Maakt deel uit van:activisme 1914-1918Collaboratie WO IIexpressionisme
Wies Moens
Sint-Gillis-Dendermonde, 28 januari 1898 – Geleen, 5 februari 1982
Was begin jaren twintig van de 20ste eeuw – met de bundels ‘Celbrieven’ (1920), ‘De boodschap’ (1920), ‘De tocht’ (1921) en ‘Opgangen’ (1922) – een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het humanitair expressionisme in Vlaanderen.
Evolueerde van daaruit naar een nationalistisch discours.
Schreef talrijke essays, vertaalde toneelstukken en novellen.
Was een katholiek politicus in de Vlaamse Beweging, betrokken bij het activisme in WO I en collaboratie in WO II.
BIOGRAFIE
28 januari 1898: Aloïs (Wies) Moens wordt geboren te Sint-Gillis-Dendermonde als zoon van kleine middenstanders. Hij is het enige kind van Karel Moens en Johanna Moreels die er een winkel ‘De oude Kroon’ uitbaten, ‘Hollandsche Beschuit- en Broodbakkerij. Kruidenierswaren. Gekend voor zijn ingelegde waren Vleesch, Visch en Groenten’.
- Tijdens zijn collegejaren aan het Heilige-Maagdcollege (Latijn-Griekse humaniora) te Dendermonde wordt hij lid van het Vlaams Studentengild “Jong maar Moedig“. Onder invloed van Lodewijk Dosfel en zijn tijdschrift ‘Jong Dietsland’ leert hij de Vlaamse Beweging kennen. Tijdens zijn collegejaren wordt hij lid van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS).
- Tijdens Wereldoorlog I geeft hij in een dagschool in Hamme les aan werkloze arbeiders, houdt voordrachten over Hendrik Conscience, Guido Gezelle, Stijn Streuvels en wordt hij zich bewust van zijn sociale roeping.
1916 tot 1918: Studeert Germaanse filologie aan de vernederlandste – maar door de Duitse bezettende overheid gesteunde – universiteit te Gent. Met de hulp van professor Dosfel sticht hij in Dendermonde een kunstkring “Eigen Leven”.
November 1918: Veroordeeld samen met o a Lodewijk Dosfel, Antoon Jacob en Lode Craeybeckx wegens activistische sympathieën en activiteiten aan de Gentse universiteit.
13 december 1918: Arrestatie – verblijft 5 maanden in de gevangenissen van Dendermonde en Vorst.
27 mei 1919: In vrijheid gesteld om voor zijn zieke moeder te zorgen.
7 december 1919 – 5 maart 1921: Tijdens deze tweede gevangenisperiode schrijft hij de expressionistische dichtbundels “De boodschap” (1920) en “De tocht” (1921) en het pacifistische “Celbrieven” (1920).
‘Celbrieven’ is een instant succes en wordt op korte tijd verscheidene keren herdrukt. Het martelaarschap van de jonge activist die voor zijn zogenaamd naief idealisme was gestraft, wekt veel mededogen in Vlaanderen.
- Kunstenaars zoals August Vermeylen of Herman Teirlinck getuigen bij heel wat vooraanstaanden ten gunste van de jonge dichter.
- De Vereniging van Vlaamse letterkundigen stuurt een verzoekschrift naar de minister, getekend door Vermeylen, Teirlinck, Van Boelaere, Van Hecke en Hegenscheidt. Door Filip de Pillecijn, Achilles Mussche, Reimond Herreman en Maurice Roelants wordt een petitie rond de zaak Moens verspreid, met een bede aan alle Vlaamse intellectuelen om deze te tekenen.
Naast ‘Celbrieven’ wordt Moens ook geacht te behoren – omwille van zijn eerste dichtbundels – tot het kruim van de humanitair-expressionistische dichtersgeneratie.
