Maakt deel uit van: Van-Nu-en-Straks
KAREL VAN DE WOESTIJNE
Gent, 10 maart 1878 – Gent, 24 augustus 1929
Dichter, prozaschrijver, criticus en journalist.
Hij dweept in zijn jeugd met het anarchisme, maar omarmt later het christendom en wordt een haast mystiek dichter. Hij verkettert in zijn poëzie de vrouw, maar blijft zijn echtgenote levenslang trouw.
In zijn verzen spreekt hij als een vermoeide, getormenteerde ziel, maar in de praktijk blijkt de dichter over een enorme werkkracht, zin voor humor en een grote sociale bewogenheid te beschikken.
Meer dan twintig jaar lang verslaat Van de Woestijne op onnavolgbare wijze het politieke en culturele leven in Brussel als correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daarnaast bouwt hij moeizaam een ambtenarencarrière uit. Later wordt hij kabinetssecretaris van minister Jules Destreé en, zonder enig diploma, professor aan de universiteit van Gent.
BIOGRAFIE
- Aan dit geboortehuis werd een gedenkplaat aangebracht: een tekstplaat met een portretmedaillon en een citaat uit ‘Het vader-huis‘ herinneren daaraan.
- De jonge dichter woont er van 1888 tot 1900.
- Zijn vader overlijdt er op 9 september 1890.
JEUGD TE GENT
Lager onderwijs volgt hij in de Franstalige privé-school “Institut Central”, waar ook Maurice Maeterlinck was geweest. Deze school was gelegen in een van de straatjes die later voor het Sint-Baafsplein werden geruimd.
- Hij krijgt tevens huisonderricht van de dichter-onderwijzer Pol Anri (1865-1953).
- Hij is er actief in de Vlaamsgezinde leerlingenkring De Heremans’ Zonen.
- In die tijd dweept hij ook met het anarchisme.
- Zijn studies maakt hij niet af.
- In 1897 en in 1898 zakt hij telkens voor de Centrale Examencommissie.
- Aan het atheneum te Gent verbreedt hij zijn literaire horizon door een grondiger inwijding in de Nederlandse, Franse en klassieke literatuur.
- Ook krijgt hij er nieuwe impulsen tot dichten van leraren als Jozef Haller von Ziegesar en Hippoliet Meert. Via deze laatste verschijnen er enkele jeugdgedichten in het het maandblad Neerlandia.
- Later werkt hij sporadisch mee aan het Franstalige blad La tribune artistique (1903-1907) en aan Nieuw Leven (1907-1910)
- Het was Victor de Meyere die Van de Woestijne voorstelde aan Emmanuel de Bom en de schilder Victor Hageman in het voorjaar 1895. De Bom heeft die ontmoeting ‘in het verrukkelijk hoekje van de “Vlaamsche Kelder”, aan de Werf te Antwerpen, van waar je op de eerste verdieping een breede kijk had op de machtige stroom’, beschreven in een artikel in Dietsche Warande en Belfort in februari 1928 (opgenomen in Dagwerk voor Vlaanderen. Ontmoetingen en Portretten, Amsterdam 1928, blz. 63-70).
- Zoals bij vele jongere medewerkers aan de Tweede reeks het geval os geweest, brengt deze kennismaking een ommekeer teweeg in zijn dichterschap. Onder hun invloed zet hij zich af van het individualisme van de Noordnederlandse Tachtigers en hun picturale impressionistische stijl.
- Deze had in het Patershol, in de Korte Kalverstege (nu Trommelstraat) een atelier in de voormalige bidkapel van het Pand van de Geschoeide Karmelieten. Daar ontmoet hij ook voor het eerst Jules de Bruycker. In een vroeg, door Maeterlinck beïnvloed “Fragment” (1898) legde hij de atmosfeer van het atelier prachtig vast.
- Vanaf het seizoen 1899-1900 schrijft hij regelmatig voor het Gentse theaterblad Het Tooneel (1899-1902).
- In de pas voltooide Nederlandse Schouwburg wisselt hij de eerste blikken met zijn aanstaande vrouw Mariette Van Hende.
SINT-MAARTENS-LATEM 1900 – 1906.
