Maakt deel uit van: Priester dichters in Vlaanderen, West-Vlaamse school
Cyriel Verschaeve
Ardooie, 30 april 1874 – Solbad Hall, 8 november 1949
De storremronkende.
Vlaams-nationalistisch priester, dichter, essayist, kunstcriticus en collaborateur tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Pseudoniemen: I. Oorda ( = anagram van Ardooie); Zeemeeuwe & Willem van Saeftinge
BIOGRAFIE
30 april 1874: Geboorte van Cyriel Charles Marie Joseph Verschaeve te Ardooie (West-Vlaanderen), in een rooms-katholiek gezin.
- Zijn vader, François, was blauwverver. Hij voerde een kleine nijverheidsonderneming waar linnen uit de streek gebleekt en geverfd werd. Zijn moeder Melanie Delforche was huisvrouw
- Cyriels broer werd Procureur des Konings te Kortrijk.
- Als kind en opgroeiende knaap lijdt Cyriel aan een aangeboren zwaarmoedigheid. Op de lagere school te Ardooie was hij een in zichzelf gekeerd kind, weetgierig en bezat een drang om veel te lezen, vooral de heldenromans van Hendrik Conscience.
1884: Toont een aanleg voor beeldhouwkunst. Leert boetseren bij Henri Boncquet te Ardooie. Het is een vaardigheid die hij zijn hele verdere blijft beoefenen met vooral afbeeldingen van Christus, Moeder Maria en Griekse mythologische figuren.
1886 tot 1892: Middelbare studies in het Klein Seminarie te Roeselare.
- Daar is de herinnering aan Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach nog levendig. Hij komt er in contact met de Vlaamse studentenbeweging en dweept met Albrecht Rodenbach en de blauwvoeterij. Rodenbach zal Verschaeves leven en streven blijvend en diepgaand beïnvloeden.
- 1891: Laureaat in het Frans welsprekendheidtornooi, toegankelijk voor alle retoricastudenten van de West-Vlaamse colleges.
- Zijn eerste werk in De Vlaamsche Vlagge en “Jong Dietschland” onder de pseudoniemen ” I. Oorda” en “Zeemeeuwe”, belijdenislyriek en theoretische essays, draagt eenzelfde heroïsche visie op de dichtkunst.
1892: Wordt student in de wijsbegeerte aan het klein seminarie te Roeselare.
1893 – 1896: Studeert theologie aan het grootseminarie te Brugge.
- De studie zelf kan hem maar matig boeien, maar de lectuur van Augustinus, Blaise Pascal en de middeleeuwse mystici begeesteren hem de te meer. Via vrienden leert hij ook de grote Duitse romantici kennen en komt tot een verdiept Vlaams nationalisme.
- Maakt kennis met Delfien Vanhaute, Robrecht De Smet en Caesar Gezelle.
1894: Zijn eerste verzen, o a “Noordzee” en “Lentenachten” verschijnen in “De Vlaamsche Vlagge”
30 Mei 1896: wijding tot subdiaken.
1896 – 1911: Leraar aan de poësis het St.-Jozefscollege te Tielt. Oud-leerlingen herinneren hem als een goede leraar, vriendelijk maar eerder spaarzaam met woorden als hij in gezelschap kwam.
12 juni 1897: Te Brugge door Mgr.Waffelaert tot priester gewijd.
In die periode stelt de regering acht studiebeurzen ter beschikking voor taalleraren (4 voor colleges en 4 voor athenea) Verschaeve krijgt zo de kans om twee vakantiecursussen te volgen in Duitsland.
1898: Volgt aan de universiteit van Jena een semester de zomercolleges filosofie van Nobelprijs-winnaar Rudolf Eucken.
- Diens moderne, niet-scholastieke theorieën waren voor hem een openbaring. Het contrast met het gesloten en bekrompen West-Vlaanderen was enorm.
