Maakt deel uit van:de realistische generatieLierse schrijvers
ANTON BERGMANN
Lier, 29 juni 1835 – Lier, 21 januari 1874
Prozaschrijver
Eig. Antonius Josephus Georgius Franciscus
- Ligt in Vlaanderen aan de basis van een nieuw literatuurbesef en vertegenwoordigt een tweede rijpere fase van het realisme in de Vlaamse literatuur. (Andere realistische schrijvers zijn de gezusters Loveling, Wazenaar, Raymond Stijns en Isidoor Teirlinck).
- Als vermogend en gecultiveerd patriciër schrijft hij niet langer met educatieve, moraliserende, volksverheffende doelstellingen, maar eerder voor zijn genoegen en creatieve drang.
- Eén uitzondering is zijn moraliserende tirade tegen goklust in het verhaal ‘Op St. Niklaasdag’ (1873). Overigens niet zoveel verschillend van August Snieders ‘roman ‘De speelduivel’
- Nieuw bij Bergmann is het ontluikend esthetiserend gevoel, een vleugje artisticiteit waarmee hij de werkelijkheid benadert, niet langer zoals Domien Sleeckx haar enkel fotografisch observeert.
- Dit ‘poëtisch realisme’ heeft een luchtige, speelse stijl die sterk contrasteert met de stroeve taalbehandeling van zijn voorgangers.
- Zijn werk kan worden opgedeeld in een historisch en een literair gedeelte.
BIOGRAFIE
29 juni 1835: Anton Bergmann werd geboren te Lier als zoon van de liberale Lierse burgemeester George K.L. Bergmann jr. zelf en auteur van ‘Uit vader Bergmann’s gedenkschriften’ (postuum 1895)
- Al van kindsbeen af was hij met het liberale gedachtengoed vertrouwd.
- Hij liep lagere school in zijn geboortestad, aan de stadsschool van Meester Van Rompaey.
- Daarna volgde hij lagere Latijnse klassen aan het Lierse stadscollege.
1849 – 1853: Nam plaats op de banken van het stedelijk atheneum te Gent
- Hij toonde er zich als een groot liefhebber van de Nederlandse letteren.
- Met enkele vrienden (o.a. Julius Vuylsteke ) vormde hij er een studentenclubje dat zich, naast het traditionele drinken, roken en zingen, ook bezighield met de toenmalige taalproblematiek.
- Hier werd de kiem gelegd van wat later het romantisch-flamingant “Taalminnend Studentengenootschap” zal worden, met de kenspreuk “t Zal wel gaan”, een liberaal georiënteerde vereniging die de beoefening van de Nederlandse literatuur en de verdediging van eigen taal tot doel had.
1853: Werd student aan de Universiteit van Gent. Hij legde er de kandidaats-examens af in de letteren en wijsbegeerte, de rechten en het notariaat.
Zijn literair talent blijkt uit de verschillende publicaties:
- In de ‘Gentsche studenten almanakken’ van “’t Zal wel gaen” en in de ‘Gentsche jaarboekjes’ leverde hij vele bijdragen onder het psd. Tony, zoals: Fragment; De eerste liefde van Frans; Eene ware Geschiedenis; Eene schoone partij, enz.
- Voorts in Noord en Zuid, 1856: Op de kermis (1856);
- In het door Lieven Rens uitgegeven Nederduitsch letterkundig Jaarboekje verschenen o m drie novellen: Brigitta, Op St.-Niklaasdag en Mariette la Bella.
1854: Het genootschap trad voor het eerst naar buiten met het “Jaarboekske voor 1854” met daarin zijn eerste publicatie: Eenige bladzijden uit het leven der vlooien’, waarvan de titel Consciences ‘Eenige bladzyden uit het boek der natuer’ parodieert.
- Hierin steekt hij studentikoos de draak met de Franse aanmatiging ten aanzien van Vlaanderen, een aanmatiging die naar zijn mening sterke parasitaire trekken vertoont.
- Zijn luimig verslag van de veldtocht der Franse vlooien tegen enkele weldoorvoede Vlaamse studenten is ook een satire op de Vlaamse historische roman, waar menig auteur nogal eens de neiging heeft om zijn historische kennis te etaleren in een overvloed van pseudo-geleerde voetnoten.
1855: ‘De Meulenaer’ of meikever. Antropomorfiserend opgevat met de bedoeling om vanuit het perspectief van een insect een weinig vleiend beeld op te hangen van de species mens.
- Met een flinke schep ironie wordt de Vlaamse roman en zijn vaak volkse personages door de mangel gehaald.