1920: In het februari-nummer van het tijdschrift Ruimte (1920-1921) publiceert Eugène de Bock vier gedichten van Moens , die in de zomer van 1920 zullen worden gebundeld onder de titel De Boodschap
- Ruimte was een Antwerpse literair tijdschrift. Ruimte ontstond op initiatief van Eugeen de Bock in 1920, die kort daarvoor uitgeverij De Sikkel oprichtte. Het was het leidende tijdschrift van het humanitair expressionisme en zette zich af tegen het tijdschrift Van Nu en Straks. In ‘Ruimte‘ wilde voorrang geven aan het ethische boven het esthetische, aan gemeenschapskunst boven individuele kunstwerken. Andere medewerkers waren Marnix Gijsen, Gaston Bussens, Paul van Ostaijen, Herman Vos, Eugeen de Bock en Karel van den Oever.
1921: Nog in de gevangenis is Moens betrokken bij de voorbereidingen van het katholieke tijdschrift Ter Waarheid (1921-1924). Samen met Cyriel Verschaeve, Paul Verbruggen en Achilles Mussche behoorde Moens tot de eerste medewerkers. Aanvankelijk is het tijdschrift katholiek en internationalistisch georiënteerd, maar geleidelijk zal het evolueren in de richting van een rechts-radicaal Vlaams nationalisme. Moens bijdragen zijn gepubliceerd tussen april 1921 en december 1922 en omvatten gedichten, boekbesprekingen en literaire artikelen. Begin 1923 kwam het tot een breuk met de redactie.
5 maart 1921: Wies Moens kan de gevangenis vervroegd verlaten.
10 maart 1921 : Begint aan zijn 10 maanden durende militaire dienstplicht. Uit zijn brieven blijkt dat hij in die periode sterk gedemoraliseerd was, wat ongetwijfeld een invloed zal hebben gehad op de gedichten van die periode.
29 augustus 1922: Huwelijk met Margaretha (Grietje) Tas (1897-1968).
januari 1922 – 23 mei 1925: Secretaris van het Vlaamse Volkstoneel.
1923: Richt met enkele anderen het te Gent verschijnende tijdschrift ‘Pogen’ (1923-1925) op, dat zich voorstelt als ‘Maandschrift der Jonge Gedachte in Vlaanderen’.
- In de 2de jaargang geeft ‘de Redaksie’ een ‘korte verklaring’ over de strekking van het blad: Rooms-katholiek, Liefde voor de Vlaamse gemeenschap, ‘die ons het hechtst en op de meest onmiddellike wijze met de ganse gemeenschap der menschen over de aarde verbindt’. Wat de kunst –waarmee ook literatuur bedoeld wordt- betreft: ‘van ons religieus, noch van ons sociale leven kunnen wij haar abstraheren’. Onverbiddelijk moet worden geageerd tegen ‘dilettantisme, hetwelk de kunst verlaagd tot een gril’, tegen de kunst om de kunst, die ‘zondig(t) tegen de Heilige Geest’.
1923: Publicatie van zijn laatste expressionistische dichtbundel Landing
1926-1930: Correspondent van het Noord-Nederlandse katholieke dagblad De Tijd, als opvolger van Lodewijk Dosfel.
1930: Ontslag bij het dagblad De Tijd wegens zijn uitgesproken nationalistische stellingnames.
1931: Richt samen met o.a. Joris Van Severen, het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso) op.
1933: Hij wordt een onafhankelijk theoreticus van het nationalisme in de Nederlanden en publiceert in het door hem opgerichte tijdschrift Dietbrand (1933-1939).
- Moens gaat uit van een organische Dietse volksgemeenschap die bestaat uit verschillende volksgroepen (Vlamingen, Brabanders, Hollanders, Groningers enz.) en die door het gemeenschappelijke Dietse volkskarakter een onverbrekelijke eenheid vormt. Dat Vlaanderen, Nederland en Frans-Vlaanderen ‘door zuiver-mechanistische staatsgrenzen in drie stukken uiteengerukt liggen, beschouwt hij als een onnatuurlijk gegeven, dat zo snel mogelijk ongedaan moet worden gemaakt door de uitbouw van een Dietse staat. Alleen binnen een dergelijke staatsstructuur kan de eigenheid van het volk – het zogenaamde ‘eigen wezen’ dat wordt bepaald door raciale afstamming en inherente volksaard – zuiver en gaaf worden bewaard.
