. -17p. |
|
1959 | Dramatisch peripatetikon. Stellingen en ontmoetingen. (theaterleerboek)
Antwerpen: S.M. Ontwikkeling. -280p. |
|
1961 | De culturele autonomie in Vlaanderen (essay)
Verschijnt in een bijzonder nummer rond het thema ‘Culturele autonomie’ van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, 15 (1961), oktober, pp 60-79. |
|
1961 | Jokaste tegen god. (essay)
Uit de bundel: Dertien Vlamingen. pp. 8-22. |
|
1961 | Versmoorde goden. (theatertrilogie)
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau NV. -264p.
|
|
1962 | De fluitketel: satire in twee delen. (toneel)
Amsterdam: G.C. Corvey. -42p. |
|
1963 | Ode aan mijn hand – tijdgeestige oefeningen. (gebundelde essays – Teirlinck’s laatste boek)
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV . -181p. |
|
POSTUME UITGAVEN
OVERZICHT VAN VERZAMELD WERK IN 9 DELEN
1960 Verzameld werk. Deel 1.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV . -863p.
Bevat: Zelfportret of het galgemaal, Uit onze voorvaderlijke broek geschud, Bij het eeuwgetijde van mijn vaders geboorte, Mijn lieve moeder, Reimond Stijns, Monoloog bij nacht, Verzen, Verzen uit van nu en straks, De wonderbaarlijke wereld, Het stille gesternte.
1959 Verzameld werk. Deel 2.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV . -847p.
Bevat: Winterhistorieken, Zomerhistorieken, H. Ursmarus hoogdag, Het gesmoor, Het lied van Peer Lobbe, ’t Bedrijf van den kwade, De dolage, Avond, Meionrust, In de mist, De vurige doorn, Het wiel, De wonderlijke mei, Het avontuurlijke leven van Lieven Cordaat.
1957 Verzameld werk. Deel 3.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. – 911p.
Bevat: De Kroonluchter – kunstgenootschap, Mijnheer J.B. Serjanszoon orator didacticus, Johan Doxa, De nieuwe Uilenspiegel in tien boeken of De jongste incarnatie van de Scharlaken Thijl.
1955 Verzameld werk. Deel 4.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -827p.
Afmetingen: 18.70 x 11.80 (gebonden – zwatlinnen kaft met stofomslag)
De druk van dit vierde deel van het Verzameld Werk van Herman Teirlinck werd in oktober 1955 voltooid op de persen van de drukkerij Erasmus te Ledeberg-Gent.
Bevat: Zon – een bundel beschrijvingen, Het ivoren aapje, Het Japans masker, Salomons erfgenamen.
1965 Verzameld werk. Deel 5.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -917p.
Bevat: De lemen torens, of : Brussels klimaat van de “Belle Epoque”
1960 Verzameld werk. Deel 6.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV . -767p.
Bevat: Maria Speermalie, Griseldis – De vrouwenpeirle, Griseldis – le parement des dames, Rolande met de Bles.
1958 Verzameld werk. Deel 7.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -745p.
Bevat: Het gevecht met de engel. Nederzetting van de Jeroens op O.-L.-V.-Welriekende.
1969 Verzameld werk. Deel 8.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -976p.
Teirlinck’s toneelwerk: Diertje; de drie bewerkingen van Minheer Serjanszoon, Petite Cousine, De drie Gratiën en Allerzielen; de vertraagde film, Ik dien; De man zonder lijf; Ave; De ekster op de galg.
Openluchtspektakels: De Torenbestormer; het A-Z Spel.
Late stukken: Taco, Jokaste tegen God en de Fluith-ketel.
1973 Verzameld werk. Deel 9.
Brussel: Uitgeversmaatschappij A. Manteau. NV. -1.279p.
Bevat: Dramatisch Peripatetikon, Ontmoetingen, Toneelbewerkingen, Verspreide opstellen.
