Maakt deel uit van:sociale tendensen in de Vlaamse literatuur
LODE ZIELENS
Antwerpen 13 juni 1901 – Antwerpen, 28 november 1944
Havenarbeider, schrijver en journalist.
Schreef over het Antwerpse proletariaat – een milieu dat hij goed kende.
Poogde de sociale roman in de trant van Eugeen Zetternam te verzoenen met de opkomende psychologiserende tendenzen in de roman.
Zielens vertegenwoordigt een sociaal realisme in een populistische vorm. Daardoor is hij, onder zijn tijdgenoten, aan Marcel Matthijs verwant. Waar zij belang in stellen is het lot van het proletariaat. In dit opzicht sluiten ze aan bij de realistisch-naturalistische schrijvers Reimond Stijns, Cyriel Buysse en Lode Baekelmans en zijn zij de voorlopers van Louis Paul Boon en Piet van Aken.
BIOGRAFIE
13 juni 1901: Ludovicus Carolus Zielens wordt geboren te Antwerpen, Pompstraat 17, 2e verdieping [gedenkplaat] in het Sint-Andrieskwartier, bijgenaamd de “parochie van misère”, waar ook Hendrik Conscience zijn kindertijd heeft doorgebracht.
- Hij was de oudste van de drie kinderen van Frans Josephus Zielens, diamantslijper en Maria Theresia Bens.
1907: Lagere school bij de paters in de Pompstraat.
1911: Verhuist naar de wijk Kiel Berendrechtstraat 94. Volgt de Stedelijk Jongensschool in de Pierenbergstraat.
1915: Leerling op de Technische Lagere Hoofdschool aan de Paardemarkt. Flor Mielants Sr. als mentor.
Volgt in de oorlogsjaren van nabij de ontwikkeling van het activisme. Vriendschap met Edgard van de Casteele en Johannes Matthijsen. Schrijft verzen die hij in vriendenkring voordraagt. Leest Tolstoï.
1919- 1930: VAN ARBEIDER NAAR SCHRIJVER
Ondanks de goede schooluitslagen krijgt Lode Zielens niet de kans om te studeren. Hij wordt arbeider in stad en haven. Omwille van zijn literair talent wordt hij al vroeg opgemerkt en nauwelijks 20 jaar oud werkt hij in de redactie van het dagblad Volksgazet.
1919: Helper bij een fietsenmaker in de Pelikaanstraat. . Werkman bij de Bell Telephone Mfg. Company. Kennismaking en blijvende vriendschap met Frans Verschoren.
1920: ‘Markeur’ aan de haven.
Debuut: Frans Verschoren zorgt ervoor dat Zielens’ eerste novelle, Schoolkolonie, in Elsevier’s Maandschrift wordt gepubliceerd en er ontstaat een hechte vriendschap met Herman Robbers, de redacteur.
Bediende op een kantoor voor houthandel, de Union Forestière, te Antwerpen, , waar hij inhoudsmaten berekent. Hij voelt zich daar echter niet zo thuis.
1922: Wint de 2e prijs in een novellenprijskamp, uitgeschreven door de ‘Volksgazet’ [jury: Emmanuel de Bom, F. Mielants en Frans Verschoren]. Opgenomen in de redactie van de socialistische krant ‘Volksgazet’, waar hem naderhand de rubriek ‘Kunst en letteren’ toevertrouwd wordt.
- Behalve journalistiek werk voor zijn eigen krant, levert hij ook bijdragen aan ten minste twaalf periodieken. (zie bibliografie: Artikels in dagblad, tijdschrift of bundel)
18 november 1924: Huwt met Ludovica Henrica Ceulemans. Verhuist naar Oudstrijderstraat 11 te Borgerhout.
23 oktober 1925: Geboorte van een zoon, Herman Frans [voornamen van Robbers en Verschoren]. Vriendschap met Marnix Gijsen.
1926: Verhuist naar Eenheidsstraat 9 te Wilrijk, in een tuinwijk.
