Maakt deel uit van:De romantische school
Theodoor Jan Van Ryswyck
(roepnaam: Door)
Antwerpen, 7 juli 1811 – Antwerpen, 7 mei 1849
Bediende, journalist, volksdichter
van heldendichten, oden, dithyramben, balladen, liedjes, hekel- en puntdichten
BIOGRAFIE
7 juli 1811: Geboren te Antwerpen als Johan Theodoor (in de volksmond Door genoemd). Oudste van zeven kinderen. Zijn vader Jan Cornelis (1789-1871) – die het van wever tot hulponderwijzer zou brengen – was uit Tilburg afkomstig. Het gezin was arm, maar zeker niet ongeletterd ; vader las zelfs Vondel en Cats voor.
- Theodoor genoot een zeer gebrekkige lagere schoolopleiding, wat de vele tekorten in zijn slordige taalbeheersing en versificatie helpt verklaren. Maar hij las wel veel Bilderdijk en Tollens.
- Zeer jong nog ging hij in de leer bij een beeldhouwer en een decoratieschilder ; hij werd hulponderwijzer, maar veel verder dan klerk (« afschrijver » ) bij de Bank van Lening zou hij het niet brengen.
1830-1835 : Vrijwilliger in het Belgisch revolutieleger.
1835 : Wordt hulpklerk in het pandjeshuis De Berg van Barmhartigheid.
- Vertoeft vaak in de beruchte herberg « In ‘t Zwart Peerdeken », waar men in een zekere bohémienstijl eigen werk voor vrienden voorleest en van commentaar voorziet
- Richt tesamen met Michel van der Voort de oude rederijkerskamer De Olijftak weer op, waarbij zich Hendrik Conscience en andere kunstenaars aansluiten.
1835 : Publiceert zijn eerste gedicht.
1839 : Treedt in het huwelijk met mej. Suzanna Matheessens. Het gezin krijgt drie kinderen.
- Hij leidt een nogal losse non-conformistische levenswandel.
- Publiceert in tal van tijdschriften: De Noordstar, Vlaemsch België (het eerste Vlaamse dagblad), Het handelsblad van Antwerpen en het satirische weekblad De Filter, dat hij samen met zijn broer Jan Baptist had opgericht (mei-september 1848)
Van Ryswyck beoefent vrijwel alle genre’s van de poëzie : van meer traditionele gelegenheidsgedichten tot geestige, populaire versverhalen of scherp satirische liedjes. Veel van dat werk werd in grote oplagen gebracht of herdrukt.
1845 : Present op de stichtingsvergadering van De Toekomst, een letterkundig en Vlaams genootschap met maçonnieke inslag. (andere aanwezigen : Hendrik Conscience, Gustaaf Wappers, Jan Van Beers…) Hieruit vloeit Het Heilig Verbond voort, dat alle Vlaamse krachten zowel op artistiek als politiek gebied wilde bundelen. Maar de tegenstellingen katholiek – liberaal blijken te groot en binnen het jaar valt ‘Het Heilig Verbond’ uit elkaar.
Er ontstaat een conservatieve vleugel met Hendrik Conscience en Jan de Laet als voortrekkers en een liberale vleugel waarbij Van Ryswyck zich aansluit.
Algauw vinden we hem dan ook terug als medewerker van het satirisch blad De Schrobber.
28 september 1848: De vele slemppartijen eisen hun tol en Van Ryswyck wordt opgenomen in het krankzinnigengesticht van de broeders Alexianen te Lier.
Maart 1849: Overplaatsing naar het gesticht voor geesteszieken te Antwerpen.
07 mei 1849: Overlijdt weggedeemsterd in een geestesziekte.
Epiloog
- Kranten wijden vele bladzijden aan zijn overlijden. Prudens Van Duyse en Hendrik Conscience spreken een grafrede uit.
- Op Schoonselhof kreeg zijn grafmonument een ereplaats
- 1864: In het stadspark werd een standbeeld onthuld, later (1884) verplaatst naar de Boeksteeg – nu Nationalestraat.
- In het midden fris grasveldje met struikgewas waarin standbeeld van Theodoor Van Rijswijck (Antwerps volksdichter 1811-49) door L. De Cuyper, onthuld in het stadspark in 1864 en verplaatst in 1884. Beeld van witte natuursteen op hoge vierkante sokkel versierd met vleugelstukken en opschriften. (bron: Inventaris Bouwkundig erfgoed)
- Het grafmonument voor Theodoor Van Rijswijck werd opgericht door de rederijkerskamer “De Olijftak”.
