PAUL LEBEAU
Borgerhout, 29 juni 1908 – Brussel, 18 oktober 1982
Eig. Paul Pieter Victor Lebeau, katholiek romanschrijver en essayist.
Samen met Maurice Roelants, Gerard Walschap (en anderen) grondlegger van de psychologische roman in Vlaanderen.
Behoort tot een generatie katholieke schrijvers die vanaf 1945 binnenkerkelijk een aantal pertinente problemen rond geloof en moraal ter discussie stelden, daarin weldra gevolgd door jongere schrijvers als Maria Rosseels, Bernard Kemp, Valeer van Kerkhove e a
Medestichter van de Antwerpse literaire kring De Tafelronde, lid van de redactie van Dietsche Warande en Belfort, voorzitter van Scriptores Catholici.
Hoogleraar Duits en Nederlandse letterkunde aan de Economische Hogeschool St. Aloysius en de Facultés Universitaires St.-Louis te Brussel.
Met ‘Xanthippe’ schreef Lebeau één van de grote klassiekers uit het naoorlogse proza.
Pseudoniemen: Lambert Stiers (1947, Golfslag)
BIOGRAFIE
29 juni 1908 : Geboren als Paul Pieter Victor Lebeau te Borgerhout uit een familie van leraars en handelaars met een Limburgse vader en een Antwerpse moeder.
Lager onderwijs in de gemeenteschool van Borgerhout.
1919-1926: Volgt de voorbereidende 7de klasse en de oude humaniora in het St.-Jan-Berchmanscollege te Antwerpen. Toen al was Nederlands zijn voorkeurvak. Hij maakt deel uit van de studentenbond “Ik dien”.
Van 1926 tot 1930: Studeert Germaanse filologie aan de Leuvense universiteit.
- Hij is er actief in het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (‘het Verbond’, was schrijver in en redactiesecretaris van het studentenblad “Ons Leven” en secretaris van het letterlievend genootschap “Met Tijd en Vlijt”.
- 1927: Samen met Dr.Mon de Goeyse en Willem Melis richt hij opnieuw de traditionele Duitse studentenvereniging, K.A.V. Lovania Leuven, op in een poging om het Leuvense studentenleven te veredelen.
- Tijdens deze periode publiceert hij ook, onder de pseudoniemen Elckerlyk (bijv. Vaarwel aan Leuven) en Van Ginderachter, (bijv. Momentopnamen uit het studentenleven) een aantal jeugdgedichten. (sentimentele stukjes à la Ledeganck en expressionistische verzen à la Van Ostaijen);
1930: Promoveert tot doctor in de Germaanse filologie met een (onuitgegeven) proefschrift over Het dilettantisme in de Nederlandse literatuur, een studie over de tijdschriften na “Van nu en straks”.
1931: Militaire dienstplicht.
1931-1958: Leraar aan diverse athenea, o.a. te Borgerhout, Antwerpen, Deurne en Hoboken.
- in 1931 aan de R.M.S. te Borgerhout (later gemeentelijk atheneum),
- in 1936 aan het K.A. te Antwerpen,
- in 1942 aan het atheneum te Deurne en daarna aan het K.A. te Hoboken (cf. z’n mild-ironische herinneringen in Voltooid verleden tijd, 1967);
1933: Laureaat in een interuniversitaire wedstrijd voor reisbeurzen van de Belgische Staat met zijn studie “Het dilettantisme als levenshouding in de West Europese literatuur“. Hierdoor krijgt hij de kans om opnieuw te studeren.
1934: Debuteert in Dietsche Warande en Belfort. (1934, XXXIV, blz. 276-277) met het gedicht Het leven van een mensch;
1934 – 1935: Volgt aan het Institut de Littérature Comparée van de Sorbonne in Parijs (waar hij contact had met o.m. S.G. Colette, H. Massis, F. Mauriac, J. Romains) en kon aan de Friedrich-Wilhelms-Universität in Berlijn de colleges van beroemde meesters in de vergelijkende literatuurstudie volgen: Fernand Baldensperger en Paul Van Tieghem, Brömse en Julius Petersen; daarna studeert hij nog een tijd aan het City of London-College.