1930: Verwerft een reisbeurs en maakt een reis naar Frankrijk; verblijft te Parijs, Dijon, Lyon, Grenoble, Marseille, Nice, Arles, Avignon, Tarascon.
Zijn eerste roman: ‘Het duistere bloed’ krijgt ruime waardering. Het centrale thema is de sexuele obsessie van het personage, de vrachtrijder Karel.
- Vanaf 1930 zal hij samen met enkele anderen, zoals o.a. Gerard Walschap, zorgen voor een vernieuwing in de Vlaamse letterkunde. De zogenaamde heimatroman wordt verlaten. In de plaats komt de meer sociale roman die de ethische problematiek, sexualiteit en morele wantoestanden niet uit de weg gaat. Alle problemen, waar de mens mee kan geconfronteerd worden, komen tot uiting in zijn romans die zich meestal afspelen in een proletarisch of kleinburgerlijk milieu.
1931-1944: EEN SCHRIJVERSLEVEN
1931: Verblijft herhaaldelijk aan de kust [Mariakerke]. Verwerft de ‘Letterkundige prijs der Provincie Antwerpen’ met de roman Het duistere bloed. Verhuist naar Meir 78.
Er verschijnen in 1931 enkele novellen van zijn hand De roep (novellenbundel) en Polka voor piston.
Reeds van 1928 is Lode Zielens aan het schrijven aan zijn magnum opus Moeder, waarom leven wij ? Als journalist bij de Volksgazet, trekt hij samen met Frans Dille – toen illustrator later bekend graficus – elke dag de stad in op zoek naar reportages. Dagelijks schrijft hij een stukje van wat spontaan de vernieuwende roman Moeder, waarom leven wij ? zal worden.
1932: Zijn belangrijkste werk, Moeder, waarom leven wij?, een proletarisch havenepos, rolt van de drukkerspersen. Het verschijnt midden in een lange periode van economische crisis (1929-1935).
- De werkloosheid had onvoorstelbare afmetingen aangenomen, duizenden arbeiders en bedienden waren aangewezen op stempellokaal en steungeld. Gebrek aan geld, gebrek aan levensmiddelen en kleren tekende het leven in de industriezones.
- Dr. Emiel Willekens: “Lode Zielens was de eerste eigen, Vlaamse auteur, met wiens personages een hele klasse van werkmensen uit de grootstad zich identificeren kon, die haar eigen leven weergaf en die meteen niet gewild literair deed, maar naar zijn lezers toe schreef, zich bovendien met hen solidair verklaarde zonder daarbij aan strijdliteratuur te gaan doen of zelfs maar tendentieus te worden. Zielens is als schrijver over sociale thema’s niet uniek, noch is hij de eerst-gekomene. Hij staat op een lijn die van Petrus Frans Van Kerckhoven over Eugeen Zetternam heen naar Reimond Stijns en Gustaaf Vermeersch voert. Maar om telkens diverse redenen is de toenadering tot de lezer bij deze auteurs onvolkomen gebleven. Bij Zielens is de identificatie totaal.”
Uit: Dossier bij Moeder, waarom leven wij ? 10de druk Brito p 6.
1934: Verwerft de ‘Driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde’ met de roman Moeder, waarom leven wij? Ontvangst op het Stadhuis te Antwerpen door burgemeester Camille Huysmans. Reis naar Nederland: bezoekt Rotterdam, Den Haag en Amsterdam, verblijft bij Herman Robbers te Schoorl.
1935: Verhuist naar Carnotstraat 102 te Antwerpen
1936: Maakt met de Antwerpse filmpersjournalisten een korte reis naar Engeland. Vriendschap met Marie Gevers en Martin J. Premsela.
1938: Verhuist naar Rolwagenstraat 57. Heeft ook een tweede verblijf te Kapellen, Vijverlei 21. Benoemd tot leraar in de algemene literatuurgeschiedenis aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Vriendschap met Baron Isidoor Opsomer, aan wie hij een monografie zal wijden.
1939: Reis naar Zwitserland met de Antwerpse Filmpersbond.