- Wanneer men in het Vlaams schrijft zo stelt hij, moet men altijd “zijne helden uit de volksklas kiezen, en ze Jan of Mietje noemen, wil men in den trant der hedendaagsche Vlaamsche schrijvers blijven: zij zijn immers zeker door geene sénateur of duchesses gelezen te worden” (‘Verspreide schetsen en novellen door Tony, 1875)
1856: ‘Eene ware geschiedenis’ overwegend humoristisch en badinerend van toon. De avonturen van een uil onder kostschooljongens.
‘De eerste liefde van Frans’ is een verhaal waarin het Liers begijnhof een belangrijke plaats van handeling is.
- Men kan dit verhaal beschouwen als een gedeeltelijke voorafbeelding van ‘Ernest Staes’
- Met subtiele pen tekent de auteur het verloop van de onbevangen puberliefde en toont daarnaast de lachwekkend-krampachtige reacties van de 19de eeuwse volwassenen.
- Kritische observatie en relativerende humor houden elkaar in evenwicht.
‘Op de kermis’
- Een ludiek verhaal van ene mislukte poging van bekrompen burgers om een van hun dochters te koppelen aan een verre bloedverwant die daarvoor op de kermis wordt uitgenodigd.
1857: ‘Eene schoone party’ een sarcastisch relaas van een karikaturaal huwelijk aangegaan uit berekening.
- Sarcasme, ironie, lak aan sjablonen type Conscience, schrijven vrij van de geijkte 19de eeuwse eisen van de didactische letterkunde , we vinden het allemaal terug in zijn vroegste stukjes, geschreven in een periode toen het traditionele patroon van de Vlaamse 19de eeuwse literatuur nog volop domineerde. Klassiekers van Conscience als Baas Ganzendonck, De loteling, Blinde Roza, De arme edelman, Rikke-tikke-tak en De Boerenkrijg dateren allen van de periode 1850-1853
1857: De studie “Philips van Marnix van Sint Aldegonde, plundering der hoofdkerk van Lier“.
Na dit jeugdwerk is het wachten tot 1870 vooraleer de auteur weer literair actief wordt.
1857: Op verzoek van zijn vader richtte Anton Bergmann in 1857 het liberale weekblad De Lierenaar op. Vanaf 1 januari 1857 tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verscheen het blad iedere zondag. Anton Bergmann nam zeventien jaar lang de redactie van het liberale weekblad op zich.
- Het was het eerste ideologisch gekleurde nieuwsblad in de stad. Het bracht uitgebreide binnen- en buitenlandse berichtgeving, verslaggeving over werkzaamheden van het parlement, provincie- en gemeenteraad, markt- en beursberichten, aankondigingen, feuilletons en uurtabel van treinen en omnibussen.
1858: Volgde enige tijd de lessen aan de Vrije Hogeschool van Brussel waar hij in 1858 promoveerde tot doctor in de rechten.
1858: Vestigde zich als advocaat te Lier.
Hij had een drukke praktijk die heel wat tijd in beslag nam en veel vergde van zijn niet zo sterk gestel. Toch vond hij nog tijd voor literair werk en geschiedkundige opzoekingen.
- Trad in het huwelijk met Eliza Van Acker. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren.
Anton Bergmann woonde in “De Sevensterre” (Grote Markt 33) en vader George Bergmann in “De Gulden Leeuw” (Grote Markt 34 en 35).
Na zijn dagtaak begaf Anton zich dikwijls naar zijn landgoed ‘Nazareth’, dat vlakbij de stad in een kromming van de Nethe lag.
- Van het buitenverblijf zijn alleen fraaie ansichtkaarten overgebleven. Het werd tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Het was een ruime woning met witte gevel met rondom keurig onderhouden groen, een vijver met bruggetje en palmen in kuipen. Achter tegen het spoor aan bevond zich een open ruimte voor een kudde damherten. Het was een heerlijke plek, een oase van rust waar niet alleen het gezin, maar al wie er kwam met plezier toefde. Nazareth was de gedroomde plek om de Vlaamse intellectuele vrienden en letterkundigen te ontvangen.
1870: Publicatie van zijn twee “Rijnlandsche novellen“, waarin zijn humor en geestige opmerkingsgave tot uiting komen.
- Beide teksten verwerken de reisimpressies van een vakantietrip die hij in de herfst van 1867 en 1868 onderneemt langs de boorden van de Rijn. Ze bezitten dezelfde losheid van stijl en rake opmerkingsgave, maar steken compositorisch beter in elkaar.