1940: Het thema van het dilettantisme is het onderwerp van zijn debuutroman Het experiment. Daarin acteert de hoofdpersoon als dilettant, gaat op dezelfde manier met zijn geliefde om, narcistisch zichzelf zoekend in de spiegel van hun relatie, maar moet het failliet van het ‘experiment’ aanvaarden.
1942: Huwt met Ida Greefs en krijgt twee kinderen (Lili en Walter)
1953: Is samen met Paul De Vree, Ivo Michiels en Karel Vertommen één van de medestichters van de literaire kring De Tafelronde; een tijdlang ook is hij ook redacteur van het gelijknamige tijdschrift, dat onder invloed van Paul De Vree naar het experiment evolueert; dat is niet de bedoeling van Paul Lebeau en stilaan trekt hij zich dan ook terug
September 1958: Aangesteld tot docent, later professor aan de Economische Hogeschool St.-Aloysius te Brussel;
1959: Publicatie van zijn meesterwerk, de roman Xanthippe’, een klassieker uit het naoorlogs verhalend proza, lange tijd een ‘must’ op vele lectuurlijsten.
- Het is een roman die op verschillende niveau’s kan gelezen worden. Er is de concrete Xanthippe-Socrates oppositie waar het conflict tussen enerzijds een verstandscultuur (Socrates) en anderzijds een meer intuïtieve vitalistische genieting van het leven (Xanthippe) wordt getoond. Maar Lebeau slaagt erin om het conflict op een meer algemeen menselijk vlak te tillen. Er is uiteindelijk geen triomfante overwinning, zowel man als vrouw komen gekneusd uit de tweekamp.
1960-1978: Docent aan de “Facultés universitaires Saint-Louis”, eveneens te Brussel. Die functie blijft hij uitoefenen tot zijn pensioen in 1978.
- Redactielid van Dietsche Warande & Belfort.
18 maart 1970: Lebeau wordt verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, als opvolger van Stijn Streuvels.
1976 tot 1977: Voorzitter van de Scriptores Catholici.
1978: Emeritaat
1981: Ontvangt de prijs voor letterkunde van de provincie Antwerpen.
18 oktober 1982: Overlijdt te Brussel en op zaterdag 23 oktober (na een uitvaartmis om 11 u. in de parochiekerk van O.-L.-Vrouw-ter-Sneeuw, Laar-Borgerhout) op de begraafplaats van Borgerhout (Silsburg) ter aarde besteld.
Heden ligt hij begraven te Antwerpen op het Schoonselhof: het grafmonument voor Paul Lebeau bevindt zich op perk W2 – West.
Over zijn werk
Uit: G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse, De Nederlandse en Vlaamse auteurs (1985)
Deze romanschrijver en essayist maakt deel uit van de generatie katholieke auteurs die net voor de tweede wereldoorlog debuteerden. Zij kregen hun intellectuele en geestelijke vorming toen problemen als oorlog en repressie, conflicten tussen volksnationalisme en godsdienst, en nieuwe filosofische stromingen aan bod kwamen. Een gevolg hiervan is dat de tweespalt tussen spiritualiteit en seksualiteit in zijn werk dikwijls naar voor komt. Dit blijkt vooral uit zijn eerste roman “Het experiment (1940) en ook uit “De zondebok” (1947). Eveneens kenschetsend voor zijn eerste werken is de houding van de schrijver tegenover de vrouw in het algemeen, die hij zeker niet idealiseert. Voor hem belichaamt de vrouw de instinctieve en zelfs dierlijke liefde. Zij verhindert de man zich op een volwaardige wijze te ontplooien op geestelijk gebied. In schril contrast hiermee staat nochtans de hoge waardering van de schrijver voor eigenschappen als onbaatzuchtigheid, zelfverloochening en vriendschap. Dit blijkt ten overvloede uit zijn romans “Johanna-Maria” (1950) (bekroond met de prijs voor de beste roman, toegekend door de Provincie Antwerpen), “De blauwe bloem” (1951), “Het Siegfriedmotief of de overbodigen” (1953) en de novelle “De kleine Karamazov“, verschenen in 1957. Ook de problemen van de rijpere jeugd krijgen in Lebeau’s werk veel aandacht, zo o.m. in”Mijn vriend Max” uit 1942. Zijn meest bekende roman is “Xantippe” (1959).In dit werk streeft de vrouwelijke hoofdfiguur een spirituele vereniging met haar echtgenoot na en vecht tegelijkertijd voor de erkenning van haar eigen gevoelens. In zijn latere werk bereikt de schrijver meer evenwicht tussen het weergeven van fictie en de beschouwende passages die vroeger meestal de bovenhand hadden. Twee van zijn romans werden in het Duits vertaald.