- De degelijkheid van de Duitse wetenschap en de rijkdom van de Duitse cultuur maken een diepe indruk. Hij komt tot het inzicht dat hij, door een bloedband verbonden, tot de Germaanse wereld behoort en niet tot de Latijnse. De Latijn zoekt zijn werkelijkheid te beheersen, de Germaan geeft er zich aan over. Deze vaststelling is de sleutel van Verschaeve’s politiek-literaire en kunstkritische optreden.
- Met sympathie voor de Afrikaners volgt hij op afstand de Boerenoorlog (1899-1902) tussen het Verenigd Koninkrijk en de Zuid-Afrikaanse Boerenrepublieken. Voortaan zullen de Zuid-Afrikaanse Boeren, Afrikaners, Verschaeve in het bijzonder dierbaar worden.
1901: Volgt te Marburg de vakantieleergangen van de wijsgeer Paul Natorp, medegrondlegger van de Marburger Schule van het Neo-Kantianisme..
1902: Schrijft “De bergen” het eerste gedicht voor “Zeesymfonieën”.
1904: Mgr. Waffelaer verbiedt het Nederlands spreken in de colleges van het bisdom Brugge.
1906-1907: Omstreeks 1906 ontstaat een vloedgolf aan publicaties, onder meer zijn bekende serie Uren bewondering voor grote kunstwerken, waarmee hij tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog een van de steunpilaren van het tijdschrift Jong Dietschland wordt.
Opmerkelijk is dat hij de aansluiting met de Vlaamse christen-democratie mist.
- Na 15 jaar leraarschap vraagt hij aan de bisschop zijn ontslag en een aanstelling als kapelaan in een rustig Vlaams dorp om meer tijd te kunnen besteden aan zijn letterkundige activiteiten.
28 november 1908: voltooit de studie “1830-1908”.
- Het is een synthese van zijn politieke opvattingen, waarmee hij een aparte plaats inneemt in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Het opstel zal pas op 18 februari 1918 worden uitgegeven door Lodewijk Dosfel, onder het pseudoniem Willem van Saeftinge.
- Hij verdedigt in het opstel de cultuurpolitieke eenheid van Vlaanderen, Nederland en Zuid-Afrika. Daaraan koppelt hij een uitgesproken anti-belgicistische houding aan, die door niemand in de toenmalige Vlaamse Beweging wordt gedeeld. Dit radicalisme aangaande de Vlaamse zaak zal hij nooit opgeven.
1909: In de marge van de onthulling van Rodenbachs standbeeld te Roeselare verwerft Verschaeve grote bekendheid met het essay ‘De dichter Albrecht Rodenbach’ in de Oogstaflevering van het tijdschrift Jong Dietschland.
- Daarin schetste hij Rodenbach als symbool van de Vlaamse beweging.
- Het essay werd nog hetzelfde jaar in boekvorm uitgegeven bij Drukkerij L. Braeckmans te Brecht onder pseudoniem I. Oorda (anagram van Ardooie).
4 november 1911: Wordt onderpastoor in Alveringem, een plaatsje dat tijdens de Eerste Wereldoorlog vlak achter het IJzerfront lag.
- De priester-dichter kwam er onder de indruk van het weidse landschap, een gestolde zee onder een eindeloze hemel en vond er vanzelf ongedwongen de weg naar het gemoed van de zwijgzame mensen uit de streek.
- In Alveringem kwijt hij zich van zijn taak als priester, studeert en schrijft er het overgrote deel van zijn oeuvre bijeen: ontelbare artikelen over allerlei culturele onderwerpen, bombastisch dichtwerken van aanzienlijke omvang, zwaar aangezette drama’s in verzen en Vlaamse schot- en strijdschriften.
In 1911 publiceert hij “Zeesymphoniën” waarin hij uiting geeft aan zijn symbolische gedachtenlyriek, nl. de spanning tussen het aardse en het oneindige eeuwige en waartussen de mens krampachtig zijn weg zoekt.