- Mogelijk is er het voorbeeld van de Franstalige Zwitserse auteur Rodolphe Töpffer (Voyage en zigzag, 1844) die toen heel populair was, maar van navolging of beïnvloeding kan men eigenlijk niet spreken.
- “Othilie Schmetterling, of acht dagen in een duitsch kosthuis” is een vlot lezende mengeling van rake typeringen van kostgangers in een kosthuis aan de voet van het Siebengebirge en reisimpressies. Een in mineur eindigende idylle tussen een vlinderachtige jongedame, een schwärmertype dat perfect harmonieert met de romantische natuur van de Drachenfels, biedt tevens aan de realistische ik-verteller de mogelijk tot relativerende distantie.
- “Fraulein Louise” is kunstiger van opbouw en heeft als centrale verhaallijn een dubbele liefdesrelatie. Maar dat verhaal wordt gelardeerd met de nodige sightseeing. Bergmann toont zijn waardering voor romantiek en volksgeest, maar wordt er niet door verzwolgen. Steeds weer wendt hij als realist de blik naar zijn eigen tijd, interesseert zich voor de Duitse eenmaking op basis van liberale vrijheidbeginselen eerder dan naar Pruisisch model.
1872: “Brigitta” “eene Zwitsersche herinnering”.
Een harmonieuze mengeling van ernst en scherts. Zijn best geslaagde reisnovelle.
Ondanks de indeling in 4 hoofdstukken, naargelang de locatie, is het in feite een drieluik
- Deel 1: de ik-verteller schetst een genuanceerd portret van zijn reisgezel, een Amerikaan, deels sympathiek, deels onsympathiek, deels robuust en deels dandy-achtig. Voor hem betekent geld alles en Amerika zal dank zij zijn gouden dollars Europa onttronen. In zijn gezelschap leerrt de ik-verteller het titelpersonage kennen: een ongekunstelde landelijke schoonheid.
- Deel 2: Het ik-personage ontdekt alleen en als bij toeval Brigitta’s woonst, waar haar vader hem het ideaal voorhoudt van een ongeschonden landelijk bestaan.
- Deel 3: Brigitta brengt die trouw in praktijk, door de Amerikaan die haar wil verleiden en meetronen, een ferm blauwtje te laten lopen.
De moraal van dit verhaal –de Amerikaanse materialistische veroveringsdrang vermag niets tegen een bestaan gebaseerd op echte levensvoorwaarden- wordt op een erg komische wijze gebracht. Bergmann brengt een oubollige Vlaamse toerist ten tonele, die een warrig verhaal afsteekt en niet veel van de ware toedracht begrijpt. Meer nog door de vragen en reacties van de ik-verteller vreest hij zelf “aan eenen ondeugenden Amerikaan te zijn ontsnapt, om in nog gevaarlijker handen van eenen halfgekken Vlaming te vallen”.
1873: Publicatie van zijn volumineuze 600 bladzijden tellende “Geschiedenis van Lier“, waaraan hij sinds de jaren 1850 had gewerkt.
Februari 1873: Twintig ondertekenaars onder wie George en Anton Bergmann vroegen het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds om in Lier een afdeling op te richten. In november van hetzelfde jaar had de oprichtingsvergadering plaats onder het voorzitterschap van Anton Bergmann.
Ondertussen leed hij al aan de slepende ziekte waaraan hij veel te vroeg zal overlijden. Zijn gezondheidstoestand beterde niet terwijl hij aan zijn hoofdwerk “Ernest Staas” werkte.
1874: Publicatie van “Ernest Staes, advocaat” onder de schuilnaam “Tony”.
- Het boek werd in ‘Noord en Zuid’ zeer gunstig onthaald. Ook zijn vriend Nicolaas Beets (alias Hildebrand), voor wie Anton Bergmann een grote bewondering had, was vol lof. De brief waarmee de lofbetuigingen werden overgemaakt, kreeg hij echter niet meer te lezen. Hij lag op sterven. Het werk, bevattende twaalf semi-autobiografische schetsen, werd lange tijd beschouwd als de Vlaamse “Camera Obscura” en de schrijver als een Vlaamse “Hildebrand”. Doch is er een verschil : bij Tony overheerst een sociale verbondenheid die bij Hildebrand ontbreekt. Nicolaas Beets omschreef het werk in de volgende bewoordingen : “Het is waarheid en leven, geest en gevoel, fijnheid van tekening en losheid van trek, juistheid van opvatting en schilderachtigheid van uitdrukking…”.