1900-1904: Vestigt zich met Julius de Praetere te Sint-Maartens-Latem, weldra gevolgd door zijn broer Gustave, de schilder; speelt er een centrale rol in de vriendenkring van de ‘Latemse school’ (George Minne, Albijn van den Abeele, Victor de Saedeleer) en schrijft er zijn “Laetemsche brieven over de lente” aan Adolf Herckenrath in 1901.
Verlooft zich met Mariette van Hende.
1902: Toen Het tooneel midden 1902 verandert in Het Kunstblad, wordt zijn vriend Adolf Herckenrath er redacteur.
1903: “Eerste verzen zijnde Het vader-huis”, gedrukt op de handpers van J. de Praetere, verschijnt bij L.J. Veen te Amsterdam
13 februari 1904: Huwelijk met Mariette van Hende; het echtpaar vestigde zich te Sint-Amandsberg (in de Prins Albertstraat), waar op 4 januari 1905 een zoon werd geboren.
Ondertussen werkte hij mee aan “Van nu en straks” (tweede reeks, 1896-1901) en was hij oprichter van het tijdschrift “Vlaanderen” (1903-1907), waarin de Van-Nu-en-Straksers in een ruimer verband opnieuw konden samenwerken.
1905-1906: Is met zijn gezin opnieuw in Latem gevestigd; in 1905 verschijnt bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum de bundel ‘Verzen’, met een herdruk van ‘Het vader-huis’, de nieuwe bundel ‘De boom-gaard der vogelen en der vruchten’ en ‘Vroegere gedichten’.
BRUSSEL 1907 – 1920
- Ander journalistiek werk in: De Amsterdammer (1911-1914); de Nieuwe Amsterdammer (1915), De Standaard (1928-1929), de zgn. Gramophonische tijdingen).
- Zijn verzameld journalistiek werk beslaat vijftien delen (uitgegeven 1986-1995).
1907: Verhuist, omwille van zijn werk naar Brussel, waar hij tot 1920 op verscheidene adressen woont.
1908: Publicatie van de eerste verhalenbundel: Janus met het dubbele voor-hoofd.
In dit jaar verschijnen ook nog prozaschetsen ‘Afwijkingen’ en een prozabewerking van Homeros’ Ilias.
1911: Bundeling van een eerste reeks essays in Kunst en geest in Vlaanderen; wordt aangesteld als tijdelijk kommies bij het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, en opnieuw (na ontslag om medische redenen) bij het Ministerie van Hoger Onderwijs, vertaaldienst.
1912: De eerste bundel ‘Interludiën’ verschijnt, gevolgd door ‘De tweede bundel der Interludiën’ in 1914 (beide bij C.A.J. van Dishoeck)
- Ondanks de gezamenlijk opgestelde leidraad en een uitvoerig fichestelsel over de personages, loopt het project vast. Van de twee geplande delen raakt alleen het eerste af en dan nog in een zeer tweeslachtige vorm.
1918: Publicatie van twee prozabundels: ‘Goddelijke verbeeldingen’ en ‘De bestendige aanwezigheid’ (waarin ‘De boer die sterft’)
11 november 1919: Geboorte van een dochter Maria Julia (gezegd Lily); eerder dit jaar wordt de dichter bevorderd tot afdelingshoofd bij het ministerie van Onderwijs; hierbij neemt hij de vertaaldienst waar van het Beknopt Verslag in de Senaat; op 11 december aangesteld tot Nederlands kabinetssecretaris van Minister J. Destrée.
1920: De modderen man verschijnt in een bibliofiele editie, gedrukt bij J.-E. Buschmann te Antwerpen voor de Brusselse uitgeversmaatschappij Het Roode Zeil.
30 augustus 1920: Aangesteld als docent Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Gent.
OOSTENDE 1920 tot 1925
1921: Wordt benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse letterkunde te Gent.
1924: Publicatie van Substrata (Antwerpen, De Sikkel – Santpoort, C.A. Mees) en een derde bundel Interludiën, Zon in den rug (Maastricht, Boosten en Stols)
1925: Omdat de treinreizen naar Gent steeds zwaarder gaan wegen, keert de “bestendige verhuizer” ¬– zoals Karel Jonckheere hem noemt – terug naar het Gentse, meer bepaald naar Zwijnaarde, waar het gezin zijn intrek neemt in Villa la Frondraie aan de Oude IJzerenweg (nu Leebeekstraat).