Datzelfde jaar schrijft hij het romantische toneelstuk “Jacob van Artevelde”, gevolgd door “Ferdinand Verbiest” in 1912 en “Philips van Artevelde” in 1913. Van datzelfde jaar 1913 dateert het prozawerk “Passieverhaal“. Hij verdedigt een cultuurpolitieke eenheid van Vlaanderen, Nederland en Zuid-Afrika.
Vanaf 1911 stuurt hij de katholieke Vlaamse studentenbeweging in nationalistische richting.
1914-1918: WERELDOORLOG I
Verschaeve wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) de geestelijke raadsman van de Frontbeweging.
- Deze beweging ontstond in 1916 uit onvrede met de aanstoot gevende behandeling van de Vlaamse soldaten aan het front, grotendeels onder bevel van eentalig Franssprekende officieren. Andere leiders van de Frontbeweging waren: Filip De Pillecijn, Hendrik Borginon en Adiel Debeuckelaere.
- Alveringem bevond zich achter de frontlijn en zijn kapelanij wordt de ontmoetingsplaats bij uitstek van Vlaamsgezinde soldaten.
- Hij stelt in 1917 aan koning Albert I gerichte “Frontbrieven” op met de verzuchtingen van de Vlaamse frontsoldaten. Koning Albert I had immers bij de Duitse inval van 4 augustus 1914 de Vlamingen gelijkheid in rechte en in feite beloofd als zij gevolg gaven aan zijn oproep om zich te melden bij het Belgisch leger om zich in het avontuur van “De Grooten Oorlog” te storten.
Naast deze Frontbeweging groeide in het bezette deel van het land het activisme, dat gebruik maakte van collaboratie met de Duitse bezetter. Deze bezetter riep op 22 december 1917 de Vlaamse onafhankelijkheid uit.
1917: Publiceert hij ‘Judas’ waaruit volgend stukje:
Dat brullen van die Wilde-beestenbende,
Door mij ook tegen Hem gedreven. ‘k hoor het
Voor altijd in mijn oren storremronken.
Mijn ooren blijven vaten vol gehuils:
“Aan ’t kruis! Aan ’t kruis!” dat bruist en ruischt en giert
Steeds, nooit kan ’t luwen, nooit meer zwijgen, nooit,
Zoolang ik leven zal.
Judas (1917) werd bekroond met de Staatsprijs voor Toneelletterkunde.
INTERBELLUM
Na de oorlog verdedigt Verschaeve verder zijn radicale anti-Belgische standpunten in redevoeringen en publicaties en steunt hij de Frontpartij bij meerdere verkiezingen ondanks de afkeuring van de kerkelijke overheid. Zijn extremisme vindt echter in ruime mate gehoor in de Vlaamsgezinde katholieke kringen.
- In 1925 heette het in een brief: ´Ik zal er voor zorgen dat België mij na mijn dood verafschuwe.´ (Gecit. in Vanlandschoot 1998, 3281).
1928: Legde de eerste steen van de eerste IJzertoren te Diksmuide, die in 1930 ingehuldigd wordt. Verschaeve dichtte ook het bekende vers “Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den oogst O Vlaanderland” dat op de eerste IJzertoren voorkwam.
In de daaropvolgende jaren distantieert Verschaeve zich van de IJzerbedevaart.
- Hij verzaakte het principiële pacifisme van de oudstrijders. Hij zocht aansluiting bij Joris Van Severen, de leider van het Verbond van Dietsche Nationaal-solidaristen, maar wanneer dit Verdinaso echter een ommezwaai maakt in belgicistische richting, keert hij het de rug toe.
Ook keert hij zich af van de Belgische politiek en de democratie omdat aan de Vlaamse grieven en verzuchtingen (taalgelijkschakeling in het leger en gerecht, vernederlandsing van het hoger onderwijs) te weinig en te traag gevolg wordt gegeven.