B. Overzicht van het oeuvre van Herman Teirlinck per genre alfabetisch op titel
Poëzie
- Verzen uit van nu en straks. 1898
- Verzen. (gedichten) 1900
Verhalen
- De doolage. (novellenbundel) 1905
- De wonderbare wereld. (novellenbundel) 1902
- De wonderlijke Mei. (verhaal) 1925
- Het Lied van Peer Lobbe. (verhalen) 1923
- Landelijke historiën. (Verhalen) 1901
- Zon: een bundel beschrijvingen. 1906 / Zon, verzamelde beschrijvingen. 1930
Romans
- ’t Bedrijf van den kwade (roman) 1904
- De kroonluchter, kunstgenootschap (roman) 1907
- De nieuwe Uilenspiegel in tien boeken of De jongste incarnatie van den scharlaken Thijl. (roman) 1920
- Griseldis, de vrouwenpeirle. (roman) 1942
- Het avontuurlijke leven van Lieven Cordaat. (roman) 1906; 1908 & 1908
- Het gevecht met de engel. Nederzetting van de Jeroens op O.L.V.-Welriekende.(roman) 1952
- Het ivoren aapje: een roman over Brusselsch leven. (roman) 1909
- Het stille gesternte (roman) 1903
- Johan Doxa: vier herinneringen aan een Brabantschen gothieker. (roman) 1917
- Maria Speermalie, 1875-1937: levensgetijden op de heerlijkheid ’t Homveld. (roman) 1940
- Mijnheer J.B. Serjanszoon, orator didacticus (roman)1908
- Rolande met de bles. (roman) 1944
Essays
- August Vermeylen, 1872-1945. (essay) 1958
- Dramatisch peripatetikon: stellingen en ontmoetingen. (theaterleerboek) 1959
- Het Vlaamsch toneel I. Overzicht der hedendaagsche toneelliteratuur in Zuid-Nederland sinds 1830 (essay) 1908
- Henry van de Velde. (essay) 1959
- Het Vlaamsch toneel II. Toneelspelers en toneelregie. (essay) 1909
- In de bloeiende weiden. (essay) 1951
- Jef Lambeaux. (essay) 1909
- Karel van de Woestijne: 1878-1929. (essay) 1957
- Moderne tooneelspeelkunst, gevolgd van De vernieuwing op het gebied der schilderkunst. 1928
- Ode aan mijn hand: tijdgeestige oefeningen. (gebundelde essays) 1963
- Over het wezen van de dramatiek. (essay) 1924
- Pointering 48. Bestek voor een dispuut over toneelkunst en toneelletterkunst in Vlaanderen (essay) 1948
- Wijding voor een derde geboorte. (theatertheoretische essays) 1956
Toneel
1898-1922
- 1898 Storm op zee ! dramatisch tafereel. Onuitgegeven, niet opgevoerd
- 1908 Diertje, toneelschets in één bedrijf. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969. Residentie Toneelvereniging Den Haag; De Taalzucht Mechelen (Noordstar wedstrijd). 1912
- 1909 De drie gratieën, kluchtspel in één bedrijf. In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandblad (niet opgevoerd)
- 1909 Zomerwinden, drama in één bedrijf. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift. Regie Herman Teirlinck. De Eendracht Linkebeek 1909
- 1909 Het hoofd van Valentijn, klucht met zang, eenakter. Onuitgegeven. Regie Herman Teirlinck. De Eendracht Linkebeek 1909
- Petite Cousine, drama in één bedrijf In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969 (niet opgevoerd)
- 1911 Allerzielen, taferelen uit het leven van Mijnheer J.B. Serjanszoon, één bedrijf. In: De Nieuwe Gids, 1911. Regie: Willem Royaards. NV Het Toneel Amsterdam. 1910
- 1913 Het geluk van rijk te zijn, toneel in drie bedrijven naar Conscience. Onuitgegeven. Théâtre du Parc Brussel. 1913
1922-1937
- 1922 De vertraagde film, spel in drie bedrijven. In: De Stem, Amsterdam, 1922. Regie: Arie vanden Heuvel. KVS Brussel. 1922
- 1923 Ik dien, spel in drie bedrijven. In: De Stem, Amsterdam, 1923. Regie: Arie vanden Heuvel. KVS Brussel. 1923
- 1923 De torenbestormer. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969. Regie: Johan de Meester jr. Studentenvoorstelling Openluchtspel Delft 1923
- 1924 De man zonder lijf, spel in drie bedrijven. In: De Stem, Amsterdam, 1925. Regie: Arie vanden Heuvel. KVS Brussel. 1924
- 1925 A-Z-spel. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969. Regie: Johan de Meester jr. Studentenvoorstelling Openluchtspel Leiden 1925