BEKRONINGEN
- 1950: Driejaarlijkse Prijs voor de roman van de provincie Antwerpen voor Johanna-Maria
- 1959: Prijs van de Scriptores Catholici voor Xanthippe
- 1960: Literatuurprijs van de gemeente Hilvarenbeek voor Xanthippe
- 1960: Driejaarlijkse Romanprijs van de Provincie Antwerpen voor Xanthippe.
- 1981: Prijs voor letterkunde van de provincie Antwerpen voor z’n gehele oeuvre.
MEER OVER PAUL LEBEAU
- De Smet, Marc. 1984. ‘Een ontvoogdende schrijver: Paul Lebeau’. In: Ons erfdeel: kultureel
- tijdschrift voor Zuidvlaamse werking in Vlaams-Nederlands-Suidafrikaanse samenwerking. 27, nr. 2, p. 269-271.
- GD. 1982. ‘Paul Lebeau, auteur van indringende probleemromans’. In: De Standaard. 20 okt.
- Janssens, Marcel. 1984. ‘Paul Lebeau en de kritiek’. In: Een kwartet van prozaschrijvers: Rose Gronon, Paul Lebeau, Valère Depauw, Maria Rosseels. [speciaal nr. van] Vlaanderen. 33, nr. 202/203, p. 330-333.
- Liedel, Frank. 1984. ‘Herinnering, essentie, evolutie’. In: Een kwartet van prozaschrijvers: Rose Gronon, Paul Lebeau, Valère Depauw, Maria Rosseels. [speciaal nr. van] Vlaanderen. 33, nr. 202/203, p. 325-329.
- Peleman, Albert. 1984. ‘Paul Lebeau, een Borgerhouts boergondiër’. In: Een kwartet van prozaschrijvers: Rose Gronon, Paul Lebeau, Valère Depauw, Maria Rosseels. [speciaal nr. van] Vlaanderen. 33, nr. 202/203, p. 333-335.
- Van de Perre, Rudolf. 1996. ‘Paul Lebeau’. In: Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945. 62e aanvulling. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, p. 1-10.
- Vanderlinden, Sonja. 1984. ‘Paul Lebeau, een christelijk humanist’. In: Een kwartet van prozaschrijvers: Rose Gronon, Paul Lebeau, Valère Depauw, Maria Rosseels. [speciaal nr. van] Vlaanderen. 33, nr. 202/203, p. 320-324.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988.
- Janssens, Marcel. 1988. ‘Lebeau Paul’. In: Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1945. Leuven: Davidsfonds. (Keurreeks nr. 177). p. 178-181
SMAAKMAKER
ZO SPREEKT XANTHIPPE
Weent niet mijn zoons, nu gij deze rol uit mijn dode handen hebt losgemaakt, maar luistert naar mijn woorden. Ik heb de scheerlingbeker gedronken zoals destijds uw vader Sokrates. Want mijn taak is volbracht nu (…) gij allen gelukkig woont in uw eigen huis.
Ik ben niet heengegaan omdat gij mij verlaten hebt en nu een andere vrouw uw kleren weeft en uw maal bereidt. Ook niet omdat ik oud ben en mijn schoonheid sinds lang vervlogen weet als de rook van een uitgebrand vuur.