1934: Verschaeve wordt 60 jaar en Jozef en Maria Lootens (1884-1970) en Martha Van de Walle (1902-1980) bieden hem de oprichting van de Vlaamsgezinde en Groot-Nederlandse Uitgeverij Zeemeeuw aan als verjaardagsgeschenk.
- De eerste uitgave van deze uitgeverij, die zich uitsluitend op het werk van Verschaeve zou toeleggen, was zijn Verzameld Werk in 10 delen (1934-1940).
- Bij besluit van de Minister van Landsverdediging van 20 november 1944 worden de werkzaamheden van de uitgeverij gestopt. Martha Van de Walle – gevlucht naar Zuid-Afrika – wordt in 1947 buiten vervolging gesteld en komt naar Vlaanderen terug.
- Een tweede uitgave van het Verzameld Werk – onder hetzelfde vroegere imprint Zeemeeuw – verschijnt in 8 delen tussen 1954 en 1961.
VERSTRENGELING MET HET NATIONAALSOCIALISME
Beginjaren 1930: Voordrachten in Duitsland, in Aken (1931), Stuttgart (1932) en opnieuw Aken (1934), tonen hoe zijn denkbeelden langzaam verstrengeld raken met die van het nationaal-socialisme.
1936: Een beslissende stap in dit proces is het eredoctoraat in mei 1936, verleend door de universiteit van Hamburg, centrum van een door het nationaal-socialisme geïnfiltreerde Neder-Duitse werking, aan Verschaeve, René de Clercq (postuum) en Streuvels (die afwezig bleef). Dit Duitse eredoctoraat werd op grote schaal uitgebuit door de nazi-propaganda, tot diep in de oorlogsjaren toe.
7 november 1937: Ontvangt naast Maria Elisa Belpaire, Stijn Streuvels en Anton van Duinkerken het eredoctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Leuven, maar dat kon zijn radicalisering niet afremmen.
April 1939: Wordt eervol ontslagen als kapelaan (onderpastoor) van Alveringem.
PERIODE 1940-1949
In de periode 1940-1944 schrijft Verschaeve eigenlijk geen echte nieuwe oorspronkelijke literaire werken, enkele redevoeringen niet te na gesproken. In 1940 verschijnt zijn monumentale biografie “Jezus“, maar ook dat is strikt genomen vooroorlogs werk.
Zijn voornaamste activiteiten liggen op het politieke vlak waar hij resoluut van in het begin in de collaboratie stapt met Nazi-Duitsland.
Het uitbreken van Wereldoorlog II is voor Verschaeve “het” ogenblik voor Vlaanderen. Hij hoopt met de hulp van de Duitsers zijn twee idealen te kunnen verwezenlijken, nl. enerzijds de ‘Dietsche’ eenheid van de Nederlanden in een groter Germaans geheel i e in een nationaalsocialistisch Deutsche Reich, anderzijds ijverde hij vurig voor een verzoening tussen nationaalsocialisme en de katholieke kerk.
Zomer van 1940: Verschaeve schrijft Het Uur van Vlaanderen waarin hij zijn sympathie voor het Derde Rijk en zijn bereidheid tot collaboratie uiteenzet.
6 november 1940: Wordt door het Duitse Militaire Bestuur aan het hoofd van de Vlaamse Cultuurraad gezet (met Jef van de Wiele van DeVlag als secretaris en Filip de Pillecyn als belangrijk medelid).
De Belgische bisschoppen en diocesane clerus volgen zijn collaboratie met argusogen, maar grijpen desondanks uit angst voor represailles niet in.
December 1940: Verklaart bij zijn ambtsaanvaarding in een toespraak: “Duitschland, ’t allerrijkste kultuurland, reikt ons de hand tot samenwerking. Waarom zouden wij het wantrouwen? Waarom zou Duitschland verkiezen met knechten dan met vrienden samen te werken?“.
17 mei 1941 : Optreden te Berlijn met een rede Reichtum und Weltort der flämische Kunst, waar hij door de propagandadiensten als de geestelijke leider van zijn volk wordt voorgesteld en ingesloten in de kring van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag) en de SS.
