Maakt deel uit van:Collaboratie WO IIvrouwelijke auteurs
Blanka Gyselen
Antwerpen, 26 november 1909 – Antwerpen, 29 mei 1959
Foto 1939 uit De dag
Dichteres, toneelschrijfster en journaliste.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze actief binnen de beweging DeVlag.
BIOGRAFIE
26 november 1909: Geboorte van Blanka Maria Franciska Gyselen te Antwerpen als dochter van Jerôme Gyselen en (Maria) Elisa Loyen.
- Gyselen groeit op in een traditioneel katholiek gezin en volgt het middelbaar onderwijs in het Frans. Op haar 17de wordt ze zwaar ziek waardoor ze pas na drie jaar haar studies kan hervatten
EEN UITGEBREIDE OPLEIDING
1931-1934: Volgt Nederlandse, klassieke en algemene letterkunde en kunst- en muziekgeschiedenis aan de Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen in de De Bomstraat te Antwerpen, waar ze onder meer Maria Rosseels en Line Lambert leerde kennen.
- In deze periode schrijft ze een aantal toneelstukjes voor kinderen, Hoe Lieveken bruiloft vierde. ’n Spel van liefde en lijden (1932), In het tuintje van Nazareth (1932) en Van Zwartsnoetje (1934). Ze zijn religieus geïnspireerd en worden door katholieke verenigingen of in katholieke scholen opgevoerd.
1934: Behaalt met grootste onderscheiding een eerste prijs voordrachtkunst en het diploma toneel en theatergeschiedenis aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium, eveneens te Antwerpen, waar ze o.m. les kreeg van Maurice Sabbe.
- Gyselen gaf ook voordrachten, onder meer over priester-dichter Cyriel Verschaeve en de Nederlandse dichteres Henriëtte Roland Holst-van der Schalk. Ook Anton Bergmann, Hélène Swarth, Alice Nahon en Jeanne Van de Putte kwamen aan bod.
1933-1940: Werkt mee aan uitzendingen van de Katholieke Vlaamsche Radio-Omroep (KVRO) en hun blad De Vlaamsche Radiogids.
1934-1938: Werkt op de afdeling archieven en documentatie van de Gazet van Antwerpen en schreef artikels voor deze krant.
1936: Debuteert als dichteres met de dichtbundel Door roode vuur. Opvallend is dat zij er niet voor terugdeinst om erotische verlangens expliciet neer te schrijven. Dit zie je bijvoorbeeld in het slotgedicht van die bundel, ‘Mijn lief, wat zoudt ge méér nog mogen vragen?’
Mijn Lief, nu sta ik naakt op u te wachten,
er is geen vreezen meer en geen betrachten
in d’aarzelschreden mijner leêge leden…
Ik weet: ééns treedt, aan ’t keerpunt dezer wegen
gij handen-reikend mijn ontberen tegen,
dan zal uw glansgewaad mijn naaktheid kleeden
Omdat sommige verzen als sensueel en erotisch werden ervaren werd deze bundel op gemengde gevoelens onthaald. In haar eerste bundel kwam duidelijk de invloed van Karel van de Woestijne tot uiting.
1938: Na opnieuw een lang verblijf in het ziekenhuis volgt een tweede dichtbundel met als titel De eeuwige Eva.
- De critici mochten al niet erg zijn ingenomen met de erotische inslag van haar debuutbundel, in deze bundel werkt Gyselen dit thema verder uit: de gedichten verbeelden de vorming van een onschuldig jong meisje tot een volwassen vrouw die als een moderne Eva de man verleidt.
1939: Werkt bij de Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep (N.I.R.), de toenmalige openbare omroep mee aan de schoolradio (de programma’s Kinderuur en Jeugduur) en aan uitzendingen voor vrouwen (Uur van de Vrouw) .
- Gyselen schrijft een aantal hoorspelen over bekende vrouwen die in 1939 en 1940 worden uitgezonden.
30 mei 1939: Huwelijk met Floris (Florimondus) Langlet, net als Blanka een overtuigd Vlaams-nationalist. Beiden zijn lid van de nationaalsocialistische vereniging ‘DeVlag’ (Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft). Ze gaan te Brasschaat wonen, in het gehucht Vriesdonk in een huis dat ze ‘De Gulden Schaduw’ noemden.