1940: Neemt bij de Duitse inval in mei de wijk en trekt over Duinkerken, Boulogne en Dieppe naar Toulouse, waar hij drie maanden verblijft; komt dan terug naar Antwerpen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de uitgave van de Volksgazet stopgezet en werd Zielens aangesteld als tijdelijk stadsbediende bij het Museum van de Vlaamse Letterkunde. [= Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven].
1944: Na de bevrijding is hij opnieuw journalist bij de ‘Volksgazet’.
28 november 1944: Verliest het leven, tijdens een bombardement met V-2 raketten, op de hoek van de Mercatorstraat te Antwerpen, terwijl hij op de tram staat te wachten.
Zijn graf bevindt zich op het kerkhof Schoonselhof (klik voor foto) te Antwerpen.
Epiloog
24 juli 1951: In de tuin van de Sint-Andrieskerk op de hoek van de Somersstraat werd een standbeeld onthuld van “Moeder Netje”, het hoofdpersonage uit “Moeder waarom leven wij?”. Het beeld is van de hand van Leopold van Esbroeck.
De figuur Netje is zittend voorgesteld, als een uitgebluste, tobbende oude vrouw. Een versleten, half opengevallen mantel bedekt haar schouders. Onder het lange kleed draagt zij klompen. De benen zijn licht gespreid met daartussen een emmer; de gerimpelde handen rusten op de dijen en houden een dweil vast. Licht gebogen hoofd; gerimpeld aangezicht met droevige uitdrukking.
1 februari 1953: Onthulling door de V.T.B. van een gedenkplaat voor Lode Zielens aan de Carnotstraat, Antwerpen.
1993: De VTM-televisiebewerking in zes afleveringen “Moeder, waarom leven wij?” wordt massaal bekeken.
- Regisseur : Guido Henderickx.
- Scenario: Peter Vandekerckhove .
- Cast: Els Dottermans, Hilde Van Mieghem, Chris Lomme, Willy Vandermeulen, Luc Perceval, Koen De Bouw, Dora van der Groen, Jan Decleir, Hugo Van Den Berghe, Marie Vinck (als ‘Netje’) , Lies Pauwels, Dirk Roofthooft, Jef Van Gestel, Ronny Cuyt, Sara De Bosschere.
- Muziek: Arno
BEKRONINGEN
- 1922: Wint de 2e prijs in een novellenprijskamp, uitgeschreven door de ‘Volksgazet’ [jury: E. de Bom, F. Mielants en F. Verschoren].
- 1931: ‘Letterkundige prijs der Provincie Antwerpen’ met de roman Het duistere bloed.
- 1934: Driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde’ met de roman Moeder, waarom leven wij?
MEER OVER LODE ZIELENS
- Gedenkboek L. Zielens, Brussel 1945.
- Hubert Lampo. Lode Zielens 1901-1944. (Brussel, 1956 Monografieën over Vlaamse letterkunde, nr 3)
- Stynen, Ludo. 2001. Lode Zielens. Volksschrijver. Tielt: Lannoo. -455p.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Zielens, Lode | Literatur im Kontext
- Lode Zielens – Wikipedia
- DBNL auteur – Lode Zielens anoniem Mededelingen van de Documentatiedienst, Mededelingen van de Documentatiedienst (1954-1992)
- Lode Zielens – Literatuurplein.nl
Referenties
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988
SMAAKMAKER
DE HOOFDINSPECTEUR
De hoofdinspecteur, die dag niet al te best op dreef, opende het dossier. Daaruit bleek dat de onderwijzer van Zoethout inderdaad door zulke hartstocht was bevangen, dat hij er niet voor terugschrok het schooltje te sluiten, al naar het hem luimde en lustte, aldus de Zoethoutense jeugd, gespeend latend van de Weldaden van Onderwijs en Opvoeding.
