Maakt deel uit van:De bezettingsgeneratie
Herman van Snick
Antwerpen, 19 januari 1914 – Koksijde 19 januari 2002
Herman van Snick was humanist, advocaat, verzetsman tijden WO II en dichter
De gedichten die hij als verzetsman schreef in het clandestiene blad De Vrijheid behoren tot onze zeldzame verzetsliteratuur
Was een vriend van Mark Braet over wie hij een monografie schreef, gepubliceerd door de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers.
BIOGRAFIE
19 januari 1914: Geboren te Antwerpen als kind van Gustave Van Snick en van Bellon Stephania.
- Zijn vader was van beroep hoofdboekhouder en zijn moeder regentes.
- Bij het uitbreken van de oorlog wijkt de familie naar Engeland uit. Ze zouden er vijf jaar blijven.
1936: Nog tijdens zijn studententijd werkte hij mee aan het tijdschrift Prisma. Hij was ook redacteur van de eerste generatie bij het tijdschrift Neohumanisme.
Neohumanisme was het tijdschrift van het Liberaal Vlaams Studentenverbond Gent van 1936 tot 1965. Het blad is opgericht in december 1936 onder impuls van toenmalig LVSV-voorzitter Frans De Hondt. Toentertijd was Neohumanisme meer dan louter een studentenblad. De redactie had vooral aandacht voor ideologisch sterk onderbouwde artikelen. ( Neohumanisme (tijdschrift) – Wikipedia)
1936: Zijn eerste dichtbundels Aanhef (1936) en De droomen van de werkelijkheid. (1937) verschenen in het tijdschrift Cahiers van de Waterkluis.
1937: Van Snick studeert af aan de Gentse universiteit als doctor in de rechten.
20 juli 1939: Huwelijk met Lucienne Briot te Schaarbeek.
Tot in 1945: Advocaat in Antwerpen
1940-1945: Ging tijdens de oorlog in het verzet en werkte mee aan het clandestien Antwerps sluikblad De vrijheid waarin hij gedichten publiceerde die tot onze zeldzame verzetsliteratuur behoren.
1945: Reportage. Europa 1930-1945 bundelt een aantal gedichten uit die periode, samen met verzen over de Spaanse burgeroorlog.
1945-1957: Was eerst een tijdje substituut en daarna vrederechter in de kantons Diksmuide en Nieuwpoort, wat zijn linkse trouw overigens niet verminderde.
1954: Wekelijks verschijnen van zijn hand in de krant ‘Het Laatste Nieuws’ een cursief onder de titel ‘Notedoppen’.
1957: Vrederechter te Vilvoorde.
1968: Een honderdtal van zijn columns ‘Notedoppen’ worden gebundeld uitgegeven bij Universitaire Publicaties te Brussel.
- Op de omslag schreef Prof. Leo Flam: “In zijn notedoppen slaagt Herman van Snick erin het dagelijks leven zelf te doen spreken, zonder enige vooropgezette leer of filosofie, zonder met een hoge moraal te bazuinen. Eigenlijk is hij dubbelzinnig, hij ziet steeds de achterzijde van iets. Haast is er bij hem een dialectiek van schijn en wezen aanwezig. Hij toont ons een gebeurtenis en als we beter kijken, dan bemerken we de jager in de boom.”
19 januari 2002: Overleden te Koksijde op 88 jarige leeftijd.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Herman Van Snick: in burger verkleed / Inl.: Roger Pieters. Koekelare: Vereniging van Westvlaamse schrijvers. Reeks: VWS Cahiers. Bibliotheek van de Westvlaamse letteren nr 95 1982.
SMAAKMAKER
Zangen van verzet
En toch… Mijn Stad, toen ik U wederzag Dacht ik Uw fiere trots verloren Geen and’re dan Uw eigen vlag Mag juichen op Uw toren. Geen and’re mannenzangen mag De ziel van Uwe gevels hooren, Dan uit den Vlaamschen harteslag Oprecht en vrij geboren. Maar toen ik kwam in kleine huizen Heb ik, Mijn Stad, goddank, gevoeld, Dat zij, die met den vijand huilen Weer eenmaal worden weggespoeld Want dat in ’t hart der kleine luiden Nog steeds een drang naar vrijheid woelt.
Antwoord
Uit: Reportage 1945
Ja, we zijn misschien Germanen Doch vergeten niet de tranen Hier verwekt door hunne hand. Ja, we zijn misschien van ’t Noorden Doch vergeten niet de moorden, De vernieling en den brand. Ja, we zijn misschien Germanen. Wee hen, die verloren wanen Ons geloof in eigen land. Wij, van neder-duitschen stam Vergeten nimmer Rotterdam!