…
Maar zoals de slavin, die ’s avonds de kinderen van haar meesteres heeft te ruste gelegd en even aan de deur van hun kamer luisteren wil naar de regelmaat van hun ademhaling, slechts het onrustig kloppen voelt van haar eigen hart om zich dan te spoeden naar de duistere boomgaard achter ’t huis waar haar geliefde wacht, zo spoed ik mij, nu ik u bezorgd weet, naar de duistere Hades, want waar mijn man is daar hoor ook ik.
Weest niet boos op mij, omdat ik u het schouwspel van mijn laatste ogenblikken heb ontzegd, zoals ook de grote Sokrates dit weigerde aan zijn gezin. Ik tenminste heb deze rampzalige vertoning niet gereserveerd voor een aeropagos van geparfumeerde fatten. Neen, als er mensen zijn voor wie ik mij, bij Zeus, niet hoef te schamen als ik hulpeloos zal wentelen in die stroom van menselijke ellende die ons voert van het leven naar de dood, aangezien ik voor hen alle vernederingen ter wereld heb verbeten, dan zijt gij dat, mijn kinderen.
Maar misschien hadt gij gepoogd mij van mijn voornemen af te houden. Dat ware mij leed geweest. Misschien ook niet ! Dat ware mij nog groter leed geweest. Neen, ik verkoos te sterven, zoals ik had geleefd : in eenzaamheid ! Alleen heb ik alle zorgen, ziekten, uw honger, uw buien, uw nood gedragen en bovendien mijn eigen bittere levensleed. Daarmee vergeleken zal mijn sterven slechts luttel lijden zijn.
…
Ook Socrates hoefde niet te sterven. Vrijwillig is hij uit dit leven gescheiden. Ik zal hetzelfde doen. Dan heb ik de meeste kans hem terug te vinden. En als hij vraagt: Xanthippe, wat hebt gij met onze kinderen gedaan ? dan zal ik zeggen: Ik heb ze niet achtergelaten, zoals gij ons hebt achtergelaten. Zij stellen het beter dan wij het ooit gehad hebben. Geen grote geesten zijn het, zoals hun vader was. Maar hun vrouw zal gelukkig zijn, gelukkiger dan ik het ooit met u ben geweest.
Uit: Xanthippe (1959)
BIBLIOGRAFIE & FILMOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografie bevat
- Een chronologisch overzicht van zijn romans, novellen en verhalen gepubliceerd in boekvorm.
- Een selectie van zijn essayistisch werk gepubliceerd in tijdschriften. Van sommige titels kon nog niet worden achterhaald in welk publicatie ze te vinden zijn.
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- Luc Decorte, ‘Bio- en bibliografie ‘van’ en ‘over’.’ In: Vlaanderen. Jaargang 33 (1984)
