Maakt deel uit van:Orangisme rond 1830
Karel Lodewijk Ledeganck
Eeklo 9 november 1805 – Gent, 19 maart 1847
Dichter, jurist en vrederechter, politicus
Hij werd wel eens ‘Veldmaarschalk van de Vlaamse Beweging’ genoemd.
BIOGRAFIE
9 november 1805: Geboren te Eeklo in een betrekkelijk arme familie met elf kinderen. Zijn vader tracht de kost te winnen als privé-onderwijzer en herbergier. Zijn moeder was een muzikaal begaafde vrouw.
1817: Eenmaal 12 geworden, gaat hij aan de slag als spoeler in een linnenweverij. Hij wordt opgemerkt – dankzij zijn eerste rijmpogingen- door de dichter C.A. Vervier, die hem als hulpklerk in de administratie van Eeklo opneemt.
1827: Werkt mee aan tijdschriften als ‘Belgische muzenalmanak’ van J.J.F. Wap uit Gent, aan de ‘Vriend des Vaderlands’ en aan de ‘Almanak voor Blygeestigen’ te Brussel.
- Mengt zich in het Eeklose artistieke en literaire leven en gaat zich bekwamen in de oude rederijkerstraditie. Met zeker succes want de volgende jaren wint hij ere-metalen in wedstrijden met opgelegde onderwerpen en/of versmaten of voorgeschreven aantal regels, zo bv. te Deinze op 15 juli 1827 met ‘Heil en onheil der tooneeloefening’, te Brugge op 17 juni 1828 met ‘Lof der schilderkunst’ en te Tielt op 31 mei 1830 met Linnenmakerij, Vlaanderns Welvaren‘.
- Veel had dit niet om het lijf: in gekunstelde verzen, met opgelegde geestdrift en veel hulpgeroep tot de goden van de Olympus om hem als dichter in rijmnood bij te staan. Toch werd hij als beste gekozen.
1832: Klerk te Oudenaarde.
1832-1834: Griffier ad interim te Kaprijke.
1834: Belangrijk jaar waarin zowel zijn literaire werk, als zijn ambtelijke carrière een beslissende wending neemt.
- Wordt benoemd tot plaatsvervangend vrederechter te Kaprijke (1834-1836).
- Schrijft zich in aan de rechtenfaculteit van de Gentse universiteit.
- Publiceert in het ‘Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje’.
- Hierin verschijnen door hem vertaalde teksten van Lord Byron, Victor Hugo, Friedrich von Schiller en Alphonse de Lamartine, wat hem vertrouwd maakt met het West-Europese gedachtengoed. Voortaan streeft hij naar een kernachtige genietbare poëzie.
- 21 juni 1834: wint ’s lands meest prestigieuze poëzieprijs met ‘Zegeprael van ’s lands onafhankelykheid: lotsbestemming des vaderlands” in de wedstrijd uitgeschreven door Charles Rogier, minister van binnenlandse zaken met een jury onder voorzitterschap van J.F. Willems.
10 augustus 1835: Behaalt met grote onderscheiding het diploma van doctor in de rechten.
1836-1842: Wordt bevorderd van plaatsvervangend vrederechter te Kaprijke tot vrederechter te Zomergem.
1837 -1845 : Wordt verkozen als onafhankelijk lid van de Oost-Vlaamse Provincieraad, waar hij samen met de ingeweken Limburger en romancier Pieter Ecrevisse op de zitting van 17 juli 1840, de eerste Nederlandse redevoering houdt na 1830 en een bescheiden tweetaligheid in de administratie bewerkstelligt.
Hieraan gaat een hele evolutie vooraf
- 1834: In de Zegeprael van ’s lands onafhankelykheid blijft Ledeganck nog enigszins op de vlakte. Een onvervalste ode aan de nieuwe staat België is het niet.
- 1839: In De Vrede gaat de dichter een stap verder. De voormalige orangist is Belgicist geworden. Ledeganck schrijft dit gedicht uit eigen beweging na de ondertekening van het ‘Verdrag der XXIV artikelen’. Koning Leopold I heeft het alvast naar waarde geschat. De vorst stuurt een vleiende brief naar Ledeganck begeleid door een financieel toemaatje. In de wandelgangen wordt al snel niet meer over De Vrede gesproken, maar over het ‘Vierhonderd-franken-lied’.