September 1939: Floris Langlet wordt gemobiliseerd. De dichteres, die op dat moment zwanger is, wou niet alleen in Brasschaat blijven wonen en trekt opnieuw bij haar ouders in.
DE OORLOGSJAREN
Mei 1940: Haar man wordt na de Duitse overwinning in België krijgsgevangen gemaakt. Ze is in verwachting, verlangt naar hem en voelt zich eenzaam. Onder de titel Heimwee, asch der branden brengt ze gedichten samen waarin ze haar verlangen naar de man en het wonder van het groeiende moederschap verwoordt.
- Haar man is nog niet terug thuis wanneer het kind, een jongetje, geboren wordt op 7 augustus 1940. Het krijgt de naam Stefaan. Maar amper twee weken later, op 20 augustus, sterft de baby.
25 juli 1940: Het bestuur van de collaborerende Zender Brussel vraagt haar om haar medewerking aan het Uur voor de vrouw weer op te nemen. Ze zal er een honderdtal uitzendingen voor verzorgen.
1941: Publicatie van ‘En zij vonden het kind. Kerstoverwegingen en legenden’ over haar pas geboren kind.
- Als letterkundige is Gyselen al vóór de oorlog lid van de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap, de DeVlag, een culturele vereniging die de banden tussen Vlaanderen en Duitsland nauwer wilde aanhalen.
- Maar tijdens de oorlog gaat de DeVlag de politieke toer op en kiest ze voor een vergaande collaboratie.
- Gyselen en haar man volgen de evolutie. Ze gelooft dat na de Duitse overwinning Vlaanderen een volwaardige plaats zou krijgen in het complex van de Germaanse volkeren.
- Gyselen werkt als journaliste en letterkundige mee aan het VNV-dagblad Volk en Staat en aan het maandblad De Vlag. Naar ze achteraf beweert aanvankelijk uit geldnood, omdat ze tijdens de afwezigheid van haar man geen inkomen had. Van schrijvers wordt verwacht dat ze zich door het tijdsgebeuren zouden laten inspireren en Gyselen voelde zich moreel verplicht op die uitnodiging in te gaan, aldus haar verdediging.
1942: Haar echtgenoot keert terug uit gevangenschap maar enkele tijd later verongelukt hij tijdens een auto-ongeval.
- Haar man was inspecteur bij de controledienst van ‘vee, vlees en bijprodukten’, en was in die functie veel op de baan. Tijdens een inspectietocht naar Kortrijk had hij een zwaar auto-ongeval. Hij werd in allerijl overgebracht naar een kliniek te Kortrijk waar hij midden november 1942 overleed. Hij was achtendertig jaar. In haar bundel In Memoriam, die ze pas in 1944 heeft uitgegeven, vinden we de neerslag van Gyselens ervaringen bij de dood van haar kindje en van haar man.
Tussen 1940 en 1942 schrijft ze Vlaams-nationale gedichten waarin ze de Vlaamse inzet aan het Oostfront verdedigt, eer betoont aan August Borms, Joris Van Severen en René De Clercq en hulde brengt aan Vlaamse vrouwen. Deze gedichten verschijnen einde 1942 in boekvorm onder de titel Zangen voor mijn land.
- Naar eigen zeggen deed “de terugkeer der in mei weggevoerden in deerlijke staat” waarvan ze getuige was, haar “sociaal gemoed ontvlammen” en schreef ze onder meer het gedicht Aan Dr. August Borms, die voor Vlaanderen gevangenis en miskenning leed. Ze zag in Borms het lichtende voorbeeld die allen kon bezielen en ze vroeg hem:
- Wanneer op 6 augustus 1941 het eerste contingent vrijwilligers van het Vlaams Legioen naar Duitsland vertrekt, dicht ze:
- Wanneer begin december 1941 de eerste Vlaamse soldaten in een hinderlaag nabij Leningrad omkomen, dicht ze:
- Ze geloofde dat de offers van velen in de oorlogsjaren – en ook de dood van haar kind – noodzakelijk waren voor een nieuwe toekomst van Vlaanderen, want ofwel wordt Vlaanderen “als een pand van Germanje herboren / of vloeit (het) in de neevlende wereld verloren”. En zo haar gedichten mochten bijdragen “tot troost in nood of dood, tot hefboom naar de daad”, dan was ze trots dat ze voor haar volk mocht schrijven en kunstenaar zijn “om, los van ’t eigen lot, in eeuwigheid te blijven het koren voor uw brood, de druiven voor uw wijn”.