De hoofdinspecteur las en zette stippeltjes in de marge. Toevallig keek hij naar buiten. Zijn dwalende blik bleef rusten op de ahorn in de tuin van het Inspectieinstituut. De boom prijkte met zijn lentelijk groen; verbazend hoe hij dit op enkele dagen tijds had weten klaar te spinnen. Nog eergister had de hoofdinspecteur, een minnaar van Natuur en Schoonheid, de knoppen zien schitteren en pralen in het licht van de lente. Waarachtig, hij doet het weer; daar glansde weerom de tintelende, stralende lucht met witte wolken; daar was, vooral, het vrolijke, blij openstralende lentelicht op het nog gouden groen van de ahorn.
De hoofdinspecteur kreeg lust naar radijsjes en plattekaas; nog verder ging hij in zijn verlangen : nu een lekkere sigaar te roken in het verse groen ! Zoethout kon hem worden gestolen…Hij belde de middelbare inspecteur en wilde hem zeggen: “Laat de onderwijzer tot mij komen…” maar nauwelijks had hij het grauwe gelaat van de ambtenaar-heemkundige aanschouwd of een nieuwe lust beving hem. “Bon” zei hij, “ik zal zelf dit zaakje opknappen, wat denkt dit mondéke wel ?” De middelbare inspecteur knikte instemmend en nog vooraleer de hoofdinspecteur zijn stoffig bureel goed en wel had verlaten, besloot de jongste bediende haar tóch te vragen. Après tout, was zij de enige die hem beviel. Overal werden verse pijpen opgestoken, de barse woorden waren vergeten, anjelieren werden opnieuw bestudeerd; gerust wachtte men nieuwe klachtendossiers af.
De auto snorde over de macadam. De hoofdinspecteur was naast de chauffeur komen zitten, had een sigaar in de mond en keek wat hij zien kon. Hij had het dossier vergeten; hij vergat waarom hij de chauffeur had gezegd naar Zoethout te rijden; hij genoot van het nieuwe groen, van het nieuwe roze en bruin, waarmede het aanschijn van de aarde getooid stond. Hij bewonderde, zoals het overigens paste, de ploegende boer, de ‘schonkige’ paarden en het ‘bontgevlekte’ vee. Het scheen hem toe of een merel op het dak van de auto meereed, een bestendige jubel klonk in des hoofdinspecteur oor. En zocht dit witte, als vers gewassen wolkje, niet een telefoondraad te raken, waardoor nog lustiger muziek over het land zou schallen ?
De laatste dagen waren de hoofdinspecteur al te opwindend geweest. Op de beurs had hij een knakje gekregen; zijn vrouw morde, waarom kon hij niet achterhalen; zijn zoon was met een rapport naar huis gekomen, dat beter kon zijn; zijn dochter had het verlangen te kennen gegeven aan de Academie voor Schone Kunsten te gaan studeren, afdeling architectuur; zijn jongste had nog meerder fraais uitgehaald.
De hoofdinspecteur zette dit alles van kant. De geur van de lente, de klank van het nieuwe seizoen namen hem op. Hij herinnerde zich het leuke stukje van Daudet over de arrondissementscommissaris op de buiten en hoe deze nobele ambtenaar tenslotte in het gras was gaan liggen dichten, in plaats van zijn redevoering voor te bereiden, die hij in het van krekels trillende Provence moest houden…
Uit: De wereld gaat stralend open. 1959
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- De bibliografie bestaat uit vijf delen:
- A. Chronologisch overzicht.
- B. Overzicht per genre alfabetisch op titel met aanduiding van jaar van publicatie.
- C. Een ruim overzicht van artikels gepubliceerd in kranten en tijdschriften.