- Dietbrand was sterk anti-Belgisch, antiparlementair en autoritair gericht.
1934: Breuk met het Verdinaso.
- Op 14 juli 1934 kondigt Van Severen de Nieuwe Marsrichting aan, een eenzijdige demarche die het einde inluidt van een revolutionaire anti-Belgische lijn van het verbond en de fascistische machtsovername binnen België vooropstelt. Met deze koerswijziging wordt de ‘zuivere’ Groot-Nederlandse gedachte prijsgegeven en vervangen door een zgn. Bourgondisch ideaal, waarbij gestreefd wordt naar een hereniging met inbegrip van de Walen en de Luxemburgers.
- Voor Moens is de integratie van deze ‘volksvreemde elementen’ onverenigbaar met zijn idee van Dietse volksnationalisme.
Medio de jaren 1930 neemt Moens de literaire draad weer op. Golfslag (1935) en Het Vierkant (1938) luiden een tweede periode van schrijverschap in. Dit staat voortaan in het teken van zijn strijd voor de volks-Dietse gedachte en het streven naar een Groot-Nederland, georganiseerd op nationaal-solidaristische grondslag.
1935: Publicatie van de dichtbundel ‘Golfslag’. Uitgesproken nationalistische belijdenislyriek, waarin Moens in strak vormgegeven gedichten en sterke retoriek zijn politiek-ideologische opvattingen thematiseert.
- Golfslag illustreert de verschuivingen in Moens’ poëzie voor de zomer van 1934 en erna.
- De strijdlyriek van voor de zomer, die Moens opneemt in de tweede cyclus van Golfslag, laat een strijdlustig en hoopvol geluid horen.
- In de gedichten na de breuk (de derde cyclus) lijkt de poëzie voor de gedesillusioneerde dichter in eerste instantie een middel te zijn om zijn nederlaag te boven te komen. De volkse strijd wordt voortaan voorgesteld als een beproeving, een zware taak die de dichter vrijwillig en zonder enige zin voor nuance opneemt.
1938: Publicatie van ‘Het vierkant’. Ook in deze gedichtenbundel overheerst ideologie en streven naar volkse bewustwording.
1939: Publicatie van ‘Nederlandsche letterkunde van volksch standpunt gezien’. Een uitvoerig theoretisch essay waarin hij de pijlers van een ‘zuivere’ ‘volksverbonden’ literatuur uiteenzet.
- De sterke nadruk op de organische band van de dichter met de Dietse volksgemeenschap noopt Moens tot een heldere omschrijving van het begrip ‘volk’. Hiervoor bedient hij zich van een radicaal romantisch discours dat in belangrijke mate schatplichtig is aan de ‘Blut und Boden’ ideologie en vooral aandacht heeft voor de organisch gegroeide volksgemeenschap en de mythe van het zuivere volk.
- De Dietse volksgemeenschap omschrijft hij als ‘een natuurvoortkomstige, gegroeide eenheid’.
- Terwijl het Dietse karakter in hoofdzaak gevormd wordt door de inwerking van ‘het landschap’ en ‘de gesteltenis van de bodem’, wordt de Dietse eenheid bepaald én gewaarborgd door ‘afstamming’, ‘rassische samenstelling’ en ‘zuiver bloed’.
- In het gedicht ‘Volksche kantiek’ uit Golfslag wordt het zo verwoord:
Moens’ ideeën vinden in de Vlaamse Beweging niet echt veel weerklank, maar zullen in de bezettingstijd wel sporen met de doelstellingen van het collaborerende V.N.V.
1940-1944 (Tijdens Wereldoorlog II)
1940: Moens vindt aansluiting bij het VNV van Staf de Clercq.
- Deze partij is haast onmiddellijk in de collaboratie gestapt in de hoop om met de hulp van de bezetter een Dietse volksstaat op nationaal solidaristische grondslag tot stand te brengen.