Artistiek gezien zijn deze oorlogsgedichten niet de beste die Gyselen heeft geschreven. Ze zijn vaak retorisch en hoogdravend, en gekunsteld omwille van het rijm en de welluidendheid, maar ze behandelen onderwerpen waarin zowel de VNV’ers als de aanhangers van de DeVlag zich kunnen terugvinden. En Blanka kan haar gedichten met zoveel vuur en expressie voordragen, dat ze in Vlaams-nationale kringen al snel populair worden.
1942 en 1943: Voorleessessies in Duitsland –georganiseerd door DeVlag, de Deutsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap, ‘in het kader hunner kultuuractie en ontspanningsavonden’ voor Vlamingen in Duitsland.
1943: Is enkel nog actief binnen DeVlag en geeft in maart 1943 doorheen heel Vlaanderen lezingen onder de titel Dichters in de branding waarin ze voorleest uit eigen en andermans werk.
1944: Werkt mee aan de bloemlezing Gelaat der dichters. Een keuze uit de hedendaagsche revolutionaire poëzie in Noord- en Zuid-Nederland . Deze publicatie bloemleest werk van dichters die de denkrichting (ook de politieke leiders) van het nationaal socialisme zeer genegen zijn en toejuichen.
September 1944: Waarschijnlijk via het weekblad Balming leert ze Johan Sacré kennen, met wie ze een nieuwe relatie opbouwt. Met hem wijkt ze in september 1944 uit naar Duitsland. Daar op de Lüneburgerheide ervaart ze de chaos en verschrikking van een ineenstortende wereld, een ervaring die ze later in het gedicht Lied voor morgen heeft verwerkt.
Mei 1945: Vlucht samen met Sacré naar Frankrijk. Ze leven er onder een valse naam in een voorstad van Parijs.
- In België wordt ze, net als Cyriel Verschaeve, Bert Peleman, Filip de Pillecyn en anderen geschrapt als lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen.
NA DE OORLOG
30 januari 1946: De Krijgsraad van Antwerpen onder voorzitterschap van rechter Mehaude veroordeelt haar en tien andere medewerkers van Volk en Staat tot de doodstraf, waarvan vijf – waaronder Blanka Gyselen – bij verstek. Alle veroordeelde medewerkers moeten samen tien miljoen frank aan de Belgische Staat betalen. De rechter noemt hun Vlaamse grieven “een masker om de nationaal-socialistische en Groot-Germaanse idee te propageren”.
Mei 1946: Gyselen – intussen hoogzwanger – en Sacré worden te Parijs gearresteerd en te Antwerpen in de gevangenis van de Begijnenstraat opgesloten.
- Op 8 juli 1946 wordt in de gevangenis haar kindje, een meisje, geboren. Maar ze mocht haar kind maar 14 dagen bij zich in de cel houden. Het is enkele maanden later gestorven.
December 1946: Gyselen tekent verzet aan tegen haar terdoodveroordeling bij verstek en komt in december 1946 voor de Krijgsraad van Antwerpen, samen met Hector de Bruyne en Willy Claeys, alle drie medewerkers van Volk en Staat.
- Haar doodstraf wordt omgezet in 20 jaar buitengewone hechtenis voor haar journalistieke en culturele activiteiten: als beschermend lid van de SS en voor haar medewerking aan Volk en Staat; SS Man; Balming; DeVlag, het geïllustreerde maandblad Vrouw en Volk, het werk Gelaat der dichters en als auteur van Gezangen voor mijn land.
December 1947 en begin 1948: Komt nogmaals op de beklaagdenbank in het ‘Proces tegen Volk en Staat’, voor het Militair Gerechtshof van Antwerpen. Rechter van Laethem brengt haar straf terug tot twaalf jaar gewone hechtenis.
- Haar ervaringen en meditaties in de gevangenis leveren stof voor een bundel autobiografische gedichten Na de verdwazing die ze in het najaar van 1947 schrijft, maar die ongepubliceerd is gebleven. De bundels Balladen achter de staven en Zie den mens worden in 1950 in privé-editie en in 1951 door uitgeverij Vink verspreid.
EEN NIEUW LEVEN
Februari 1949: Om gezondheidsredenen wordt ze in voorlopige vrijheid gesteld, op voorwaarde dat ze niet langer in Antwerpen zou wonen en een verklaring ondertekent dat ze niets meer zou uitgeven ‘zelfs geen poëzie’.