- 1926 De lamme en de blinde, toneel in één bedrijf. Onuitgegeven. Regie: Arie vanden Heuvel. KVS Brussel. 1926
- 1928 Ave, tekstboek voor een oratoriospel op drie plannen en in twee tijden. Antwerpen: De Sikkel 1938. Regie: Herman Teirlinck. KVS Brussel 1928
- 1930 De boer die sterft, stemmenspel (naar Karel van de Woestijne. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969. Regie: Herman Teirlinck. Ter Kameren 1930
- 1931 Elckerlic, een middeleeuwse moraliteit. Ter Kameren, 1935. Regie: Herman Teirlinck. Koninklijk Theater Laken 1931
- 1933 De Ekster op de galg, spel in twee bedrijven. Het stuk werd oorspronkelijk in het Frans geschreven in 1933 Antwerpen: De Sikkel 1937. Regie: Gust Maes. KVS Brussel 1937
- 1934 Het esbattement van de appelboom. In: Het poppenspel, Mechelen, 1958. Regie: Herman Teirlinck. Ter Kameren 1934 Hopla Mechelen 1951
- 1936 Drie dagen Here, een zotte boerde. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 8, 1969. Regie: Gust Maes. KVS Brussel 1936
- 1937 De klucht van het playerwater. In: Teirlinck, Herman. Verzameld Werk deel 9, 1970. Regie: Herman Teirlinck. Wereldtentoonstelling Parijs. 1937
1946-1964
- 1946 Oresteia (Naar Aischylos). In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1946 (tweede versie in: Het Toneel, Amsterdam, 1956). Regie: Maurits Balfoort. KNS-Nationaal Toneel Antwerpen 1947
- 1947 Lucifer en Adam in ballingschap. (Vondel-diptiek). Manuscript 1947 – onuitgegeven. Regie: Herman Teirlinck. Studio van het Nationaal Toneel Antwerpen 1947
- Lucifer en Adam in ballingschap en De verlossing. (Vondel-triptiek) Manuscript 1964 – onuitgegeven. Regie: Walter Tillemans. Studio van het Nationaal Toneel Antwerpen 1965
- 1954 De piskijker, scenario voor een toneeloefening. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1954. Regie: Alfons Goris. Studio Herman Teirlinck Antwerpen 1980
- 1958 Taco, scenario voor een treurspel in twee delen. In: Versmoorde goden, Brussel 1961. Regie: Jo Dua. Ro tterdamse Schouwburg. 1958
- 1961 Jokaste tegen God, een aanvullende versie van Sophokles’ Oidupoes Koning. In: De Vlaamse Gids, 1961. Regie: Alfons Goris. Koninklijke Maatschappij De Gulden Palm Stadsschouwburg Sint-Niklaas 1966
- 1962 De Fluitketel, satire in twee delen. In: Versmoorde goden, Brussel 1961. Regie: Maurits Balfoort. KNS-Nationaal Toneel Antwerpen 1962
Bloemlezingen
- Bloemlezing: Landelijke historie, Zon, Mijnheer Serjanszoon. (Bloemlezing) 1932
Samen met andere schrijvers
- De culturele autonomie in Vlaanderen. (essay) (met Julien Kuypers en Leo Picard) 1961
- De leemen torens. (brievenroman) Met Karel Van de Woestijne 1928
- Gaat de roman ten onder? (met G. Walschap en J. Daisne). (essay) 1958
- Vertelsels over Janneke en Mieke;Met Ernest Claes, Felix timmermans en Gerard Walschap). 1943
FILMOGRAFIE
Chronologisch overzicht
Jaar | Titel – Regie – scenario – cast |
1937 | Het kwade oog. Gebaseerd op “De vertraagde film uit 1922.
|
1954 | Herman Teirlinck. Portret van een schrijver.
|
1972 | “Rolande met de bles”
|
1979 | “Maria Speermalie” . 6-delige televisiebewerking co-productie BRT & AVRO.
|
HERMAN TEIRLINCK IN VERTALING (selectie)
DUITS
- 1916: Nachmittagsschlaf Duits/ vert. uit het Nederlands door R.A. Schroeder. In: Insel-Almanach auf das Jahr 1917 [gepubliceerd in 1916] pp 67-75.
- 1917: Johann Doxa Duits / vert. uit het Nederlands door Rudolf Alexander Schröder. Uitgever: Insel, s.a. (Insel Bücherei; 217), Leipzig. Fictie, gebonden. Vert. van Johan Doxa. ’s-Gravenhage: W.P. Van Stockum & Zoon / Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel. 1917.
- 1918: Sommergequäle Duits/ In: Flämisches Novellebuch. Gesammelt und übertragen von F.M. Huebner, 1918 pp 369-402.
- 1927: Das Elfenbeinäffchen Duits / vert. uit het Nederlands door Severin Rüttgers. Uitgever: Insel, Leipzig. Fictie, gebonden. Vert. van Het ivoren aapje. Amsterdam Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1909.