- Deze uitdrukkelijke Groot-Nederlandse koers, waarmee het VNV zich afzet tegen het Groot-Duitse annexionisme, moet onder druk van de Duitsers na enkele maanden al aanzienlijk worden afgezwakt
- Vanaf het najaar van 1940 komt het VNV niet langer op voor een Groot-Nederlandse staat
- September 1941: omdat het Dietse standpunt prominent aanwezig blijft in de propaganda van het VNV, vaardigt de bezetter een verbod uit om nog langer in het openbaar over een politiek Groot-Nederland te spreken.
- Geleidelijk aan stapt het VNV af van de idee van een Vlaamse of Groot-Nederlandse staat en begint ze zich te profileren als voorstander van een Groot-Germaanse Rijk.
4 april 1941: Met de steun van het VNV krijgt hij de leiding over de gesproken uitzendingen van Zender Brussel een radio-instituut dat tijdens de oorlog fungeert als een propagandakanaal voor het nationaalsocialistische gedachtengoed.
Januari 1942: Wordt bevorderd tot algemeen leider van de culturele uitzendingen, maar komt al snel in aanvaring met de Duitse bezetter. Zijn weigering om wervingspropaganda te brengen voor het oostfront leidt tot een hevig conflict met de Duitse commissaris-administrateur maar blijft uiteindelijk zonder gevolg.
Oktober 1943: Moens weigert te berichten over de oprichting van een Hitlerjeugd Vlaanderen.
31 december 1943: Dient ontslag in omdat de zender steeds meer onder invloed komt van de Algemeene SS-Vlaanderen en DeVlag.
- In een voetnota van haar essay ’De volksverbonden lyriek van Wies Moens ‘ stelt Els Van Damme dat het conflict met de Duitse bezetter en het daaropvolgend ontslag vaak wordt aangegrepen om Moens’ betrokkenheid bij Zender Brussel te minimaliseren. Zo stelt Eric Verstraete, dat Moens als leider van Zender Brussel blijft ‘doen wat hij voor de oorlog deed: de volkse, Dietse eigenheid en zelfstandigheid verkondigen en vrijwaren, ditmaal tegen het Duitse imperialisme (Verstraete, Wies Moens p. 21-22).
- Zij wijst erop, dat’ de weigering om propaganda te voeren voor het oostfront en de Hitlerjugend geen daden van verzet waren tegen het Duitse imperialisme. Moens had fundamentele bezwaren. De strijd tegen het communisme ter vrijwaring van het katholieke gedachtengoed kon zijn goedkeuring wegdragen, maar geconfronteerd met de eerste slachtoffers (onder wie VNV’er Reimond Tollenaere) deed hem twijfelen aan de zin van de onderneming. De Hitlerjugend Vlaanderen beschouwde Moens dan weer als ‘een totale verloochening van de door Albrecht Rodenbach in het leven geroepen jeugdbeweging. (Moens en T’Sjoen, ‘Een historische en literaire inleiding’ p. 40.
1944-1947: Gedurende drie jaar leeft hij ondergedoken op verschillende schuiladressen in België
Mei 1947: Wordt bij verstek ter dood veroordeeld wegens collaboratie. Vooral zijn directeurschap bij Zender Brussel weegt hierbij zwaar door. Moens vlucht daarop naar Nederlands-Limburg, waar hij leraar Nederlands wordt aan het college te Geleen en stichter-directeur van de volkshogeschool Carmel.
1950-1964: Leraar Nederlands aan het college van de paters karmelieten te Geleen.
1955-1967: Directeur van de Volksuniversiteit ‘Carmel’ in Geleen.
- Weerom is het zijn onverzettelijkheid die hem tot ontslag uit deze functie noopt. Ditmaal omdat hij het modernistische optreden van bepaalde leraars in Carmel resoluut afwees en tot geen compromis bereid was.
1967: Het heimwee, het gevoel van verslagenheid, de eenzaamheid, maar ook het hardnekkig geloof in het Dietse ideaal, zijn verwerkt in de laatste afzonderlijke verschenen dichtbundel De verslagene.
Nog een laatste bundel gedichten Ad Vesperas wordt gerealiseerd, opgebouwd uit gedichten die hij schreef in de periode 1963-1967. De bundel kent geen afzonderlijke publicatie maar wordt enkel toegevoegd aan de jubileumbundel ‘Gedichten 1918-1967’ .