1874: “Marietta la bella”
- In deze laatste reisschets verschijnt voor het eerst Venetië in de Vlaamse literatuur in een poëtische bekoorlijkheid.
- Wat Van Kerckhoven in zijn italianiserende verhalen over de dogestad schreef maakt hierbij vergeleken een vlakke indruk.
21 januari 1874 : Anton Bergmann stierf te Lier op 39-jarige leeftijd.
Zijn grafmonument bevindt zich op het Oude Kerkhof (ook oude begraafplaats genoemd) aan de Mechelse Steenweg te Lier.
Epiloog
17 juni 1875 : Bij Koninklijk Besluit werd aan Mr. Anton Bergmann de vijfjaarlijkse prijs van Nederlandse Letterkunde voor het tijdvak 1870-1874 toegewezen.
1898: Na jarenlange voorbereiding werd te Lier zijn gedenkteken onthuld.
- Dit was één jaar na de plaatsing van het beeld van de letterkundige en historicus Jan Baptist David aan de Sint-Gummaruskerk. Het borstbeeld en de beelden van de kleine Bertha en Ernest, figuren uit zijn roman Ernest Staas, zijn van Antwerpse beeldhouwer Frans Joris.
- De onthulling onder leiding van de lokale Willemsfondsafdeling ging gepaard met grootse feesten. Max Rooses sprak de gelegenheidsrede uit. Een koor van 250 zangers voerde een gelegenheidscantate van Peter Benoit uit op tekst van Emmanuel Hiel, een praalstoet met 210 verenigingen trok door de Lierse straten en meer dan duizend muzikanten namen deel aan een muziekfestival in de binnenstad.
- De stadswandeling, de straat er parallel mee en de verderop gelegen school zijn naar Anton Bergmann genoemd
1974: Lier herdenkt zijn schrijver ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van zijn overlijden.
- 19 januari 1974: Herdenkingsplechtigheid met o m een toespraak Karel Jonckheere (Een eeuw Ernest Staes)
- 18 mei 1974: een academische zitting ingericht door de stad Lier gevolgd door opening van de tentoonstelling Anton Bergmann, zijn leven, zijn werk, zijn tijd.
MEER OVER ANTON BERGMANN
Algemeen
- Oosthoek Lexicon Nederlandse en Vlaamse Literatuur. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers.
- De Ceulaer, J. 1985. ‘Anton Bergmann’. In: De Nederlandse en Vlaamse auteurs. Van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Ed. G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse. Weesp: De Haan.
- Leeuwen-Canneman, M.C. van. 1988. Inventaris van het archief van de familie Vosmaer, 17e-20ste eeuw. ‘s-Gravenhage: Centraal Register van Particuliere Archieven. 198 p.
- Paul Fredericq: Tony, in: Gentsche studentenalmanak voor 1880, (s.d.), p. 61
- Max Rooses: Tony, in: Schetsenboek (1877), p. 248-253
- Oscar van der Hallen: Tony Bergmann, in: Vlaamsche Arbeid (1927), p. 310-320 ; (1928), p. 30-41; (1929), p. 192-200
- Omer van Audenhaeghe: T. Bergmann, in: Vlaamsche gids, jrg. 22 (1931-1932), p. 385-403
- Oscar van der Hallen: Anton Bergmann, in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. 1 (1964), p. 168
- Jean Weisgerber: Anton Bergmann, in: Biographie nationale, dl. 29 (1956-1957), p. 272-274
- Ger Schmook: T. Bergmann op de draaischijf van zijn generatie, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1978), afl. 1, p. 104-147; afl. 2, p. 149-184
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Nedweb Literatuur in kontekst – Bergmann, Anton
- Bergmann Anton -Literair Gent
- Toen de liberale partij in 1846 werd opgericht, was er nog …
- Anton Bergmann – dbnl
Referenties
- STYNEN LUDO, De taal was gans het volk. Biografie Anton Bergmann.
Antwerpen, Manteau, 2006. Gebrocheerd, in-8, 480 pp. met bibliografie en register. Enkele buitentekstplaten in ZW. Stynen levert diepgaand werk en plaatst het leven van AB tegen de achtergrond van de 19de eeuwse cultuur en politiek. - WAUTERS, K., Het Vlaamse fictionele proza van Conscience tot Loveling. In: Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 1. P258-263. 1999 KANTL Gent.
- PIET COUTTENIER, Anton Bergmann: een uitzondering, pp 69-82 in: in: Karel Wauters (red.), Verhalen voor Vlaanderen. Aspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen. 308p.