- Haar landhuis in Vriesdonk en de twee huizen van haar moeder te Brasschaat (die jammer genoeg op haar naam stonden) waren onder sekwester geplaatst en in 1948 verkocht.
- Gyselen was dus na de oorlog alles kwijtgeraakt: haar man, haar twee kinderen, haar werk, haar huis en zelfs de bezittingen van haar ouders.
- Haar vriend Sacré zat in de gevangenis van Sint-Gillis en mocht ze de eerste maanden van haar vrijlating niet bezoeken.
- 1950: door genadeverlening werd haar straf verminderd tot zes jaar buitengewone hechtenis.
- 1952: verdere strafvermindering tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
Eind 1949: Vindt tijdelijke woonst in Heist-op-den-Berg bij haar vriendin An Martens. Ann Martens zorgt ervoor dat ze opnieuw enkele voordrachtavonden kan verzorgen.
- An Martens – die al tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme was terechtgekomen – heeft ze in de gevangenis leren kennen. An Martens is hoofdredactrice geweest van het collaborerende culturele tijdschrift Laagland en tot vier jaar gevangenis veroordeeld.
- Martens heeft haar voorgesteld bij haar te komen wonen te Heist-op-den Berg, wat Gyselen aanvaard heeft.
- In 1951 huurt Gyselen een huis te Bouwel in de Antwerpse Kempen.
- De rest van haar leven woont ze samen met haar moeder en met An Martens , afwisselend te Heist-op-den-Berg en op het buitenverblijf Heidepark te Bouwel.
Ze beleeft enkele gelukkige jaren, ontvangt vrienden en geeft voordrachten. Met Martens maakt ze reizen naar Frankrijk, Italië en Spanje. Maar vooral de rustige Kempense omgeving en het contact met de natuur zetten haar opnieuw aan tot schrijven, poëzie en proza vaak met een religieuze inhoud, en vertalingen. Ze zoekt de geestelijke ruimte, gaat op zoek naar transcendente waarden en tracht, ondanks alle doorstane leed, het leven te aanvaarden.
Frans Michiels, een bekende van de familie, drukt haar naoorlogse dichtbundels op een beperkte oplage, die ze als privé-uitgaven verspreidde. Tijdens de werkgesprekken met de drukker draagt ze uit haar gedichten voor, zo vol vuur dat Michiels achteraf vertelde: “wie haar toen tussen de dennen hoorde voordragen, in de vlugge simpele versmaat, wist dat de dorheid verbroken was, dat ze terug dichten en spreken zou, dat er opnieuw levensverlangen in haar was ontwaakt”.
Dietsche Warande & Belfort zou uiteindelijk het eerste blad zijn waarin zij opnieuw verzen zou kunnen publiceren.
1951: Het Nationale Fonds voor Letterkunde koopt, door toedoen van Gerard Walschap een groot deel van haar twee laatste bundels – Zie den mensch en Balladen achter de staven (beiden clandestien uitgegeven) – op. Er werd haar vertaalwerk aangeboden.
Vanaf 1952 komt haar literaire leven terug op gang. Ze mag opnieuw in het openbaar optreden.
1952: Verschijnt De Engel werft en in 1953 Orgelpunten.
- Deze laatste bundel wordt in 1955 bekroond met de Driejaarlijkse Prijs van de Provincie Antwerpen.
- Met Tussen stroom en toren won ze in 1957 de Clara Hamendprijs en met Lied voor morgen won ze de Alice Nahonprijs.
- Gyselen laat haar Vlaams-nationalisme varen en wordt terug aanvaard in het Vlaamse cultuurleven.
1953: Kan vanaf oktober – onder de pseudoniem B. Langlet – opnieuw televisiespelen, voordrachten of vertalingen uit het Frans of Duits verzorgen voor het N.I.R.
- Ze brengt nu vooral proza en werkt mee aan tijdschriften als D W & B, het Nieuw Vlaams tijdschrift, Thompson’s Post enz.
- Ze reist heel Vlaanderen af om voor plaatselijke Davidsfondsafdelingen en andere verenigingen te spreken over haar leven en werk.
1955: De Antwerpse uitgeverij Vink publiceert haar debuutroman Adieu Filippi…, het verhaal van de circusclown.