23 oktober 1968: Overlijden van zijn vrouw Grietje. Van dan af leeft hij in toenemende eenzaamheid.
December 1968: Particuliere gratieverlening door de Belgische minister van justitie, waarbij Moens’ doodstraf wordt omgezet tot 20 jaar. Hierdoor krijgt hij de mogelijkheid om naar Vlaanderen terug te komen.
- Wies Moens wijst deze particuliere gratieverlening af, uit solidariteit met de andere collaboratieveroordeelden; pas wanneer een volledige amnestie zou worden toegestaan, zou hij zijn particuliere amnestie willen aanvaarden.
1969-1974: Wies Moens wordt door zijn vrienden niet vergeten.
- In privé-beheer verschenen vier bundels met verzameld proza: Proza I (1969) bevat het creatief werk, Proza II (1970) het kritisch werk, Proza III (1972) tijdschriftartikelen, redevoeringen en opstellen over figuren uit de Vlaamse Beweging en Proza IV (1973) literaire en toneelkritieken uit de periode 1923-1965.
- In 1974 verscheen een selectie uit zijn poëtisch werk.
5 februari 1982: De dichter overlijdt na een slepende ziekte, in het St.-Odiliaziekenhuis te Geleen.
Epiloog
27 juli 1983: Oprichting van het Vormingsinstituut Wies Moens, gericht op studie en vorming in het algemeen, en op het bevorderen van de studie van Wies Moens en zijn werken in het bijzonder.
1984: Publicatie van een monografie WIES MOENS 1898 – 1982. GEDENKBOEK bij Stichting Mercator – Plantijn te Antwerpen. De publicatie kwam tot stand onder impuls van zijn Vlaams-nationalistische geestesgenoten en bevat een nogal tendentieuze monografie van Erik Verstraete.
1996: Publicatie van Memoires Wies Moens. Met een historische en literaire inleiding door Olaf Moens en Yves T’Sjoen. Amsterdam: Meulenhoff / Antwerpen: Kritak -356p.
2019: Tekstkritische uitgave van zijn expressionistisch dichtwerk, bezorgd door Els Van Damme en Yves T’Sjoen
MEER OVER WIES MOENS
- Jan D’Haese. 1981. Wies Moens. Gent (Oostvlaamse literaire monografieën nr. 23)
- E. Verstraete, 1973. Wies Moens. Brugge (Ontmoetingen, nr. 101)
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- NEDWEB/Literatuur in context – Moens, Wies
- Wies Moens – Wikipedia
- Vormingsinstituut Wies Moens
- Wies Moens – Stad Dendermonde
- Wies Moens – DBNL
Referenties
- Els Van Damme: De ‘volksverbonden’ lyriek van Wies Moens. In: ‘Verbrande schrijvers – culturele collaboratie in Vlaanderen 1933-1945’ L. De Vos: Y. T’Sjoen; L. Stynen (red.). Gent, Academia Press, 2009, pp. 71-91.
- Mathieu Rutten en Jean Weisgerber (red.), Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit: de opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946), Antwerpen, 1988.
- Olaf Moens en Yves T’Sjoen, Een historische en literaire inleiding (pp 10-77), in: Wies Moens, Memoires. Amsterdam: Meulenhoff / Antwerpen: Kritak, 1996. -356p.