- 1840: In die periode helde Ledeganck hoe langer hoe meer over naar de verfranste bourgeoisie. Hij hield wel als eerste een Nederlandse redevoering in de Oost-Vlaamse Provincieraad, maar pas nadat Jan Frans Willems en Ferdinand Augustijn Snellaert lang op hem hadden ingepraat.
1938: Literaire doorbraak met de bundel Bloemen mijner lente.
- Dit werk staat onder de invloed van de Engelse en Franse romantiek, meer bepaald van Byron en Lamartine. Van beide dichters maakte hij trouwens vertalingen o.a. De Gevangene van Chillon van Byron, 1841. Van Lamartine vinden we in Bloemen mijner liefde de gedichten ‘De Wijsheid‘, ‘Lofzang van het kind bij zijne ontwaking’ en ‘De Kluizenaar‘ uit de bundels Méditations en Harmonies waar ze de titel dragen La Sagesse’, ‘Hymne de l’enfant à son réveil’ en ‘Le Solitaire’.
- In deze bundel wordt ook ‘Zegepraal’ opgenomen.
- Ledeganck ontpopt er zich tot natuurdichter en bezingt er met zuivere elegieën het graf van vader en moeder.
- De inleiding is wel bijzonder: “De Letterkunde is by my niets anders dan eene verpoozing van ernstiger bezigheden; en niets anders moet of mag zy zyn voor al die jegens Maetschappy en Gezin dadelyke pligten te vervullen heeft.”
- Pieter Frans van Kerckhoven reageerde in De Noordstar als volgt: “De heer L. denkt zeker dat het eene grootere en edelere taek is boerenkrakeelen en geschillen te beoordeelen, dan zich aan de heilige kunst toe te wijden ? Gelukkig dat Tasso, Byron, Schiller, Goethe, Lamartine, Helmers en Vondel geene vrederegters geweest zijn ! ….De wereld zou hun geene meesterwerken te danken hebben”.
1840: Publicatie van ‘Het burgslot van Zomergem’, een somber en griezelig episch gedicht, opgedragen aan Ledeganck’s schoonvader, de dichter J.F. Hoon.
- Het burgslot behandelt een oude geschiedenis uit ca. 1200 over een kerker in een slot.
4 februari 1840: Huwt met Virginie De Hoon uit Kaprijke. Uit het huwelijk kwamen 3 kinderen: Herman (2 februari 1842), die een diplomatieke carrière uitbouwde, Casimir (20 april 1843), die arts en letterkundige werd en Clara (16 augustus 1845) die eveneens letterkundige werd.
1841: Ondanks zijn drukke agenda slaagt hij erin grote delen van de Code civil op bekwame wijze in het Nederlands ‘Het burgerlyk wetboek’ te vertalen, waarmee hij baanbrekend werk leverde op het gebied van de Nederlandse rechtstaal in België.
- De vertaling kende meerdere herdrukken en duizenden exemplaren werden ervan verkocht.
1842: Publicatie van ‘De zinnelooze’, eveneens een somber en griezelig episch gedicht, opgedragen ditmaal aan de Gentse neuroloog dr. Guislain. Het thema is de behandeling van krankzinnigheid bij een patiënte, en haar droeve lot in psychiatrische instellingen.
1842: Als de eerste organieke wet op het lager onderwijs wordt goedgekeurd, solliciteert de vrederechter met succes naar de betrekking van provinciaal inspecteur voor het lager onderwijs.
1842-1847: Zijn taak als provinciaal inspecteur bestaat er in om de in 1842 aangenomen wet op het Lager Onderwijs te doen toepassen in Oost-Vlaanderen. Een zware en ondankbare opdracht gezien het lage peil van het onderwijs, de grote armoede, de schrijnende schoolbehoeften, de grote schoolbevolking en de tegenwerking van de lokale besturen.