- Filippi herbeleeft op zijn sterfbed de voornaamste momenten uit zijn leven. Gyselen behandelt op een eigen manier het aloude thema van schuld en boete. En vermengt in haar verhaal autobiografische elementen; nauwelijks gecamoufleerd. Het verhaal is geschreven in de jij-vorm. De onzichtbare en alwetende verteller spreekt Filippi aan en helpt hem in het oprakelen van zijn herinneringen.
- Op basis van het boek maakt Rik Kuypers eind 1967 en begin 1968 een gelijknamige zwart-wit film van zestig minuten, waarvoor hij zelf het scenario schreef. Met acteurs als Wies Andersen, Robbe de Hert, Jan Reusens en Helene van Herck. Er werden opnamen gemaakt op diverse plaatsen in Vlaanderen en Nederland en in het circus Toni Boltini tijdens de voorstellingen.
1957-1959: Onder het pseudoniem B. Lanka levert ze elke maand een kortverhaal en wat gedichten in het maandblaadje Vlam, ‘tijdschrift van de eucharistische kruistocht voor meer doorleefd kristendom’.
- Ze vertaalde en bewerkte voor de Vlaamse jeugd Duitse boeken van Erika Gösker en Berthold Lutz, die bedoeld waren om opgroeiende jongens en meisjes een christelijke visie en levenswandel bij te brengen.
29 mei 1959: Blanka Gyselen overlijdt op 50-jarige leeftijd.
Epiloog
1960-1961: De trilogie De helse plantage, Een orchidee voor Inez en Het huis dat God bemint verschijnt in 1960 postuum bij uitgeverij Heideland en wordt als feuilleton afgedrukt in het weekblad Ons Volk tussen november 1960 en mei 1961.
- De trilogie handelt over de West-Vlaming Paulus Hermans die naar Brazilië uitwijkt en er, onder de naam Paolo Hermanez, een wrede en harteloze aan geld en macht verslaafde despoot wordt. Zijn tegenspeler is de norbertijnerpater Marc van Loon die op dezelfde boot naar Zuid-Amerika vaart en pas na vele jaren en op het einde van het derde deel, mee door toedoen van Paolo’s kleinzoon, de zondaar tot inkeer kan brengen.
- De trilogie is een typisch product uit de periode van het ‘heilige roomse leven’ toen Vlaanderen nog tal van zijn zonen uitzond naar de missielanden.
- Gyselen zou door een missiecongregatie gevraagd zijn om dit werk te schrijven. De studie en het speurwerk die aan dit schrijven zijn voorafgegaan, maken duidelijk dat ze de opdracht met vreugde heeft aanvaard en tot een goed einde wilde brengen. Haar boeken zijn dan ook meer geworden dan documentaires over het leven in Brazilië.
- Door haar fantasie en vlotte verteltrant met heel veel dialogen heeft ze boeken gebracht die duizenden Vlamingen met plezier hebben gelezen.
BLANKA GYSELENPRIJS
Via haar testament had Gyselen geld vrijgemaakt voor een driejaarlijkse literaire prijs om vooral jonge Vlaamse dichters te steunen.
- De prijs werd in 1965 en 1968 voor het eerst uitgereikt, te Bouwel tijdens een herdenkingsbijeenkomst. En vanaf 1971 in Deurle.
- Na 1977 was het geld op.
- Maar An Martens slaagde erin om via sponsoring honderdvijfentwintigduizend Belgische frank bijeen te krijgen en de toekomst van de prijs te verzekeren. Die werd vanaf 1980 uitgereikt te Sint-Martens-Latem, waarvan Deurle een deelgemeente geworden was.
- In 1998 werd de Driejaarlijkse Blanka Gyselenprijs voor het laatst uitgereikt, aan Mark Meekers uit Heverlee.
Want dan ontstond er commotie.
De Nederlandse journalist Adriaan Venema had ontdekt dat Gyselen tijdens de oorlog fout was geweest en hij had haar in Schrijvers,uitgevers en hun collaboratie afgeschilderd als “een nationaal-socialiste van de hardste soort”. Hij had ontdekt dat in 1944 vier gedichten uit haar bundel Zangen voor mijn land verschenen waren in het Nederlandse collaborerende maandblad Groot Nederland en vijf in de bloemlezing Gelaat der Dichters van Henri Bruning.