SMAAKMAKER
Brabantsche lente
Uit: Golfslag (1935)
‘Kom,’ noodt mijn Brabantsche vriend mij, ‘en luister naar den godenzang van de Lente hier !’ Eén spattende weelde, zoo vind ik het dorp, de tuine’ overschuimd door de bloeiende kruinen. Daarboven als bloesemwagens tiegen de wolken in stoet aan de feestelijke lucht. Van den heuvel schalmeit de jeugdige wind. Zijn vreugde rukt los van de warme borst der aarde den leeuwerk, die alvermetel den kamp met den zilveren fluiter begint en haalt den prijs, in gewinde koralen uitstortend zijn hart, het vurige, kleine, dat achter grauw gevederte klopt ! Waar het breede waaien den vogel lokt tot juichende vlucht, klimt het pad naar den ouden molen. Hij houdt zijn armen ten hemel gestrekt: een Mozes biddend op den berg van God Geborge’ in den grond het goudene graan dat wuivend zal in de Zomer staan met aren die buigen onder hun vracht. De molen, de duldzame, bidt en wacht. Wij wandelen om zijn bultig lijf en schouwen in’t dal: het koren groent reeds overal. Ik meen voorwaar, het felle bloed dat de aarde door de aarde stuwt, moet vonken als de nectar doet der boeren, hun blond appelwijn ! Haal boven een flesch van ’t oude jaar: de Lente zingt, Brabantsche Lente, hoog en klaar ! De witte vlaggen van het licht wapperen frisch langs ons aangezicht. Het is, als schrijden fijfelaars in wit en blauw ons voor ten dronk. – Terwijl wij treên den drempel over, stapt de schare de hoving op, den boomgaard in, en ginds bij de pralende kerselaren speelt voort de muziek: het suizen en deunen golft om het huis met den bloesemgeur. Mijn vriend thans, opetogen: ‘Zeg, kent ge schooner wonen dan dit: met open deur aan den klankstroom van Gods verblijdenis, die komt van de hoogte, het huis omvloeit ?’ Ik, ’t glas geheven, breng een krachtig ‘Heil’ ! hem toe, sluit bei mijn oogen en zie: hoe een verdwaalde meeuw, heenscherend pijlsnel over den disch, het milde stroomen daarbuiten haar heimwee meldt; de borst gelijk een schild, en ’t kantig snijden van haar scherpe vlerken.
Knielen zal ik
Uit: De Boodschap (1920)
Knielen zal ik tussen Uw simpele luiden. Het tempo van hun hart is de rustige regelmaat van koperen slingers, in antieke klokkasten van eikehout. Ik zal het jagen stilleggen van mijn hart, met kalme riemslag roeiën naar Uw meren van licht. Daar is geen rimpel in het meervlak, lijk daar geen rimpel groeft door Uw effen gelaat. Knielen zal ik tussen Uw simpele luiden. Zij dragen ruige baard en spuwen op de vloer van Uw heiligdom; maar in hun ogen is de eenvoud der kleinen, terwijl zij luisteren naar Uw woord. Ik zal de wortel der ijdelheid rukken uit mijn oogappel, de hoge pracht der begeerlikheid wassen van mijn netvlies: dat mijn ogen worden gewijd voor het aanschouwen van wintermisère en de bespotting van dompelaars langs de straatweg.BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
Deze bibliografie werd verdeeld over 4 afdelingen
- Eigen literair werk in boekvorm (proza, poëzie, essays enz) – chronologisch
- Vertalingen gemaakt door Wies Moens – alfabetisch op naam van de vertaalde auteur
- Publicaties in Duitsland
- Bijdragen aan tijdschriften – chronologisch
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM VZW – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
1. Eigen literair werk in boekvorm
2. Vertalingen/bewerkingen
Brentano, Clemens
1948. Het bitter lijden van onzen Heer Jezus Christus. Naar het verhaal van Anna-Catharina Emmerich, uit het Duitsch vertaald door G.L. DIJKMAN ( = ps. Voor Wies Moens) , Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel. -344p. Oorspronkelijke titel: Das bittere Leiden unsers Herrn Jesu Christi (1833).
Met geïllustreerde stofomslag.
Contardo Ferrini
Ghéon, Henri
1927. De klucht van de gestrafte met den koorde: mirakelstuk in drie bedrijven (vert. uit het Frans). Thielt: Lannoo. 118p. Afmetingen: 19.50 x 15.50. Oorspronkelijke titel: La farce du pendu dépendu, miracle en trois actes. (1924)
Chesterton, G.K.
Dietzenschmidt
1923. Compostella: legendespel in drie bedrijven. Gent: T Spyker. 88p. Reeks: Nederlandsch keurtooneel. – Gent; vol. 1
Oorspronkelijke titel: Die Sanct Jacobsfahrt. Eyn Legendenspiel in drey Aufzügen. Berlin: Oesterheld & Co. Verlag, 1920. Vorlage für die Oper „Die Jakobsfahrt“ von Fidelio F. Finke.