- 1927: Vertaald in het Duits als Beatrys. Oper in drei Akten von Ignacy Lilien nach dem Drama “Ic Dien” Deutsche übersetzung von Walter Klein. Klavier auszug mit Tekst. Wien/Leipzig Universal Edition z.j. [1927]. 31×23 cm
ENGELS
- 1917: Evening peace. / Engels. In: ‘Contemporary Flemish poetry’ Selected and translated by J. Bithel, 1917 pp 201.
- 1963: The man in the mirror Engels / vert. uit het Nederlands door James Brockway. Uitgever: Sijthoff, (Bibliotheca Neerlandica; 13) Leiden. Fictie, gebonden. Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag: Manteau, 1955.
FRANS
- 1927: Béatrice. Opéra en trois tableaux d’après le drame Ik dien / Frans vert. uit het Nederlands door Herman Teirlinck. Partition pour chant et piano. Uitgever: Universal-Edition A G Wien-Leipzig. Z.j; [1917]
- 1926: ‘Petite cousine’ Frans/ uit het Nederlands door André de Ridder. In: Anthologie des Écrivains Flamands Contemporains avec préface en notices par André de Ridder et Willy Timmermans, pp 120 – 129. Vert. van ‘Petite cousine’ (Toneeladaptatie van een tafereel uit “Mijnheer J.B. Serjanszoon”) 1908.
- 1931: Jean Doxa Frans / vert. uit het Nederlands door J. de Herdt. Uitgever: Kryn, Bruxelles. Fictie, paperback. Vert. van Johan Doxa. ’s-Gravenhage: W.P. Van Stockum & Zoon / Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel. 1917.
- 1943: Maria Speermalie (1875-1937) Frans / vert. uit het Nederlands door Hélène Piette. Office de Publicité, (Collection Traducta) Bruxelles. Fictie, paperback. Vert. van Maria Speermalie (1875-1937). Brussel Manteau, 1940.
- 1967: Ode à ma main Frans / vert. uit het Nederlands door Marcel Lecomte. Uitgever: Éditions des Artistes, Bruxelles. Fictie, paperback. Vert. van Ode aan mijn hand. Brussel Manteau, 1963.
- 1971: Autoportrait ou le dernier repas Frans / vert. uit het Nederlands door Germaine Paulan. Uitgever: Éditions Universitaires, (Pays-Bas/Flandre) Paris. Fictie, paperback. Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag: Manteau, 1955.
GRIEKS
- 1972: [Mprosta ston kathrefte] Grieks / vert. uit het Nederlands door Georgia Alexiou. Uitgever: Magkanias, Athéna. Fictie, gebonden. Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag: Manteau, 1955.
POOLS
- 1968: Czlowiek w lustrze Pools / vert. uit het Nederlands door Jerzy Jaworowski. Uitgever: Czytelnik, Warszawa. Fictie, paperback. Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag Manteau, 1955.
ROEMEENS
- 1970: Autoportret sau ultima masa a unui condamnat Roemeens / vert. uit het Nederlands door Petre Solomon, Ricarda Terschak. Uitgever: Univers, Bucuresti. Fictie, paperback. Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag: Manteau, 1955. voorw. Petre Solomon.
- 1979: Rolanda Roemeens / vert. uit het Nederlands door H.R. Radian. Uitgever: Univers, Bucuresti (Colectia Globus; 18). Fictie, paperback. Vert. van Rolande met de bles. Gent: Snoeck, 1944.
SPAANS
- 1962: El hombre sin cuerpo : drama en tres actos Spaans/ Vert. uit het Nederlands door Lorda Alaiz, F.M. in: Teatro flamenco contemporáneo. – México, D.F., 1962 Uitgever: Aguilar, México, D.F. pp 56-106. Vert. van De man zonder lijf Antwerpen: Uitgeverij De Sikkel (1937)
TSJECHISCH
- 1968: Autoportét nebo poslednie vecere Tsjechisch / vert. uit het Nederlands door Olga Krijtová. Uitgever: Odeon, Praha. Fictie, Vert. van Zelfportret, of Het galgemaal. Den Haag: Manteau, 1955.
- 1947: Maria Speermalieová Tsjechisch / vert. uit het Nederlands door Lída Faltová. Uitgever: Druzstevní práce, (Zivé Knihy A Svazek; 225) Praha. Fictie, gebonden. Vert. van Maria Speermalie (1875-1937). Brussel: Manteau, 1940.
- ???: Pisen o Peer Lobeovi Tsjechisch / vert. uit het Nederlands door G. Kafková. Uitgever: Druzstevní práce, Praha. Fictie, Vert. van Het lied van Peer Lobbe. Antwerpen Lectura, 1923.