ZWIJNAARDE 1925 – 1929
Publicatie van de prozaschetsen ‘Beginselen der chemie’
1926: ‘Het Zatte Hart‘ bundelt zijn meest harmonische en klassieke gedichten waarin hij de sensualistisch-mystieke vereniging met de natuur op eenvoudige, heldere wijze tot uiting wist te brengen. Aan het einde van Verzen aan Zee en in een Tuin komt hij aldus tot de volgende pregnante synthese van zijn dichterlijke pelgrimstocht:
ik ben van zee en lucht, ik ben van God gezwollen; ik voel me oneindig-rijk en -moe.1928: In Het Bergmeer is de aanwezigheid van God tot een zekerheid geworden, doch bij zijn dichterlijke afscheid blijft de onzekerheid over het al dan niet vinden van God:
Zoo zeg ‘k adieu: ik ben geboren in ’t onverdeelbaar Niet van ’t gloren. Een blik is, die mijn blik verwijdt, en de gezondheid van mijn ooren is der vervoldste stilt’ gewijd. Wij hebben God nog niet verloren. Wij zijn alleen ons eigen kwijt.De enige zekerheid is het verlies van het eigen ik, zodat deze lyrische ‘autobiografie’ eindigt met de eerste stap tot het God-vinden in de mystiek.
24 augustus 1929: Overlijdt kort nadat zijn vijftigste verjaardag met veel aandacht in kranten en tijdschriften was gevierd.
- Hij wordt begraven op het Campo Santo (park F, kelder 117) in Sint-Amandsberg.
Epiloog
Na zijn dood wordt zijn werk nog regelmatig uitgegeven. Ook is zijn werk nog regelmatig onderwerp van literaire bijeenkomsten.
2012; vzw De Boog organiseert in de septembervoorstelling een Memorial Karel van de Woestijne met Peter Theunynck als gastspreker.
2018: Hommage aan Karel van de Woestijne in het huis en tuin van Herman Teirlinck.
Het is een initiatief van Het Huis van Herman Teirlinck . Biograaf Peter Theunynck kadert zijn leven en werk, Erwin Mortier en Stefan Hertmans zetten de correspondentie tussen Herman Teirlinck en Karel van de Woestijne verder, actrice Chris Lomme brengt haar persoonlijke keuze uit de gedichten van Karel van de Woestijne.
Erwin Mortier (zittend) en Stefan Hertmans in het Teirlinckhuis 2018
BEKRONINGEN
- 1914: Voor zijn Interludiën wordt hem zowel de August Beernaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (werken gepubliceerd in de periode 1912-1913) als de grote driejaarlijkse staatsprijs voor Nederlandse letterkunde (periode 1910-1914) toegekend.
- 1926: Jaarlijkse Staatsprijs voor Nederlandse Letterkunde (periode 1924-1925) voor Zon in de rug.
- 1930: Postuum wordt hem de vijfjaarlijkse staatsprijs voor Vlaamse letterkunde toegekend.
MEER OVER KAREL VAN DE WOESTIJNE
- Peter Theunynck: Karel van de Woestijne. Biografie. Meulenhoff/Manteau. (2010) -540p.
- Hans Vandevoorde: De spiegel van Achilleus : allegorie in het werk van Karel van de Woestijne (2006)
- Peter Theunynck: ‘In den rug geschoten’? Hoe Karel van de Woestijne, door de rivaliteit tussen Leo van Puyvelde en August Vermeylen, docent kon worden aan de universiteit van Gent (1920), in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 62 (2003) nr. 2, p. 112-136
- Anne Marie Musschoot: De vlerken tegen de rug geduwd : Karel van de Woestijne en Gent, in: Marco Daane en Dirk Leyman (red.): Gent, de dubbelzinnige (2000), p. 110-123
- Hans Vandevoorde: Een aristo-anarchist : Karel van de Woestijne en het anarchisme, in: Brood en rozen (1999) nr. 4, p. 7-27
- Els Durnez en Marc Somers: Latemse memoires : herinneringen van mevrouw Karel van de Woestijne en Julius de Praetere (1995)
- Gustave van de Woestijne: Karel en ik : herinneringen (1979)
- Pieter Minderaa: Karel van de Woestijne : zijn leven en werken (1942)
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Van de Woestijne, Karel – Literair Gent
- DBNL auteur – Karel van de Woestijne
- Karel van de Woestijne – Wikipedia
- Karel v/d Woestijne (1878 – 1929) – Nederlands.nl: Biografie
- M. Rutten en J. Weisgerber, ‘C. De Van-Nu-en-Straksers’ In: Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit (1988)
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988.