SMAAKMAKER
DE OORDJESSCHOOL
Juffrouw Monnier hield er, op de hoek van het “Hemdsmouwken”, – schilderachtige naam voor een begijnhofstraatje ! – in een vervallen huisje met kleine ruitjes, vooruitspringend dak en bouwvallige arduinen trap, een soort van gesticht, dat zij haar “Etablissement pour l’éducation des deux sexes” noemde.
Wij heetten het eenvoudig “de oordjesschool” en, ondanks de hoogklinkende Franse naam, was het, naar oud gebruik, met de oordje op te halen, dat elk dag de werkzaamheden begonnen.
Men leerde er spellen in “Kruisken A”: Kruisken A, Kleine a, Bé, Cé, Dé, E, eFfe, Gé, Hoâtse, I, lange J, Ka, eLle, eMme, eNne, O, Pé, Qu, eRre, eSse, té, U, uwe, dobbel uwe, eXau, Yau, Zittau, lezen in “de hele en halve geschrifte”, catechismus opzeggen, fabeltjes voordragen, maar vooral rijgen en buigen, “serviteurkens “ en “servantjes” maken.
Tante, die vond, dat ik te groot en te ongedurig werd, en de tijd van leren aankwam, koos in haar hoge wijsheid, de oordjesschool uit, om er mijn eerste opleiding te ontvangen.
Me dunkt, ik zie de lange juffrouw Monnier nog op de drempel staan, met haar grote schuithoed op, haar gebloemd kleed aan, en haar geducht “reglet” in de hand, toen ik schuchter en blode, vastgeklampt aan de mantel van Tante, de bouwvallige trap opstapte.
“Op de vierde bank !” riep “Mamesel”, die mij van Tante losrukte, met de arm voortduwde en nederzette te midden van een troep bengels, jongens en meisjes, die tierden en raasden, schreeuwden en gilden, dat mij horen en zien vergingen.
Voor zijn welkom roofde men de nieuwe zijn pet, trok hem met de kiel, greep hem bij de haren, zodanig dat ik, gepijnigd en bevreesd, luidkeels aan ’t wenen ging;
“Ha daar zijn krijsers in de school,” riep de meesteres, rood van gramschap, “we zullen hun dat wel afleren.”
Met een stap stond zij aan mijn zijde, trok mij zonder meer omslag uit de bank, en voor ik nog tijd had een woord te uiten, zat ik in een soort hoekschapraai onder de trap, die tot “kot” diende, en waarmede ik later nog meermaals kennis heb gemaakt.
Zo ondervond ik van het eerste uur, hoe bitter de beginselen der wetenschap zijn, in afwachting, dat ik ooit eens verneme, hoe zoet de vruchten er van smaken.
Doch die beproeving, klaarblijkelijk “onrechtvaardig” ondergaan, bleef niet zonder beloning.
Aan het “in ’t kot zitten” scheen het burgerschap onder de scholieren verbonden. Ik had het doopsel des bloeds ontvangen, en toen ik een half uur later, met rood bekreten ogen, opgestroopte kiel, snikkend en snokkend te voorschijn kwam, juichten de ondeugende snaken mij toe. Ik werd als hun makker opgenomen, en voortaan kenden wij op school geen andere vijand meer dan “Mamesel”.
Uit: Ernest Staes, advocaat. 1874 (z.j.)
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
Deze bibliografie telt volgende delen:
- Publicaties van Anton Bergman
- Gepubliceerd in boekvorm
- Gepubliceerd in tijdschriften
- Heruitgaven, schooluitgaven en vertalingen
- Heruitgaven, schooluitgaven, vertalingen van Ernest Staas (1874)
- Heruitgaven van Rijnlandsche novellen (1870)
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Ludo Stynen, De taal was gans het volk – bibliografie pp. 450-451
- Marcel Boschmans, Bibliografie. In: Herdenking van Tony Bergmann, Willemfonds Afdeling Lier, 1975. pp 47-65
Chronologisch overzicht
PUBLICATIES IN BOEKVORM
Jaar | Titel | Fotogalerij | Uitgeverij 1ste druk |
1857 | Philips van Marnix van St. Aldegonde. Plundering der hoofdkerk van Lier. Een geschiedkundig punt toegelicht door Anton Bergmann, Student in de Regten. (studie)
Get. : Lier, 5 November 1857 |
Lier: Drukkerij van E.J. Van Mol -[II] + 25 + [I]p.