Met op het voorplat een tekening van Edg. Ernalsteen. Wies Moens vertaalde dit toneelstuk uit het Duits en liet de tekst voorafgaan door een biografische noot over de auteur Dietzenschmidt, pseudoniem voor Anton Schmidt. De eerste opvoering in Vlaanderen vond plaats in de Nederlandse Schouwburg te Antwerpen o.l.v. Jan Oscar de Gruyter
Hölderlin, Friedrich
Housman, Laurence
1929-1930. Van Sint Franciscus: negen taferelen uit het leven van de Poverello (vert. uit het Engels). Utrecht: De Gemeenschap. 4dln.
Oorspronkelijke titel: Little Plays of St. Francis (1922)
Luther, Arthur
Marti, Hugo
z.d. [1949]. Het kerkje van zeven wonderen. Uit het Duitsch vertaald door G.L. DIJKMAN ( = ps. Voor Wies Moens), Heerlen, Winands. -208p. Ill. Oorspronkelijke titel: Das Kirchlein zu den sieben Wundern (1922)
Molière
1924. Pachter Dandin: klucht in drie bedrijven. Gent: Tspyker. -70p. Reeks: Internationaal keurtooneel. – Gent; vol. 2.
Omslagtekening: E. Ernasteen, ontwerp voor decor van A. Prevenier te Lokeren.
Oorspronkelijke titel: George Dandin ou le Mari confondu (18 juli 1668)
Weinrich, F.J.
Wildgans, Anton
1924. Kaïn: een mythies gedicht. Gent: Uitgaven Cultura. -79p.
3. Publicaties in Duitsland
4. BIJDRAGEN IN TIJDSCHRIFTEN
1922 | Bij het verscheiden van Hugo Verriest (proza) | Gedeeltelijk herschreven tekst van een bijdrage in Opgang, Amsterdam |
1923 | Dr. Antoon Jacob (proza) | De Stem |
1924 | Pieter van der Meer de Walcheren in de jaren ’20 | In: ‘Pogen’ jg. II nr 10 |
1924 | Van Marie Koenen tot Felix Timmermans. | In: ‘Pogen’ jg. II nr 1 |
1924 | “Mariken van Nieumeghen” door het Vlaamse Volkstoneel | In: Opgang, Amsterdam.1924 |
1926 | “De spelbreker”, Comedie door Paul de Mont | In: De Tijd, Amsterdam.1926 |
1927 | • Charles De Coster (essay)• Emile Verhaeren (essay)• Papini’s alleenspraak over de dichtkunst (essay)• Maritain : grenzen der dichtkunst (essay).• Stijn Streuvels “Werkmenschen” | In: De Tijd, Amsterdam (1927)In: De Tijd, Amsterdam (1927)In: Jong Dietsland. (1927)In: Jong Dietsland. (1927)In: Jong Dietsland. (1927) |
1928 | Paul van Ostaijen en de studenten der Nederlandse universiteit te Gent (1916-1918). (essay). | In: “Vlaamsche Arbeid”, speciaal nr 1928 |
1928 | • Dr. August Borms : Op bezoek in de gevangenis te Leuven.• Bij de 50e verjaardag van Karel van de Woestijne.• Claudel’s “Maria Boodschap” door het Vlaamse Volkstoneel.• “Van twee Coninxkinderen” op de Planken.• “Adam in ballingschap” door het Vlaamse Volkstoneel.• “Compostella” van Dietzenschmidt door de groep “Exelsior”.• De “Tragedie van Judas”.• Carlo Goldini in een Vlaams provinciestadje.• Bredero in de Nederlandse schouwburg te Antwerpen . | In: De Tijd, Amsterdam, 1928 |
1930 | • Een toneelavond te Lier.• Een voorstelling door “Gods Vagebonden” uit Mechelen. | In: Tijd, Amsterdam.(1930) |
1931 | De stem van het bloed. | In: Tijd, Amsterdam.(1931) |