- D. Filmografie
- E. Werk van Lode Zielens in vertaling
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- DBNL auteur Lode Zielens. anoniem Mededelingen van de Documentatiedienst, ‘Zielens 1901-1944’ In: Mededelingen van de Documentatiedienst (1954-1992)
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
A. Chronologisch overzicht
B. Overzicht per genre alfabetisch op titel
Romans en novellen
- Alles wordt betaald. (roman) 1945
- De dag van morgen. (roman)1938
- De gele roos. (roman) 1933
- De roep. (novellen) 1931
- Herinneringen van toen…Vertellingen. 1942
- Het duistere bloed. (roman) 1930
- Het jonge leven. (novellen) 1927
- Lees en vergeet. (roman) 1941
- Menschen als wij. (roman) 1946
- Moeder, waarom leven wij? (roman) 1932
- Nu begint het leven. (roman) 1935
- Op een namiddag in september. (roman in brieven) 1940
- Polka voor Piston. (novelle)1937
- Robert, zonder Bertrand!… (novelle) 1929
- Te laat voor muziek. Novellen en schetsen. 1941
- Terug tot de bron. (roman) 1944
Essayistisch werk
- De eerste vijf-en-twintig jaren van den Havenarbeidersbond. 1930
- De volle waarheid over het concentratiekamp Breendonk. Een geïllustreerde reportage over de gruweldaden die aldaar door de nazi-beulen gepleegd werden. 1944
- Opsomer. 1942
Vertalingen
- 1943. Vertaling van H. Van de Velde. De poëtische vorming van Max Elskamp.
C. Artikels in dagblad, tijdschrift of bundel
1919 | ‘Zo als…’ | In: De Goedendag XXII (eigenlijk XXV), 2(juli 1919), 18-19 |
1920 | ‘Sneeuw’ | In: De Schelde Bijblad van zondag 25 jan 1920 |
1920 | ‘Meisje van het Land’ | In: De Schelde Bijblad van zondag 25 jan 1920 |
1920 | ‘Straat in de Stad’ | In: De Schelde Bijblad van zondag 28 maart 1920 |
1920 | ‘Van twee Kindertjes’ | In: De Schelde Bijblad van zondag 13 juni 1920 |
1921 | ‘Schoolkolonie’ (novelle) | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXI, 8 (aug 1921), 124-130 |
1921 | ‘Dorp’ | In: Het Overzicht, 9 sept. 1921 |
1921 | ‘Spel’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXI, 11 (nov. 1921), 327-337 |
1922 | ‘Koolraapstertje’ | In: De Volksgazet, 28 jan. 1922 |
1922 | ’t Geluk…’ | In: De Volksgazet, 11 feb. 1922 |
1923 | ‘Het Afscheid van Wieza. Fragment eener novelle’ | In: De Volksgazet, 10 feb. 1923 |
1923 | ‘Geneken en Alfonsinneken’ | In: De Volksgazet, 17 feb. 1923 |
1923 | ‘Fatsen’ | In: De Volksgazet, 24 feb.1923 |
1923 | ‘Levensavond’ | In: De Volksgazet, 9 juni 1923 |
1923 | ‘Als de lente groent’ | In: De Volksgazet, 23 & 30 juni 1923 |
1924 | ‘Op den eerste mei’ | In: De Volksgazet, 1 mei 1924 |
1924 | ‘Van Mops en het jongetje’ | In: De volksgazet, 23 juni 1924 |
1924 | ‘Van Anne-Mieke’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXIV, 6(juni 1924), 419-426 |
1924 | ‘Wedding’ | In: Kunstleven, 13,20&27sept. 1924 |
1925 | Mops, het jongetje en ik | In: Droom en daad 1, jan. 1925, 17-20 |
1925 | ‘Ik zou…’ | In: De Volksgazet, 7 feb. 1925 |