Afmetingen: 22.50 x 15 Vertaling 1858:Vertaald in het Frans als Philippe de Marnix de Sainte-Aldegonde. Pillage de l’église paroissiale de Lierre. Uitgave Librairie de Ferdinand Claassen, Bruxelles, 24p. 20.30 x 13.50 |
|
1870 | Twee Rijnlandsche novellen. (novelle)
Bevat: Acht dagen in een Duitsch pension. Een verhaal uit het Siebengebirge. (pp7-38); Fräulein Louise. Eene novelle van aan den boven-Rijn (pp 39-68) |
Antwerpen: Uitgever L. De Cort -68p.
Afmetingen: 19 x 13 Vertaling |
|
1872 | Brigitta. Eene Zwitsersche herinnering door Tony. (novelle)
1872: Opgenomen in: Nederduitsch letterkundig Jaarboekje voor 1872, pp. 68-91. |
Dendermonde: snelpersdruk Aug. De Schepper-Philips. -28p.
Afmetingen: 16.40 x 10.40 |
|
1873 | Geschiedenis der Stad Lier door Anton Bergmann, advocaat. (studie)
“Met (lithografische) platen naar teekeningen van J.B. de Weert, bestuurder der Academie van Lier” |
Lier & Mechelen: E. J. Van Mol / Brussel, Leipzig en Oostende: Claassen / Antwerpen: J.-E. Buschmann. -682 + [IV]p.
Afmetingen: 23 x 15.50 |
|
Heruitgaven van Geschiedenis der Stad Lier 1935: Jubeluitgaaf herdruk der uitgave van 1873, Antwerpen: J.-E. Buschmann 672 + [VIII] p., 24 x 16. Frontispies: portret van de auteur. Frontispies: portret van de auteur. |
|||
z.j. [1874] |
Mariette la Bella. (Venetiaanse humoreske) door Tony.
1874: Opgenomen in: Nederduitsch letterkundig jaarboekje voor 1874, pp 112-130. |
Dendermonde: snelpersdruk Aug. De Schepper-Philips. -23 + [I]p.
Afmetingen: 16.40 x 10.40 |
|
1874 | Ernest Staas, advocaat: schetsen en beelden. (als Tony).
Met [14] sterkwaterplaten door Wiillem Geets. Voor herdrukken, schooluitgaven & vertalingen: zie Herdrukken van Ernest Staas. |
Gent: Algemeene Boekhandel Ad.Hoste, Uitgever. / ’s Gravenhage, Martinus Nyhoff. –[IV + 177 + [III]p.
Afmetingen: 26 x 17.50 |
|
Uit de tentoonstellingscataloog ‘Vlaamse bibliofiele uitgaven 1830-1980 – KBC Brussel, 22 september-19 oktober 1980 (p 50):
|
|||
POSTUUM | |||
1875 | Verspreide schetsen en novellen door Tony.
Red. Prof. J.F.J. Heremans. Bevat de vroege schetsen waarmee Bergmann tijdens zijn studentenjaren te Gent heeft gedebuteerd. Inhoud:Voorrede door J.F.J. Heremans (pp VII-XVI); Eenige bladzijden uit het leven van vlooien (pp 1-17); De meulenaar, Fragment (pp 19-34); De eerste liefde van Frans (pp 35-54); Eene ware geschiedenis (pp 55-70); Op de kermis (pp 71-98); Eene schoone partij (pp 99-122); Twee Rijnlandsche novellen (pp 123-232); Brigitta (pp 233-278); Een brief van Tony aan De Toekomst (pp 279-302); Op St. Niklaasdag (pp 303-339); Marietta la Bella (pp 341-377); Un nouveau Salomon (pp 379-391). |
Gent: Algemeene boekhandel Ad. Hoste, uitgever. -407p.
Afmetingen: 20 x 13.50 |
|
1880 | ‘Leven en lotgevallen van Jan Stoppelaars’ (fragment van een onuitgegeven novelle)
Bezorgd door P. Fredericq |
Gent: Annoot-Braeckman. Ook in: Genschen Studenten-almanak voor 1880: 61-81. | |
1885 | Hij was de vader Van Klaas Bergmann. | ||
1998 | ‘Brieven van en aan Anton Bergmann’. Bezorgd door Ludo Stynen. | In: Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap XIV, 1998, pp.55-88. | |
2005 | ‘Kinderen en volkse types. Eenige Liersche vermaerdheden. Onuitgegeven schets van Tony. Bezorgd door Ludo Stynen | In: J. Deckers (red.): Het witte huis. Jaarboek 2005 van Felix-Timmermans Genootschap Lier, 2005, pp.71-74. |
PUBLICATIES IN TIJDSCHRIFTEN
1854 | Eenige bladzijden uit het leven der vlooien.