Daarop publiceert het blad De Amsterdamse haar gedicht Aan de moeders der Helden (= de Oostfrontsoldaten) en zetten Nederlandse journalisten het Latemse gemeentebestuur onder druk om de naam van Gyselen niet meer te gebruiken voor de prijs. Mee omdat intussen het geld dat An Martens bijeengesprokkeld had, opgebruikt was, ging het gemeentebestuur op de vraag in. Vrienden proberen de prijs te redden en stichten een Blanka Gyselen Genootschap, maar een nieuwe Blanka Gyselenprijs is er nooit gekomen.
OVER HAAR WERK
- Blanka Gyselen heeft een oeuvre nagelaten waarin katholiek geloof en Vlaamsgezindheid onafscheidelijk verbonden zijn en dat in Vlaanderen decennialang ruime verspreiding en bewondering heeft gevonden.
- Haar eerste dichtbundels staan in het teken van de zelfbelijdenis. Ze hecht veel belang aan muzikaliteit en welluidendheid en staat nog sterk onder de invloed van de poëzie van Karel van de Woestijne.
- Later breidt ze haar blik uit en voelt ze zich één met en verantwoordelijk voor haar volk.
- Vanaf de bundels Zie den mens en Balladen achter de staven treedt een grotere soberheid op en krijgen de gedichten een meer religieuze inhoud.
- In latere bundels De engel werft en Orgelpunten, die geschreven zijn in de stilte van het Kempense landschap, bereikt ze een evenwicht tussen waarneming en bezinning. Haar hele oeuvre is de getuigenis van een vrouw die levenslang gehunkerd heeft naar vrede en geluk.
BEKRONINGEN
- 1955: Driejaarlijkse prijs van de Provincie Antwerpen voor haar bundel Orgelpunten (1953)
- 1957: De Scheldepoëzieprijs van de stad Dendermonde voor de onuitgegeven bundel Tussen stad en stroom.
- 1957: kreeg ze de Clara Hamendtprijs voor de gedichtencyclus Tussen de stroom
- 1958: De Alice Nahonprijs voor het gedicht ‘Lied voor morgen’
- 1958: Samen met de dichter Maurits van Vossole. De Clara Hamondtprijs voor Scheldepoëzie.
MEER OVER BLANKA GYSELEN
- Frans Van Campenhout, Blanka Gyselen in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 18, kol. 396-408, Brussel, 2007
- Line Lambert, Blanka Gyselen, Antwerpen uitgeverij De Coker. 2002 32p.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Liselotte Vandenbussche. 2009. ‘Dichteres in de branding.Blanka Gyselen voor vrouw, volk en vaderland. L. De Vos, Y. T’sjoen, L. Stynen. Verbrande schrijvers. ‘Culturele’ collaboratie in Vlaanderen 1933-1953. p. 162-181.
- Frans van Campenhout, Blanka Gyselen in: “Bormshuis Broederband, jg. 42 nr 1 jan/feb 2005.
SMAAKMAKER
Heer, lang was uw weg van de kelk naar het kruis in het eeuwige spoor der zonde, Maar langer de weg van een cel naar huis voor wie bloedt uit al Uw wonden. O laat in deemoed en zonder haat deze kruisweg tot lied in mij rijpen Dat de menschheid het lijden in ’t naakte gelaat aanschouwe…en barmhartig begrijpe ! …Uit: Zie de mens (1950)
De Engel en het leed
Altijd, altijd, in ’t ritselen van de slang verwekt Gij mij en treed ik weer naar buiten om hem de poort van ’t paradijs te sluiten. Hij wendt zich af. Ik voel, onnoemelijke bang, hoe groot ik groei in den geweldigen wind die uit mij ruist om in zijn stem te steunen En wijd gespreid hoor ik mijn vleugels kreunen en weet opnieuw dat hij mij niet bemint. Ik roei mij door de stroming van zijn storm tot, plotseling, d’ orkanen voor U zwijgen. Ik hoor de angst aan de olijven hijgen. Gij ligt geknield, gekronkeld als een worm. Gij weert mij af. Gij smeekt, tot driemaal toe en drinkt mij dan weer ledig aan mijn zwaarte en laat mij los op deze donkre aarde en zucht mij uit…en zijt Uw engel moe… Dan wordt het dag en driemaal kraait de haan… Een licht wind, veel minder dan tevoren vertrekt met mij langs verse tranensporen. Schouwt mij de mensch met nieuwe blikken aan ? Of spied ik diep naar Uw gelijkenis langs iedere stap van zijn doorwonde voeten en zal hij zelf mijn liefde niet bevroeden die, ruimteloos dit reiken in mij is ? Hij grijpt mijn hand in zijn vertwijfeling en hoe zijn bloed in mij begint te beven… Laat hij mij los ? worden wij voortgedreven voorbij den wind der laatste weifeling ? Hij staart mij aan en, reeds aan’t woord ontwend, zingt hij zijn ziel en prijst zijn lijden heilig… En ‘k voel in U mij weer oneindig veilig omdat hij mij, Zijn Engel, heeft herkend.Uit: De Engel werft. Verzen. (1952)
Boom in april
Gij noemt hem: ruiker voor de bruid…
hij hoort het niet, hij droomt zich uit
in ’t boom-zijn gans verzonken
en van zijn wortels tot zijn kruin
staat heel de wereld als een tuin
onder de zon te pronken.