1925 | ‘Moeders ziekte’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXV, 3, maart 1925, 184-192 |
1925 | ‘Voor ’t laatst’ | In: De Volksgazet, 3 en 11 juni 1925 |
1925 | ‘Moeders’s feestdag’ | In: De Volksgazet, 15 aug. 1925 |
1925 | ‘Bloemen in huis’ | In: De Volksgazet,12 sept. 1925 |
1925 | ‘Het Poortje’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, XXXV, 10, okt.1925,267-284, en XXXV, 11 nov. 1925,344-354 |
1926 | ‘De droom’ | In: Vlaamse Arbeid, 1926, 81-91 |
1927 | ‘Het opstel en het tuiltje mimosa van Cornelis Swaluw’ | In: Droom en daad 3, 1927,77-82 |
1927 | ‘Voor moeder’ | In: Droom en daad 3, 1927,265-270 (De Volksgazet 29 dec. 1929) |
1927 | ’Meneer Pieternelle, jubilaris’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXVII, 10, okt. 1927,263-276 |
1927 | ‘De Tocht naar Sint-Niklaas’. | In: De Volksgazet, 3 dec. 1927 |
1927 | ’s Avonds’ | In: Nederland, 1927, 329-335 |
1927 | ‘Jozefientje’ | In: Nederland, 1927, 714-717 |
1928 | ‘Tusschenspel’ | In: Nu, 1928, 395-401 (Ontwikkeling 1929, 725-734) |
1928 | ‘Zangeres’ | In:.. Vlaamsche Arbeid, 1928, 345-348 ( De volksgazet, 18 jan. 1931) |
1929 | ‘Nu mijn zoon groot is’ | In: De Volksgazet, 27 okt. 1929 |
1929 | ‘De duif en de dronkaard’ | In: Hooger Leven III, 37, 15 sept. 1929, 1167 |
1929 | ‘Parijs-Hoogstraeten’ | In: De Stad, 1929, 612-614 |
1929 | ‘Sint Nicolaas en de tooneelspeler’ | In: De Stad, 1929, 828-829 |
1929 | ‘Kerstmis 1917’ | In: De Stad, 1929, 886-887 ( De Volksgazet 8 maart 1931) |
1929 | ‘Het einde’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XXXIX, 2 febr. 1929,123-129 |
1930 | ‘Het einde’ | In: Van de Voorde e.a., Letterkundige Almanak voor Vlaanderen 1930, Mechelen/Amsterdam, het Kompas/De Spieghel, 1929,176-183) |
1930 | ‘Gij weet niet…’ | In: Vlaamsche Arbeid XXV, 5-6 ( jubileumnummer 1930), 417 |
1930 | ‘Uit “ Wij Menschen”…’ | In: Hooger Leven IV, 51, 21 dec. 1930, 1806-1807 |
1931 | ‘En toen kwam ik…’ | In: Dietsche Warande & Belfort, juni/juli en aug./sept. 1931, 630-637, en 666-677 |
1932 | ‘Antoinette’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, XLII,6, juni 1932, 402-419 |
1935 | ‘De terugkeer van Simon’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XLV,1, jan.1935, 32-48 |
1936 | ‘Sint-Niklaas der warenhuizen’ | In: De volksgazet, 5 dec. 1936 |
1937 | ‘Zulk een dag’ | In: De Vlaamsche Gids, 1937, 33-42 |
1937 | ‘Celine en het Kind. Een vertelling’ | In: De Volksgazet, 2 okt. 1937 |
1938 | ‘Het Spaansche Kind’ | In: De Volksgazet, 1 mei 1938 |
1938 | ‘Forebon’ | In: De Gids, 1938, 5 ,162-170 |
1938 | ‘Om deze liefde’ | In: De Stem, 1938, 238-255 |
1938 | ‘Is het noodig te begrijpen?’ | In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift XLVIII, 10, okt. 1938,246-256 |
1938 | ‘De Dag van morgen’ | In: De Volksgazet, 5 nov. 1938 |
1940 | ‘Het schot’ | Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, L, 1940, 356-365 |
1940 | ‘Het verhaal van den doode’ | In: Dietsche Warande & Belfort, 1940, 585-601 |