Get. : A.B. Student in de wijsbegeerte en letteren. |
In: Jaarboeksken voor 1854. Gent: Taalminnend Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan. pp. 55-63. |
1855 | De meulenaer. (novelle)
Get. : Tony. |
In: Studentenalmanak. Gent: Taalminnend Studenten-Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan, 1855, pp.121-128. |
1856 | Eene ware geschiedenis. (novelle)
Get. : Tony |
In: Studentenalmanak [Gent] Taalminnend Studenten-Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan, 1856 pp.183-190. |
1856 | Op de kermis. (verhaal) | In: Noord en Zuid.Academische Mengelingen. s.l. 1856, pp.110-123. |
1856 | De eerste liefde van Frans. (novelle)
Get. : Tony. |
In: Studentenalmank [Gent]: Taalminnend Studenten-Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan 1856, pp.73-82. |
1857 | Eene schoone party. (verhaal)
Get. : Tony |
In: Studentenalmanak. [Gent]: Taalminnend Studenten-Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan, 1857, pp. 108-119. |
1872 | Geschillen van Lier met Antwerpen en Brussel.
Fragment uit: Geschiedenis der stad Lier, 1873 |
In: De Vlaamsche School, 1872, pp.116-118. |
1872 | Brigitta. Een Zwitsersche herinnering.
Get. : Tony |
In: Nederduitsch letterkundig Jaarboekje voor 1872, pp.68-91. |
1873 | Op St-Niklaasdag. (novelle)
Get. : Tony |
In: Nederduitsch letterkundig Jaarboekje voor 1873, pp.88-107. |
1873 | Eerste inval der Franschen te Lier (20 November 1792 tot 24 maart 1793).
Fragment uit: Geschiedenis der stad Lier, 1873 |
In: De Vlaamsche School. 1873, pp. 6-7. |
1873 | De Fransche Republiek te Lier.
Fragment uit: Geschiedenis der stad Lier, 1873 |
In: De Vlaamsche School. 1873, pp. 19-23. |
1873 | Eene bijdrage tot de geschiedenis van het onderwijs. | In: De Toekomst. 1873, pp.51-53 |
1873 | Een brief van Tony aan “De Toekomst”. (Over het onderwijs in Italië).
Get. : Tony |
In: De Toekomst 1873, pp.294-302 |
1873 | De Oordjesschool. (Brok uit een werk dat nog geenen titel heeft)
Get. : Tony |
In: De Toekomst 1873, pp. 477-186 |
1874 | ‘De geuzen der XVIe Eeuw’ | In: Geuzenalmanak voor 1874 s.l. Buschmann, 1873 pp.15-26. |
1874 | ‘Geuzen van onzen tijd’ | In: Geuzenalmanak voor 1874 s.l. Buschmann 1873 pp.57-62 |
POSTUUM | ||
1874 | Mariette la Bella. Venetiaanse humoreske. (novelle)
Get. : Tony |
In: Nederduitsch letterkundig Jaarboekje voor 1874, pp.112-130. |
1874 | ‘Un nouveau Salomon’
Get. : Tony |
In: Revue de Belgique, 15 septembre 1874 pp. 31-36 |
1880 | Fragment uit ‘Leven en lotgevallen van Jan Stoppelaars’ (onuitgegeven novelle) | In: Studentenalmanak. Gent: Taalminnend Studenten-Genootschap onder kenspreuk ’t Zal wel gaan, 1880, pp.82-86 |
1928 | Philips van Marnix van St. Aldegonde. Plundering der hoofdkerk van Lier | In: Lier vroeger en nu. (1928), 9, pp.95-113. |
HERUITGAVEN, SCHOOLUITGAVEN, VERTALINGEN VAN ERNEST STAAS (1874)
Schooluitgaven
1909 | Tony I Ernest Staas, advocaat: schetsen en beelden. (schooluitgave)
Bevat: Tony. 1935-1874. (pp 3-6); Tony’s Ernest Staas door Em. Broes (pp 6-8); Werken (pp 8-9). |
Hoogstraten: L. Van Hoof-Roelans. -107 + [V]p.
Afmetingen: 20.2 x 13.4 |
|
1934 | Tony (Mr. Anton Bergman) Ernest Staas, advocaat: schetsen en beelden. (schooluitgave)
Met inleiding en aanteekeningen door Fr. Van Hoof, Doctor in de Germaansche Philologie, Leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Nijvel. |
Lier: Jozef Van In & Co. -116p.