- Het bevindt zich op perk Z1, rij A. Van Rijswijck werd eerst begraven op de begraafplaats Stuivenberg en werd in 1895 overgebracht naar de Kielbegraafplaats. Later werd hij op stadskosten van de in 1936 gesloten Kielbegraafplaats naar het Schoonselhof overgebracht.
MEER OVER THEODOOR VAN RYSWYCK
- Rooses, M., in : Biographie Nationale, Brussel, Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts, 1866-1986, XX, 1908-1910, kol. 721-724.
- Goedeme, G., in : Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt-Utrecht, Lannoo, 1975, 2 dl., p. 1375-1377.
- Cornette, A., Theodoor Van Ryswyck, Volksvoordrachten, Willemsfonds Antwerpen, 1884.
- Van Camp, A., in : Revue Trimestrielle, jg. 5 (1858), T. 2, p. 156-172.
- De Schryver, Reginald, De Wever, Bruno, …[et al.], Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt-Utrecht, Lannoo, 1998, 3 dl., p. 2683-2684.
- Rooses, Max, Herinnering aan de plechtige onthulling van het praalgraaf van Jan Van Rijswijck. Volksdichter, redenaar, dagbladschrijver. 6 october 1895, Antwerpen, J.E. Buschmann, 1895, 71 p.
- Schepens, Piet, Antwerpse standbeelden, Antwerpen, De Vlijt, 1983, p. 35-37.
- Rooses, Max, Theodoor Van Rijswijck. Feestrede uitgesproken in de plechtige letter- en toonkundige zitting, te Antwerpen gehouden op 10 mei 1874, ter herdenking van den 25en verjaardag zijns afstervens, in : Jaarboek van het Willemsfonds voor 1875, Gent, Willemsfonds, 1874, p. 86-98.
- Robert, Jan (ed.), Schoonselhof nu! Een eigentijdse visie op de Antwerpse necropool, Antwerpen, Erfgoedcel Antwerpen, 2005, p. 315-316.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
Referenties
- Ada Deprez, Bouwstenen voor een geschiedenis van de 19de eeuwse Vlaamse poëziebeoefening (van Willems tot De Mont). In: Deprez, Ada, Gobbers, Walter en Wauters, Karel (red), Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de negentiende eeuw. Deel III, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2003, p. 169-172.
SMAAKMAKER
In een column schrijft Gaston Durnez :
« Buiten zijn romantische poëzie die tezamen met hem is weggedeemsterd, heeft hij heel wat hekelende verzen en liederen gepubliceerd in boek en krant. Luid protesteerde hij tegen de Waalse economische machtspositie zowel als tegen de taalverdrukking, maar ook tegen de verdeeldheid van de Vlamingen « in liberaal en katholiek ».
Een van zijn bekende hekeldichten was indertijd het ‘miserielied’, met het refrein :
Miserie, miserie ! De Waal aan ‘t ministerie, Dat deugd voor Vlaanderen niet…In ‘Eene Hemelsage’ vertelt hij, in’t lang en in’t breed, want men zag toen niet op een rijm, hoe een Waal niet in den hemel mocht, eerst omdat Sint Pieter zijn taal niet begreep, daarna omdat hij eigenlijk niet wist wat een Waal eigenlijk was, tenslotte omdat hij van Sint Paulus vernam, hoe ‘t er bij de stichting van de Belgische Staat aan toe was gegaan.
Theodoor, die net als Conscience vrijwilliger was geweest in het Belgische revolutieleger en dus tegen het land zijner Vaderen ten strijde was getrokken, toonde zich niettemin een Nederlandsgezinde, in culturele zin. Een van zijn verzen werd jarenlang als geliefkoosde slagzin gebruikt :
Hier en aan de overkant Daar en hier is Nederland.
Uit: Ada Deprez, Bouwstenen voor een geschiedenis van de 19de eeuwse Vlaamse poëziebeoefening.
Wat opvalt zijn de vele gedichten en passages waarin hij zijn flamingantisme en zijn Nederlandse stamverbondenheid beleed (bijv. zijn bijtende satire op “De Franskiljons” of de onverholen kritiek op de Brusselse regering in het allegorische “Mosselfeest”) of in de liberale geest de idealen van de Verlichting huldigde (bijv. “De geest” uit Eigenaerdige verhalen):
Want vóór dien tijd, gelijk men meent, Was ’t volk nog blind en dom; Maar ’t milde licht ontnam der huichelaroij Haar sluier en haar mom. Dan zag het opgeklaard gezicht Hoe alles is en was, Zoo als wij thans de straten zien Verlichten door de gas…Wat Van Ryswyck echter vooral onderscheidde, was de natuurlijke spontaneïteit, de af en toe onhandige ongedwongenheid waarmee hij de poëzie uit haar classicistisch keurslijf wist te bevrijden. Zelfs Snellaert zou hen in Kunst- en Letterblad van 1842 loven voor die frisse ongekunsteldheid, die hij een verademing achtte na de retoricale verstarring en rijmelarij van o.m. de West-Vlaamse school.