- Anne-Marie Musschoot, inleiding en chronologie in: Aan de hoogste kim. (poëzie – bloemlezing) Gent: Poëziecentrum. 1989.
SMAAKMAKER
HET GELUK VAN MIJN VRIEND
Ik kan u mijn vriend moeilijk anders beschrijven dan met beelden: hij was als framboos-rose tegen appelgroen in volle zon. Of hij was de felle kabbeling van een rivier in april onder heel scherp ochtendlicht. Of als een twistgesprek van duizend spreeuwen in een gulden oktoberboom.
Mij placht hij, van op de universiteit, ‘de tuin van de pastoor’ of ‘de pijp van mijn grootvader’ te noemen. Was ik zeer opgewonden, dan noemde hij mij ‘strandvlo’. Gij moet weten, dat hij, in een dorp of dichtbij de zee, een oom had, die pastoor was en vóór zijn geel-bakstenen woning, achter de rechte wacht van een blinde muur, bloemen kweekte van een oud soort, en die nimmer roerden: akeleiën en leliën, boven de onaanzienlijkheid van dingetjes als blauwe ereprijs en oranje reigersbek, die eerzaam onkruid zijn. Die heeroom bewaarde de pijp, die zijn vader uit zijn mond had genomen, enkele minuten voor hij stierf, en zorgvuldig op de nachttafel had gelegd: de kop ervan vertoonde gesneden in meerschuim en door lange jaren gebruik gebruind, de kop van een hoekige Araab. Toen mijn vriend als knaap zijn oom ging bezoeken, dartelde hij op de zandplaat, die een paar stappen van de pastorij de zee aanzoog: hij schrikte er voor de hoge vlooien, die uit het schelpengruis opwippen. Omdat ik stil was van aard, zwartscherp van uitzicht en soms wat vinnig in mijn uitspraken, had zijn gebrek aan verbeelding mij genoemd naar deze indrukken zijner vroege jeugd. Gij ziet, dat hij daar niet veel verdienste aan had.
Uit: Elf-duizend-en een-dag-verhalen, 1948
UW EENZAAMHEID
‘Uw eenzaamheid ? Gij zijt als een wolvin.
‘Zwijmlend van honger, en van moederschap
bliksem-verblind en ’t ingewand doorflitst,
heeft, bij de trill’ge guurt van winter-nacht
in ‘t gladde leem van een doorweekte sloot,
deze wolvin, al hare tanden bloot,
geworpen zeven jongen, schicht aan schicht.
‘En in de nacht heeft niemand haar gezien,
en geen geluid is in de nacht van haar.
Zij ligt. Zij beeft. Traag likt ze hare wond.
‘Maar in de verre wijdte, de einders rond,
op elke hoeve snuift, aan ’t eigen hok
geketend – en ze snokt haar kele toe -,
snuift teef aan teef de geur dier moeder op.
Haar kranke weelde schiet de flanken door;
begeert dooradert de ogen; dof gemor
wordt huilen, hoeve aan hoeve, vert aan vert.
Zij liggen aan de band. Hààr lijf is hól…
Uw eenzaamheid ? Werp uwe kinderen, gij !”
Uit: God aan Zee, 1948.
BIBLIOGRAFIE
- De bibliografie kent volgende onderdelen:
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience -Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel – Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- Richard Baeyens, Selectieve bibliografie van & over Karel van de Woestijne. Uitg. Marnixring Drijpikkel. 1992. -157p.