Afmetingen: 20.30 x 13.20 |
|
z.j. [1935] |
Ernest Staas, advocaat: schetsen en beelden. (als Tony).
Met een inleiding door Dr. C. De Baere. Met portret van de auteur. Herdrukken: 5de (1939), 6de (1941), 10de (1961), 11de (1965), 12de (1969) |
Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel [1935]. 191 + [I]p.
Afmetingen: 21.30 x 15.50 (ingenaaid) |
|
VERTALINGEN
Frans
1886 | Ernest Staas avocat. Croquis et portraits d’après le texte flamand de Tony Bergmann par X. De Reul. Illusttrations d’Ed Duyck, Bruxelles, J. Lebègue ey Cie, Imprimeurs-éditeurs, 1886, 217 + [III]p. Afmetingen: 23 x 15.20
Eerder verschenen in: Revue de la Belgique 1877: 15 juni, (pp 145-178); – 15 juli (pp 257-286); – 15 augustus (pp 384-422); – 15 september (pp 79-93); – 15 oktober (pp 192-213). |
1942 | Ernest Staas avocat. Croquis et portraits d’après le texte flamand de Tony Bergmann par X. De Reul.. Bruxelles, Office de Publicité, S.C., 1942, 194 + [II]p., 20 x 13.80 Collection Traducta.
Bevat: Introduction (pp 5-6); |
Duits
1901 | Ernest Staas. Advokat. Skizzen und Bilder. Autorisierte aus dem Flämischen miet einer biographischen Skizze von Heinrich Pottmeyer, Leipzig, Philipp Reclam jun. [1901]. 171 + [IV] p., 15.50 x 97. Universal /-Bibliothek 4266-4267.
Herdrukken: 1902, 1905,1919. |
1916 | Advokat Ernest Staas. Skizzen und Bilder. Aus dem Flämischen übertragen, Leipzig, Insel Verlag, 1916, [IV] + 263 + [I] p Afmetingen: 19 x 12
Bevat: Anton Bergmann, Get. Anton Kippenberg. Thielt in Flandern, 1915, pp 251-262. |
1916 | Dr. Heinrich Brühl, Flämische Erzähler herausgegeben und verdeutscht von Dr. Heinrich Brühl. Mit sieben Bildern von Wilhelm Geetz, Hamburg-Groszborstel, Verlag der Deutschen Dichter-Gedächtnis-Stiftung, 1916, 173+ [VII] p Afmetingen: 17.5 x 12 Reeks: Der Eichenkranz Band 4.
Bevat: Die liebe Bertha pp 13-64 (o.t.: Lieve Bertha) en Der arme Wilhelm pp 65-79 (o.t.: Arme Willem) |
1917 | Das Ziegelhaus. Aus dem Flämische übertragen von Anton Kippenberg. Leipzig, Insel-Verlag, [1917], 54 + [II] p., Afmetingen: 18 x 11.8 Reeks: Insel Bücherei nr. 211.
Oorspronkelijke titel: Drie beelden uit het verleden. |
1918 | Flandern. Ein Novellenbuch herausgegeben von Georg Goyert, München. 427 + [V] p. Afmetingen: 21 x 13.50.
Bevat: Armer Wilhelm pp. 113-121. |
Esperanto
1904 | Dro Maurice Seynaeve kaj-Dro Raym. Van Melkebeke, Pagoj et la Flandra literaturo, Brugo, (Belgujo), Edonisto/A.J. Witteryck [1904], 136p. Afmetingen: 19 x 12.70
Bevat: La unuaj klientoj. Tradukis: A. Van der Biest-Andelhof, pp 77-83. |
1928 | Belga anthologio. Flandra parto Kompilita kaj kun literatura resumo de H. Vermuyten. Edonita okaze de la 20 a Universaia Kongreso de Esperanto, Antverpeno, Belga Esperanto-Instituto, 1928, 291 + [I]p., Afmetingen: 21.6 x 14.3
Bevat: Sinjoro Van Bottel. Tradukis Jan van Schoor, pp. 135-139. |
Zuidafrikaans
1931 | Ernest Staas. Uitgegee met inleiding en aantekeninge deur Dr. G. Dekker, Universiteitskollege, Potchestroom, Pretoria, J.H. de Bussy – Kaapstad, J.Dusseau en C°, 1931, 250 + [II] p., Afmetingen: 20 x 15. Reeks: Uit die Dietse Boord nr. 2
Met portret van A. Bergmann en schetskaart. |
HERUITGAVEN VAN RIJNLANDSCHE NOVELLEN (1870)