1845: Wordt hoogleraar aan de toen nog Franstalige Universiteit Gent. De huidige campus lerarenopleiding van de Hogeschool Gent wordt trouwens naar hem genoemd.
Uit zijn pen vloeien een drietal gedichten: Boekweit, de Bedelaar , de Laster.
1846: Samen met Prudens van Duyse groeit hij uit tot hij één van de belangrijkste dichters van de Vlaamse Beweging.
- Zijn trilogie De drie zustersteden (1846) over Antwerpen, Brugge en Gent werd in zijn tijd beschouwd als het hoogtepunt van de poëzie van de Vlaamse Beweging en werd door Rooses omschreven als ‘het dichterlijk evangelie van de Vlaamse Beweging’ en vergeleek haar qua impact, in haar ernst en mannelijkheid, in haar kracht en ritme, met Hendrik Consciences ‘Leeuw van Vlaenderen’.
- Daarmee schrijft Ledeganck zich in bij de galerij der voorvechters van de taalstrijd van het eerste uur. De romantische taal komt ons in de eenentwintigste eeuw enigszins gezwollen en pathetisch over, maar dat was kenmerkend voor die periode.
Hij werd ‘de veldmaarschalk van de Vlaamse Beweging.’ genoemd
In zijn verzen verkondigde hij:
Wees Vlaamsch van hart en Vlaamsch van aard! Wees Vlaamsch in uwe spraak, en Vlaamsch in uwe zeden!19 maart 1847: Overlijdt te Gent aan de gevolgen van een hardnekkige tuberculosekwaal.
Epiloog
Hij werd begraven op de St. Amandsberg bij Gent, waar een jaar te voren Willems uitgeluid was.
- 1848: Nadat hij in 1847 eerst werd begraven op het nu verdwenen Dampoortkerkhof in de Wasstraat (Sint-Amandsberg), werd zijn stoffelijk overschot het jaar daarop overgebracht naar het Campo Santo (Park B, kelder 1, tegen de zijmuur van de kapel) in dezelfde gemeente.
- 1849: In 1849 werd daar, onder grote belangstelling, een praalgraf met gedenkteken onthuld (later werd nog een stenen plaat aangebracht met de woorden “Den Zanger der drie Zustersteden”).
- Van een ingehouden ontroering getuigt ook het vers dat prijkt op Ledegancks praalgraf, later vervangen door een gedenksteen in de muur van de kapel, op het Santo Campo te Sint-Amandsberg:
- 1897: In 1897 onthulde Prins Albert zijn standbeeld te Eeklo met een Vlaamse rede; de burgemeesters der drie Zustersteden hielden een voordracht; Jan Bouchery dichtte een cantate; Peter Benoit schreef de muziek er bij; Julius Lagae maakte het standbeeld; vele duizenden Flaminganten uit heel het land waren opgekomen. Lodewijk Opdebeek schreef bij die gelegenheid een Levensschets; die van Heremans was reeds in 1856 en ’89 verschenen.
- 1947: Ledeganck-herdenking te Gent ‘onder de hoge bescherming van het Stadsbestuur.’
In Gent is de Karel Lodewijk Ledeganckstraat naar hem vernoemd. Op wandelafstand van het Station Gent-Sint-Pieters ligt in deze straat de faculteit Wetenschappen van de universiteit Gent en de plantentuin van de universiteit.
In Eeklo staat het standbeeld van Karel Lodewijk Ledeganck op het naar hem genoemde plein.
BEKRONINGEN
- Ere-metalen in wedstrijden met opgelegde onderwerpen en/of versmaten of voorgeschreven aantal regels, zo bv. te Deinze op 15 juli 1827 met ‘Heil en onheil der tooneeloefening’, te Brugge op 17 juni 1828 met ‘Lof der schilderkunst’.
- 1830: Maetschappy der Rhetorica “Gebloeyt in ’t wilde” (Tielt) voor Linnenmakerij, Vlaanderns Welvaren‘.
- 1834: Wedstrijd, uitgeschreven door Charles Rogier, minister van binnenlandse zaken met een jury onder voorzitterschap van J.F. Willems, ter verheerlijking van de Belgische Omwenteling voor Zegepraal des lands onafhankelijkheid en de lotsbestemming vanwege de regering.