Aftelliedje voor poolsche bengels
Uit: Reportage 1945
Oom uit Warka had een huis, Heden rest hem smeulend gruis. Vriend uit Krakau had een vrouw, Heden draagt zij zwarten rouw. Zus uit Lorvicz had een lief, Heden kwam de laatste brief. Nicht uit Konin had een kind, Niemand die het wedervindt. Vader was zes voeten groot, Ook een bom heeft hem gedood. Allen moeten wij vergaan, Doch gij zijt er nu reeds aan.
OSTFRONT
Uit: reportage (1945)
Je ging weer dertig mijl vooruitEn maakte vijftig steden buit. Maar toch, Daarachter kom’n er nog. Je schoot drieduizend vliegers neer En tanks vernietigd tweemaal meer. Maar toch, Daarachter kom’n er nog. Millioenen Russen uitgeroeid Of weer in slavernij geboeid. Maar toch, Daarachter kom’n er nog. Je riep in dolle zegewaan: “het laatste leger is eraan.” Bedrog, Daarachter kom’n er nog. In ’t heldenpuin van Stalingrad Heb je je eerste mep gehad. En toch; Daarachter kom’n er nog, nog, nog. Daarachter kom’n er nog.
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Universiteitsbibliotheek – Katholieke Universiteit Leuven
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
Publicaties in tijdschriften
1951 | Het slot. (novelle) | In: Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jg. 5 nr 10 p. 1025-1035 |
1951 | Bij de onafhankelijken. Over de Waterkluisgeneratie. (Studie) | In: De Vlaamse Gids. Jg. 35 nr 10 p. 213-212 |
1954 | Hasta La Vista. (novelle) | In: De Vlaamse Gids. Jg. 38 nr 4 p. 213-212 |
1955 | Omdat het zo moest zijn. (novelle) | In: Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jg. 9 nr 11 p. 1411-1177 |
1962 | Ik heb het niet gewild. (novelle) | In: De Vlaamse Gids. Jg. 46 nr 11 p. 898-908 |
TOEMAATJE
Notedoppen 1
Dingetje-ding
Paasverlof aan zee. Wind in de haren en zand in de schoenen, zoals altijd. Maar ditmaal toch ook zoveel nieuws! We hebben een bleekneusje uit de stad bij ons: Dingetje-ding, een negenjarig meisje dat nog nooit de zee heeft gezien. Met haar ontdekken we weer zoveel wonderbaars waarvoor de gewoonte onze ogen heeft blind gemaakt. We zien weer het avontuur in de zeilen van de sloepen; we voelen weer de warme streling van de zandkorrels tussen onze vingers; we horen weer het ruisen van de zee in de kinkhoornschelpen.
Schelpen zoeken, schelpen rapen, emmertjes vol. Alles verrassende vondsten langs de vloedlijn van het strand. Van verrassing gesproken! Plots komt Dingetje-ding schaterlachend naar me toe gelopen: kijk eens wat ik hier heb gevonden: een mosselschelp ! Hoe zou die hier toch zijn gekomen ? Ja, Dingetje-ding, het bleekneusje uit de stad meende dat mosselen enkel thuishoorden bij frieten op een herbergtafel, ofwel in de vuilnisbakken die ’s morgens de weg naar de school aanwijzen. Dat mossel iets met de zee te maken hadden, wie zou dat nu gedacht hebben ?
TCHIP
Notedoppen 2
Zolderloos
Ik kon mijn oren bijna niet geloven: Janneke Weekmans kreeg voor zijn examen als opstel ‘Op de rommelkamer’. Een dankbaar onderwerp, zult ge zeggen, gij waarvan de haren wat naar de grijze kant uitgaan. De oude koffers met de lange kleed van grootmoeder; de klaphoed, die we natuurlijk eens tot over de oren op het hoofd zetten; de onvermijdelijke geur van winterappelen en de viool zonder snaren.
Maar ziet ge, Janneke Weekmans en de grote meerderheid van zijn klasgenoten hebben nog nooit een zolder gezien, weten slechts wat een zolder is uit éen of ander leeslesje uit de bloemlezing.
Ze wonen in die groet flatgebouwen. Moderne appartementen waar alle plaatsruimte redelijk berekend en verdeeld werd naar de normen van de ‘praktische’ nuttigheid.
In de keuken moet moeder nooit meer dan twee stappen doen om zich van de gootsteen naar het fornuis, kast of tafel te verplaatsen. Vijftig centimeter ruimte rond het bed. Fysiologisch uitgemeten en voldoende. In zulke wereld zijn geen zolders denkbaar, worden er geen rommelzolders geduld.
Er groeit een jeugd een generaties zonder zolders. Ik vrees haar en beklaag haar.
TCHIP