Gij denkt: hij bergt een nest, weldra…
en bouwt, de vogel achterna,
een zekerheid voor morgen.
Maar breed gespreid van tederheid
verdroomt de boom gewoon zijn tijd
diep in het lied geborgen.
Gij zucht: hij raakt zijn bloesems kwijt…
en ’t sneeuwt alweer vergankelijkheid.
De boom, hij leent zijn lover
aan d’oude wind, die jonger stoeit
terwijl hij tijdeloos verbloeit
met zoveel dromen over!…
O zo bereid en rijk en stil
éénmaal te staan, boom in april,
van zon en droom bedropen
los van de wens, het nest, de vrucht
in die onmetelijke lucht
met àl uw bloesems open!
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- Na het chronologische overzicht volgt een filmografie en een selectie van haar publicaties in diverse tijdschriften.
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Universiteitsbibliotheek – Katholieke Universiteit Leuven.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
POSTUME UITGAVEN
FILMOGRAFIE
Adieu Filippi Regie: Rik Kuypers 1968 – z/w – duur : 60’ – Nederlands gesproken. Scenario : Rik Kuypers op basis van de roman Adieu Filippi van Blanka Gyselen (1955) Camera: Walter Smets, Jan Tavernier, Ralf Boumans Muziek: Walter Heynen Producer: Tony Hermans en Toni Boltini Cast: Wies Andersen (Filippi), Johan Kaart (Filippo), Hélène van Herck (Moeder), Sylvia Bakker (Arlette), Robbe de Hert (Mario), Jan Reusens (Henri), Robert Marcel, Directeur), Sylvia Bakker (Micheline), Benny Svheffer (Grimki), Alberto Althof jr. (Edo), Andrea Darmont (Mimi). |
Artikelen in tijdschriften en kranten
1940 | ‘Indrukken eener bezichtigingsreis “door het heerlijke Westfalen”. De prachtige “Mutterheime” in het bergland.’ | In: Volk en Staat, 10 april 1940. |
1940 | ‘Indrukken eener bezichtigingsreis “door het heerlijke Westfalen”. Ideale toestanden in model-bedrijven.’ | In: Volk en Staat, 16 april 1940. |
1940 | ‘Indrukken eener bezichtigingsreis “door het heerlijke Westfalen”. In het rijk der kinderen’. | In: Volk en Staat, 4 mei 1940. |
1940 | ‘De geboorte van het licht’. | In: Volk en Staat, 22 en 23 december 1940. |
1940 | ‘Zij was een meisje zonder Tranen’. | In: Volk en Staat, 13 en 14 oktober 1940 |
1941 | ‘Vrouwen, dit is uw taak’. | In: Winterhulp (1941) 2 februari p. 25-26. |
1941 | ‘De zuster van Sint-Maarten’. | In: Winterhulp (1941) 3 maart p. 33-34. |
1941 | Sprookjes voor de jeugd’. | In: Volk en Kultuur, 1 maart 1941, p. 16-18. |
1941 | Ruth Schaumann, de helderziende. | In: De koerier 1 (1941) 5, p.1-2. |
1941 | ‘Die Deutsche Frau im Kriege’ | In: Westfälischer Tageszeitung, 2 november 1941 |
1942 | ‘Mädchen ohne Tränen’ | In: Kölnische Tageszeitung, 20 februari 1942 |
1942 | ‘De vrouw in het werk van Albrecht Rodenbach’. | In: Volk en Staat, 14 en 15 juni 1942 |