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
A. Romans, novellen en verhalen
POSTUME UITGAVEN
B. Essayistisch werk gepubliceerd in tijdschriften.
Jaar | Titel | Vindplaats |
1933 -34 |
‘Het dilettantisme als levenshouding in de literatuur’. (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 33, nr. 12, december 1933, pp. 809-820 en jrg. 34, nr. 1, januari 1934, pp. 6-19 |
1933 | André Gidé (essay) | |
1935 | François Mauriac (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort, 1935, blz. 89-103 |
1935 -36 |
Renaat Verheyen en zijn studio (essay) | in Tooneelleven, 1935 en 1936, nrs. 12, 14 en 19; |
1936 | Anatole France als dilettant (essay) | |
1936 | Vlaamse letteren (essay) | |
1937 | Gilliams’ Elias (essay) | |
1939 | De ontwikkeling der Duitsche literatuurwetenschap : van Positivisme tot Geistesgeschichte (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort, 1939, blz. 214-221, 271-278 |
1942 | ‘Moeder, waarom leven wij?’ (essay) | In: Contact: maandschrift voor boekenvrienden. vol. 8 (1942), afl. 4-7 (okt), p. 12. |
1947 | Herman Hesse als dichter van de zelfontbinding (essay) | In: Golfslag, 1947, II, blz. 4-7; |
1950 | Korte meditatie over de roman (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort, 1950, blz. 94-99 |
1950 | ‘De Boomgaardgeneratie’(essay) | In: V.E.V.-berichten: halfmaandelijks tijdschrift van het Vlaams Economisch Verbond (1950) (aug), pag. 33-36. |
1953 | Van het vitalisme naar het existentialisme (essay) | In: De Tafelronde, 1953, I, blz. 90-95; |
1960 | ‘De Katholieke romancier’ (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort: tijdschrift voor letterkunde, kunst en geestesleven vol. 105 (1960), afl. 3 (mrt), p. 226-227. |
1960 | ‘Oude portretten, vrolijk bekeken’. (essay) | In: Onze alma mater: orgaan van de “Vlaamsche Leergangen te Leuven” vol. 14 (1960), afl. 2., p. 7-10. |
1960 | ‘Zakelijk onderzoek’. (essay) | In: Dietsche Warande en Belfort: tijdschrift voor letterkunde, kunst en geestesleven vol. 105 (1960), afl. 3 (mrt), p. 225. |
1961 | ‘De kunst van het essay’. (essay) | In: Noordgouw: cultureel tijdschrift van de Provincie Antwerpen vol. 1 (1961), afl. 3, p. 93-101. |
1961 | ‘In memoriam: prof. dr. Jozef Muls’. (essay) | In: Boekengids: algemeen Nederlands critisch-bibliografisch tijdschrift vol. 39 (1961), afl. 5 (juni), p. 161-163. |
1962 | ‘Het leven intens beleven’. | In: Ceulaer, J. de. Te gast bij Vlaamse auteurs 1e reeks. p. 54-60. |
1962 | ‘In memoriam Filip de Pillecijn’. (essay) | In: In memoriam Filip de Pillecyn (Hamme 1891-Gent 1962) [Spec. nr. van ] Kruis Leeuw Waasland vol. 10 (1962), afl. 2, p. 17. |
1964 | ‘Jozef Muls als causeur’. (essay) | In: Jozef Muls herdacht, p. 137-143. |
1966 | ‘Enkele bedenkingen bij de tendensen van onze jongste literatuur’. (essay) | In: Dietsche warande en Belfort: tijdschrift voor letterkunde, kunst en geestesleven vol. 111 (1966), afl. 3 (maart-april), p. 220-225. |
1972 | ‘Hulde aan Stijn Streuvels’. (essay) | In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1972), afl. 2, p. 188-194. |
1974 | ‘Gilliams zoals ik hem zie en zag’. (essay) | In: Maurice Gilliams-nummer. Dietsche Warande en Belfort vol. 119 (1974), afl. 2 (feb), p. 182 –184. |
1975 | ‘Schrijvers langs de weg’ (essay) | In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1975), afl. 2, p. 255-268. |
1978 | ‘Denkend aan Willem Melis’. Ons leven. (essay) | In: Bijdragen tot de geschiedenis van een generatie. Een liber amicorum voor Mr.Willem Melis. Samenst. Bruyne, Arthur de p. 123-131. |
1978 | ‘Een leven in dienst van de letteren. In memoriam Paul Hardy’. (essay) | In: Noordgouw: cultureel tijdschrift van de Provincie Antwerpen vol. 18 (1978), afl. 2-3, p. 187-192. |
1978 | ‘P.G. Buckinx. Een indruk en een eresaluut’. (essay) | In: Een woordeloos gebed voor nu en later. Hulde aan P.G. Buckinx en F. de Boeck. Kofschip vol. 6 (1978), afl. 1-2 (feb), p. 22-23. |
1980 | ‘Denkend aan Bert Peleman’. | In: Als de man in de Peel…: Bert Peleman; algemene samenst. en red. Gust Wittebols, -39p. |
FILMOGRAFIE
1979 | Zomer te Zilverberg naar de gelijknamige novelle van Paul Lebeau uit 1962.
|