Een laat en beroemd eresaluut aan de dichter is de “Van Ryswyck-mars” van Julius de Geyter, die door Peter Benoit op muziek gezet werd en waarin zijn nagedachtenis als volgt geëerd werd:
Hij vleide geen groten ter wereld, Wat recht was en schoon joeg zijn boezem in brand, Hij dulde geen vreemden als meesters in ’t land. Hij eerde geen kroon dan met glorie bepereld En gaf maar de vrijheid de staf in de hand. In liedren klonk zijn harte….
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- De bibliografie bevat een chronologisch overzicht gevolgd door een alfabetisch overzicht op titel.
- Voor de ‘die-hards’ volgt dan nog een toemaatje.
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel – Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Ghent University Library Search Results
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
A. Chronologisch overzicht
B. Alfabetisch overzicht op titel
- Antigonus, of de Volksklagten, Antw. 1841;
- Balladen, Antw. 1843;
- Bediedenis van den Antwerpschen Ommegang, aen hare Britsche Majesteit Koningin Victoria, Antw. 1843;
- By het beschouwen der beeldtenis van den weledel gestrengen heer D.H. baron Chassé, generael der infanterie, naer het leven geschilderd door J. van Rooy, Antw. 1844;
- Dichterlyke bespiegeling op het Onze Vader, Antw. 1841;
- Drie Volksliedjes, Antw. 1844;
- Een woord aen het Volk over de voordragt door het ministerie gedaen ter uitvoering van het monopolium of alleen-handel in tabak, Antw. 1844;
- Eigenaerdige Verhalen, Antw. 1837;
- Eppenstein, eene berymde legende, Antw. 1840;
- Gedicht aen myne zuster, Antw. 1838;
- Godgewyde Gezangen, Antw. 1844;
- Grafschrift voor den hoog edelgeboren heere Karel Joseph Geelhand, overleden den 10 October 1842, Antw. 1842;
- Het Huwelyk, Antw. 1839;
- Hulde aen de nagedachtenis van Koning Willem den Eersten, Antw. 1843;
- Karel de Stoute, Jacob van Artevelde, twee onbekroonde dichtstukken uit de prijskampen van Antwerpen en Gent, Antw. 1845;
- Ode by het openen van de yzeren spoorbaen tusschen Antwerpen en Keulen, den 13 October 1843gevierd, op last van het stadsbestuer vervaerdigd, Antw. 1843;
- Poëtische luimen, Antw. 1842;
- Politieke Refereinen, Antw. 1844;
- Rubens en van Dijck, of de reis naer Itaelje, eene Brabantsche volksvertelling, Antw. 1842;
- Tafereelen der zeven Hoofdzonden, Antw. 1844;
- Volksliedjes, Antw. 1846.
- Zamenspraek tusschen Rubens en eenen burger dezer stad, ter gelegenheid der verplaetsing van het standbeeld op de Groenplaets, een gedicht voor het volk, Antw. 1843;
C. Een toemaatje
De jaergetijden des levens
Uit: Uitgekozen gedichten. Antwerpen De Sikkel (1919)
Koestrend daelt het lenteweder Op het lagchend aerdryk neder, Maer kortstondig is zyn duer; Want de zomerzonnestralen, Nydig op ’t onschuldig pralen, Deden haest en Bosch en dalen Als verschroeijen door haer vuer. Dan, de harfst die buldrend nadert Zweept het ryzende gebladert Cirkelvormig door het dal: Maer de winter dra verschenen Jaegt het najaer voor zich henen. En de reegens worden steenen, En de wateren kristal. Schouwt de naekte velden over, Vraegt naer kruiden, bloem en loover Zoekt naer zoompjes zacht bemost: Blikt de pleinen over enden, Alles, waer ge ’t hoofd zult wenden, Heeft het baerkleed om de lenden, Is in ’t aklig wit gedost. Vrienden ! zoo vergaet het leven, Als het lentegroen der dreven Voor de heete zonnestrael: Als de ruwe octoberschokken Voor de kille wintervlokken, Wordt het leven voortgetrokken Worden wij eens oud en kael. Komt dan, vrienden en vriendinnen, Laet ons ’t jeugdig leven minnen, Trots de keering van het lot; Laet ons ’t heil der lente smaken, En, als harfst en winter naken, Zal ons hart zich nog vermaken By ’t herdenken van ’t genot.