1941 | ‘Onaangenaam verhaal’. E. van Lokhorst en C.J. Kelk. Duizend en één avond ( vijfde reeks) | In: Amsterdam, Contact 1940-1941, 95-110 |
1941 | ‘Het bruiloftsmaal’ | In: Winterhulp, mei 1941, 5-7 |
1941 | ‘De goede mensch op reis. Min of meer ouderwetsch verhaal’ | In: Dietsche Warande&Belfort, 1941, 650-667 |
1941 | Het meisje dat men nooit vergeet’. J.H. Speenhoff e.a., Het meisje dat men nooit vergeet, | In: Amsterdam, Van Kampen 1941, 23-36 |
1941 | ‘De jonge dichter’ | In: Vandaag, 10 juli 1941, 18-19 |
1941 | ‘Een bladzijde uit mijn jeugd, mijn grootvader’ | In: Vandaag, 24 juli 1941, 13-14 |
1942 | ‘Antwerpse Tijdingen’ | In: Vandaag, 8 jan. 1942, 17 |
1942 | ‘Ik verraad mijn vriend’ | In: Wekroep, april 1942, 10-11 |
1942 | ‘Reportage in grooten stijl. Burleske’ | In: Winterhulp, aug. 1942, 5-8 |
1942 | ‘De gouden manchetknoopen’ | In: Snoeck’s groote Almanak 1943, Gent, Snoeck Ducaju&Zn. 1942, 77-88 |
1943 | ‘Láát u door vrienden begraven’ | In: Ons Land, 30 jan. 1943, 57-60 |
1943 | ‘Het sprookje van de armen en de rijken’ | In: Buitenreeksnummer van Winterhulp, Kerstmis 1943, 13-16 |
1943 | ‘Innige deelneming, heeren’ | In: Snoeck’s groote Almanak 1944, Gent, Snoeck Ducaju&Zn. 1943, 195-198 |
1944 | ‘De twee moeders’ | In: Snoeck’s jeugdalmanak 1945, Gent, Snoeck Ducaju&Zn. 1944, 21-24 |
1944 | ‘De basviool jubileert’ | In: Snoeck’s jeugdalmanak 1945, Gent, Snoeck Ducaju&Zn. 1944, 129-137 |
1944 | ‘De terugkeer van den verloren zoon’ | In: ABC, 15 okt. 1944, 6 |
1944 | ‘De radio’ | In: ABC, nov. 1944, 12 |
1944 | ‘Waar is de moeder van mijn vrouw’ | In: ABC, 12 nov. 1944, 5 |
POSTHUUM |
||
1944 | ‘Zender Brussel liegt’ | In: ABC, 3 dec. 1944, 17-18 |
1945 | ‘Hoe tante Mieke zich beschermt’ | In: Zondagspost, 4 maart 1945, 10 |
1945 | ‘Charel Smans getuigt’ | In: Zondagspost, 18 maart 1945, 3 |
1945 | ‘Anne-Mieke en de soldaat’ | In: Zondagspost, 1 april 1945, 9 |
1945 | ’n Curieuze Romeo’ | In: Zondagspost, 22 april 1945, 9 |
1947 | ‘De roep’ | In: Parool, 1 juni 1947, 8-9 |
1948 | ‘Wat te Antwerpen nog overgebleven is van het Aards Paradijs’ | In: De jonge werker, feb. 1948, 4 |
D. FILMOGRAFIE
1993
Moeder, waarom leven wij?
Zesdelige Vlaamse televisiedramaserie. (uitgezonden door VTM in 1993)
|
WERK VAN LODE ZIELENS IN VERTALING
DUITS
- 1947: Mutter, warum leben wir?. Vertaling uit het Nederlands door Käthe Auerbach, Uitgeverij: Frankfurt am Main /Zürich: Büchergilde Gutenberg. Vertaling van Moeder, waarom leven wij?. Amsterdam: Elsevier, 1932.
FRANS
- [1945]: La rose jaune. Vertaald uit het Nederlands door A. Goossens. Uitgeverij: Amsterdam Elsevier Vertaling van De gele roos. Amsterdam, Elsevier; Brussel, Meddens en Co., 1933. Voorwoord: F.V. Toussaint van Boelaere.
TSJECHISCH
- 1936: Žlutá růže/ vert. uit het Nederlands door Lídy Faltové. Uitgeverij: Epocha, aknikovna důližitýck svètových rómánů. L. Mazáč, Praha. Vertaling van De gele roos. Amsterdam: Elsevier, 1933.