Meer over K.L. Ledeganck:
- Jef Crick: Karel Lodewijk Ledeganck 1805-1847 (1944). St.-Amandsberg: A. de Paepe. 67 p.
- De Ledeganck-hulde, in: Cultureel jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, jrg. 1(1947) nr. 1, p. 39-228
- Paul van de Woestijne en Hugo Notteboom: Een dichter bij ons : Karel Lodewijk Ledeganck 1805-1847 (1997)
- Marcel de Smedt: Karel Lodewijk Ledeganck 1805-1847, in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 56 (1997) nr. 4, p. 227-243
- Piet Couttenier: Van Nederlandse naar Vlaamse poëzie : de terechtwijzing van Ledeganck in 1840, in: Nederlandse letterkunde, jrg. 4 (1999) nr. 2, p. 178-190
- Documentatiemap in de Stedelijke Openbare Bibliotheek en in het Poëziecentrum
- Karel Lodewijk Ledeganck, zie internet: http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=lede003
- Vercammen, J. 1985. ‘Karel Lodewijk Ledeganck’. In: G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.). De Nederlandse en Vlaamse auteurs. Van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Weesp: De Haan.
SMAAKMAKER
De drie zustersteden
Een trilogie over Gent, Brugge en Antwerpen, geschreven met een krachtig ritme en rijke beelden, met meeslepende monumentaliteit, bezield en met een sterk gevoel voor het nationale verleden, vertegenwoordigd door Gent en Brugge, en tevens een frisse hoop op heden en toekomst geïnspireerd door Antwerpen.
Veel daaruit, vooral de beginstrofen zijn in het geheugen blijven hangen
Over Gent
Gy zyt niet meer, Gelyk weleer, De trotse wereldstad, die koningen deed beven; Gy zyt niet meer dat leeuwennest, dat werd geducht gemeenebest, Dat tot de volkren sprak, het hoofd fier opgeheven; Niet meer de bakermat van Vlaanderens heldenmoed; Niet meer de zetelplaets van weelde en overvloed. Uw heerschappy Is lang voorby‘Aen Brugge’
Wie ooit een doode maged zag, Den eersten droeven stervensdag, Eer nog de vinger der vernieling De lynen heeft gekrenkt van schoonheid en bezieling.Of over Antwerpen
O Koningin der Schelde Wat overschoone dag, Toen ik u laetsmael zag !GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
- NEDWEB/Literatuur in context – Ledeganck, Karel Lodewijk
- Karel Lodewijk Ledeganck – Wikipedia
- DBNL auteur – Karel Lodewijk Ledeganck
- Literair Gent
Referenties
- Ada Deprez, ‘Bouwstenen voor een geschiedenis van de 19de eeuwse Vlaamse poëziebeoefening (Van Willems tot De Mont)’ in: Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 3., p. 153-158
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer negakeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België -Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
Om de foto in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto
A. Chronologisch overzicht
Jaar | Titel | Fotogalerij | Uitgeverij 1ste druk |
1827 | ‘Heil en onheil der tooneeloefening’. (mengelpoëzie)
Bekroond met de gouden erepenning van de Maatschappij van Rhetorica uit Deinze op 15 juli 1827. |
In: Bloemen myner lente. 1839 pp 19-23.
Om te lezen: klik hier |
|
1828 | ‘Lof der schilderkunst’. (mengelpoëzie)
Bekroond met de eerste prijs van de Koninklijke Maatschappij van Rhetorica uit Brugge op 17 juni 1828. |
Eecloo: Drukkerij A.B. Van Han & Zoon. -4p.
Om te lezen: klik hier |
|
1830 | ‘Linnenmakerij, Vlaanderens Welvaren’ (lyrisch poëzie)
Bekroond met de Gouden Eereprijs van de Maatschappij van Rhetorica te Tielt op 31 mei 1830 |
In: Bloemen myner lente. 1839 pp 19-23.