1933 | • Wedergeboorte der literatuur.• Albert Mähl.• Een Finse verteller. | In: Dietbrand jg. I nr 3 / In: Dietbrand jg. I nr 2 / In: Dietbrand jg. I nr 3 (1933) |
1934 | • Rembrandt op de Planken.• Kamp om Dietsland. | In: Dietbrand jg. I nr 6 (1934) / In: Dietbrand jrg. II nr 2 |
1934 | Cyriel Verschaeve : Bij zijn 60e verjaardag. | In: Dietbrand’ jg. I Nr 7 |
1934 | Een merkwaardige studie. (bespreking van Duitse literatuurgeschiedenis Individualismus als Schicksal door Otto Miller) | In: Dietbrand jg. II nr 1 (1934) |
1934-35 | • “Hannibal” door Mirko Jelusich• Nederduitse herleving | In: Dietbrand jg. II nr 3 (1934-35) / In: Dietbrand jg. I nr 4 (1934) & Dietbrand jg. II nr 3 (1934-35) |
1934-35 | Aan Dosfel’s graf. | In: Dietbrand jg. II nr 9 (1934-35) |
1935 | Rosa de Guchtenaere. | In: Gudrun jg. XVIII nr 1 |
1936 | Dietse vertellers. | In: Dietbrand jg. III nr 7 |
1936 | “Vlaanderen” door Duitsers gezien. Besprekingen over : A. von Hatzfeld: Felix Timmermans; Otto Brües Fliegt der Blaufuss ?; K. Baehrens: Die flämische Bewegung”. | In: Dietbrand jg. III nr 4 |
1937 | • “Bartje” door Anne de Vries.• Nederlandse werkelijkheden.• Het levenswerk van August Heyting.• Bijdragen tot de kennis van ons volk. | In: Dietbrand jg. IV nr 2 / In: Gudrun jg. XVIII nr 9-10 / In: Dietbrand jg. IV nr 8 / In: Dietbrand jg. IV nr 3 |
1938 | • 11 juli : Dietse dag (toespraak gehouden te ’s Gravenhage op 9 juli 1938)• Willem van Oranje en Zuid-Nederland (toespraak gehouden op de herdenking te Delft, op 28 april 1938) | In: Dietbrand jrg. 5 nr 7 |
1938 | Onze volkskamp (bespreking: L. Picard: “Geschiedenis van de Vlaamsche en Grootnederlandsche Beweging’) | In: Dietbrand jg. V nr 1 (1938) |
1938 | • Bij een uitlating van Prof. Geyl.• Richard Benz over de Duitse romantiek.• Een nieuw boek over ons volk. | In: Dietbrand jg. V nr 6 (1938) / In: Dietbrand jg. V nr 6 (1938) / In: Dietbrand jg. V nr 10 (1938) |
1949 | Rondom een lezing over het nieuwe dichten. | Geschreven in 1949, voor het eerst gepubliceerd in ‘Proza IV’. |
1960 | Pater Dr. A.D. Stracke : Bij zijn 85e verjaardag. | In: Dietsland-Europa. Jaargang V/. Speciaal nummer. (1960): Ook Dietsland-Europa jaargang X nr 9 -10 (1965) |
1962 | Doctor Faustus : sage-figuur en symbool. (lezing gehouden voor de volksuniversiteit te Geleen) | |
1964 | • Jean-Marie Gantois : De 60e verjaardag van een wapenbroeder.• De eenzame mens in de hedendaagse letterkunde (lezing gehouden voor de volksuniversiteit te Geleen) | In: Dietsland-Europa. Jg IX nr 8 (1964) |
1965 | Dante’s actuele betekenis (lezing gehouden aan de volksuniversiteit te Geleen) | |
1965 | Pater Dr. A.D. Stracke : Aan de negentigjarige. | In: Dietsland-Europa. Jg. X nr 9-10 (1965) |
1968 | Jean-Marie Gantois herdacht. | In: Notre Flandre. Jg. XVI nr 1-4 (1968) |
1970 | Aan Angela Dosfel-Tysmans, bij haar 80e verjaardag. | In: Dietsland-Europa. Jaargang XV. Nr. 10-11. (1970) |