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
B. Overzicht per genre met aanduiding van het jaar van publicatie
- Laethemse brieven over de lente. (1901)
- Parabel en Laethemse brieven over de lente (1914)
- Janus met het dubbele voorhoofd (1908)
- Afwijkingen (1910)
- Goddelijke verbeeldingen (1918)
- De bestendige aanwezigheid (1918)
- Beginselen der chemie. (1925)
- Zesduizend en één dag 24 verhalen (posthuum 1942)
- De inbreker en de ontmoeting twee onuitgegeven verhalen (posthuum 1944)
- Verhalen (posthuum 1944)
- Het vaderhuis (1903)
- De boomgaard der vogelen en der vruchten (1905)
- De gulden schaduw (1910)
- Eros en Anteros (1912)
- De modderen man (1920)
- God aan zee (1926)
- Het bergmeer (1928)
- De Vlaamsche primitieven: hoe ze waren te Brugge (1903)
- Kunst en geest in Vlaanderen (1911)
- Albert Bartsoen (1913)
- De schroeflijn I & II (1928)
- De Nieuwe Esopet (1933) met tekeningen door Jozef Cantré
- Over schrijvers en boeken (1933-1936)
- Interludiën I en II (1912-1914)
- Zon in de rug (1924)
- De Leemen Torens. Vooroorlogse kroniek van twee steden (1928)
C. Bibliofiele uitgaven
Definitie
Als ‘bibliofiel’ werden de hiernavolgende uitgaven weerhouden die zich in opzet en uitwerking van de doorsnee uitgaven onderscheiden door opmaak, de letter, de druk, illustraties enz.. Dergelijk bibliofiele uitgaven zijn in de regel voorzien van een colofon, dat hier dan ook weergegeven wordt.
De lijst werd overgenomen uit Richard Baeyens, Selectieve bibliografie van & over Karel van de Woestijne. Uitg. Marnixring Drijpikkel. 1992. –p 99-139.
Overzicht
D. Overzicht van “Verzameld werk (8 delen, 1948-1950) Brussel: A. Manteau
1948 | Verzameld werk. Deel 3 (verhalen en parabelen)I. Gebundeld werk – Laethemsche brieven over de lente – Janus met het dubbele voorhoofd – Afwijkingen – De bestendige aanwezigheid – Goddelijke verbeeldingen – Beginselen der chemie – De nieuwe Esopet II.Niet gebundelden nagelaten werk – De doop – De ontgoochelde gast – Het maal der idioten – Mijnheer van Beverley – Epibasis – Elf duizend-en-een dag-verhalen III.Aanhangsel : keus uit het jeugdwerk |
1948 | Verzameld werk. Deel 1 (lyrische poëzie)I. Gebundeld werk – Het vaderhuis – De boomgaard der vogelen en der vruchten – De gulden schaduw – Poëmata – Het zatte hart – Substrata – Het menschelijk brood – De modderen man – God aan zee – Het bergmeer II. Niet gebundeld en nagelaten werk – Verzen van 1899-1914 – Liederen voor een kind – Hupnos en Thamatos – Fragmenten uit Het gelaat des dichters – Verzen van 1914-1928 – Nagelaten verzen III.Jeugd-poëzie – Gebundelde jeugdpoëzie – Door het zomeren – Zang om de lente – Keus uit niet gebundelde en nagelaten jeugdpoëzie |
1948 | Verzameld werk. Deel 7 (De leemen torens)De leemen torens (i.s.m. Herman Teirlinck), Vooroorlogsche kroniek van twee steden |
1949 | Verzameld werk. Deel 4 (beschouwingen over literatuur en kunst)I. Gebundeld werk – De Vlaamsche primitieven, hoe ze waren te Brugge – Kunst en geest in Vlaanderen – De schroeflijn, I. Opstellen over plastische kunst – De schroeflijn, II. Opstellen over literaire kunst II.Ongebundelde opstellen |
1949 | Verzameld werk. Deel 5 (beschouwingen over literatuur)I. Kroniek der gedichten II. Opstellen over Nederlandsche letteren III. Opstellen over Fransche letteren |
1949 | Verzameld werk. Deel 2 (epische poëzie/fragmenten/Ilias-vertaling)I. Epische poëzie – Kronos – Interludiën I – Interludiën II – Zon in den rug II. Fragmenten III. Homeros’ Ilias IV. Aishulos’ zeven op Thebe los (fragment) |
1950 | Verzameld werk. Deel 6 (lbeschouwingen over literatuur, Het dagelijksch brood : Keur uit de brieven in dagbladen 1906-1929) I. Opstellen over Fransch-Belgische letteren II. Brieven in De Nieuwe Rotterdamsche Courant over cultureel, politiek en maatschappelijk leven in België 1906-1914, 1919-1928 III. Gramophonische tijdingen in De Standaard 1928-1929 |
1950 | Verzameld werk. Deel 8 (Het dagelijksch brood II: dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918) |
D. FILMOGRAFIE
1963 | Leven en dood op het land. (De boer die sterft –K. Van de Woestijne & In het water – Stijn Steuvels).
|