Om te lezen: klik hier |
|
1830 | Zegeprael van ’s lands onafhankelykheid: lotsbestemming des vaderlands. (lyrische poëzie)
Met eenparigheid van stemmen bekroond met den eersten eereprys in den wedstryd, uitgeschreven by besluit van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken, de dato 21 juny 1834. |
![]() |
Eecloo: Drukkery van A.B. Van Han en Zoon, op de merkt. -10p. |
1836 | Het klavier. (lyrische poëzie) | In Rens’ Letterkundig Jaerboek 4de jg.1838. | |
1838 | Bloemen myner lente. (poëzie – verzameld werk en nieuw)
Bevat: Prijsverzen (pp 1-26); Het graf mijns vaders (pp 27-28); Boudewyn van Konstantinopel (pp 39-60); Romancen (pp 61-96); Mengeldichten (waaronder De vrede, De laatste zwaluw, Het klavier, Aen mijne lier) (pp 97-156). |
![]() |
Gent: D.J. Vanderhaeghen – Hulin. -156p. |
1839 | De vrede. (lyrische poëzie) | ![]() |
Gent: s.n. -9p. |
1839 | Al de dichtwerken. (poëzie – verzamelbundel)
Latere uitgaven: |
Antwerpen: Laurens De Cort | |
1840 | Het burgslot van Zomergem. (verhalende poëzie)
1844: Heruitgave bij Buschmann te Antwerpen -94p. . Illustraties: Zeven houtsneden volgens tekeningen van L. De Taeye. Reeks: Nederduitsche kunstbibliotheek voor lezende huisgezinnen. – Antwerpen; vol. 1844: 2. Afmetingen: 17 x 13 (ingenaaid) |
![]() |
Gent: H. Hoste. Algemeenen Boekhandelaer. -81p.
Afmetingen:15.70 x 10.50 (ingenaaid) |
1841 | De zinnelooze. (verhalende poëzie)
Religieus gedicht opgedragen aan de vermaarde Gentse professor Jozef Guislain, de vernieuwer van de psychiatrische gezondheidszorg in de negentiende eeuw. |
![]() |
Gent: by den uitgever Ivo Tytgat. / Rotterdam: W. Messchert. -68p.
Afmetingen: 22.60 x 14.50 (ingenaaid) |
1841 | Het Burgelyk wetboek / Uit het Fransch vertaeld, en beknoptelyk uitgelegd, met byvoeging der aen hetzelve toegebragte wyzigingen voor België, door C. Ledeganck. | Gent: By den Uitgever H. Hoste. Algemeenen Boekhandelaar;, Marjoleynstraet nr 24. – VIII, 399p. | |
1844 | De boekweit. (lyrische poëzie) | In Rens’ Letterkundig Jaerboek 1845. Getekend 1844 | |
1845 | De Drie Zustersteden en andere gedichten met levensschets des dichters: mengel-poëzij.
Bevat: Levensschets van K.L. Ledeganck (pp 3-11); De drie zustersteden (pp 12-29); Mengeldichten (pp 30-64) |
![]() |
Gent: Uitgevers- en Boekdrukkershuis, v/h Ad. Hoste. -64p.
Reeks: Letterkundige en wetenschappelijke lezingen. |
1846 | De Drie Zustersteden: vaderlandsche trilogie.
Eerste afzonderlijke uitgave. |
Gent: Uitgevers- en Boekdrukkershuis, v/h H. Hoste. / Amsterdam: Sybrandi. -38p.
Gedrukt bij de Drukkerij van C. Annoot-Braeckman te Gent. |
POSTUME HERUITGAVEN
B. Publicaties van Ledeganck in tijdschriften
Deze zijn gemakkelijk te consulteren op DBNL. DBNL auteur – Karel Lodewijk Ledeganck www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=lede003
1837 | ‘Aen de Maetschappy van Vlaemsche Letterkunde Yver en Broedermin, te Brugge, my derzelfder lidmaetschap aangeboden hebbende. | In: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 1 (1837) |
1838 | De dageraed onzer verlichting. | In: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2 (1838) |
1838 | Het heerken van Maldegem. | In: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2 (1838) |
1839 | Beslissing der Koninglyke Commissie wegens de geschilpunten in het schryven der Nederduitsche tael. | In: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 3 (1839) |