Zomer van 1941: Tijdens de Duitse Operatie Barbarossa levert hij zijn volle steun aan het Vlaams Legioen en bewierookt hij de Oostfronters.
(“Deze oorlog is heilig, omdat hij gestreden wordt voor iets heiligs: het leven en al wat het voor schoonheid inhoudt.“).
Hij zal zijn trouw en respect voor de Vlaamse soldaten aan het oostfront tot aan het einde van zijn leven blijven uitspreken. Mat zijn ‘laatste groet’ geschreven in Solbad Hall neemt hij van hen afscheid.
“Dit is dan het einde. een grootsche droom is vergaan; een stoute toren, die zich trotsch ten hemel hief, is nedergestort. Vlaamsche soldaten, mijn geliefde Vlaamsche jongens, nog één keer, voor de laatsten keer wil ik u begroeten, nu de toekomst voor u zoo dreigend en zoo somber is. Mijn Vlaamsche soldaten ! Mannen van het Legioen ! Mannen van Langemarck ! Mannen van het Oostfront ! Vlaamsche soldaten…. Het is mijn Vlaamsche trots te weten, dat ik u zoo mag noemen. De nederlaag kan daar niets aan veranderen, zooals de overwinning daar niets zou aan veranderd hebben. Vlaamsche soldaten waart gij, en daar rijst de reuzenroem der Vlaamsche strijders voor juichende zang, den dood tegemoet alsof ze ter bruiloft snelde…….
Winter 1941-1942: Werkt aan een breedvoerige, maar volstrekt nutteloze studie over de verzoening tussen christendom en nationaal-socialisme. Gehinderd door zijn 19de-eeuwse opvattingen levert hij een tekst af die geen enkele kans had op weerklank bij de leiding van de katholieke Kerk of bij de Duitse instanties.
1944: De zeventigjarige Verschaeve wordt door de nazi’s tot doctor honoris causa aan de Universiteit van Keulen en Jena benoemd.
26 juli 1944: Ontmoeting met Heinrich Himmler – slechts 5 dagen na de aanslag op Hitler – nabij de militaire basis Grafenwöhr (Beieren), waarbij Verschaeve poogt om de eigenheid van het Vlaamse volk tegenover de Reichsführer-SS te verdedigen. Deze ontmoeting leidt, mede door het verloop van de oorlogsgebeurtenissen, niet tot enig resultaat. Bovendien botst Verschaeve’s christelijk en Vlaams referentiekader met de nieuw-heidense en Groot-Germaanse idealen van Himmler.
5 augustus 1944: Terug in Brussel. De Militärverwaltung is intussen vervangen door de Zivilverwaltung waar de SS het laatste woord heeft. De doorbraak van de Amerikaanse legers in Coutance (Normandië , 28 juli) maakt de militaire situatie precair. De SS vreest voor de veiligheid van de kapelaan, van wie zij menen dat zijn invloed nog steeds bruikbaar is.
21 augustus 1944: Herdenkingsplechtigheid in Langemark op het Duitse Friedhof, ter ere van de gesneuvelden aan het oostfront. Verschaeve is uitgenodigd en stapt samen met Jef van de Wiele (leider van DeVlag) en de commandant van de SS-brigade Langemarck langs de graven. Bij de zware gevechten aan de Narva en in Koerland was de brigade haast gedecimeerd. Het bezoek werd op film vastgelegd. De film wordt bewaard in het Imperial War Museum te Londen (iwmcollections.org.uk)
29 augustus 1944: Wordt door een SS-eenheid naar Duitsland geëvacueerd, waar hij adviseur wordt van de “Vlaamse Regering in Ballingschap” onder leiding van Jef van de Wiele.
April 1945: De vluchtende Verschaeve komt uiteindelijk in Oostenrijks Tirol terecht, dat tot 8 mei – het einde van de oorlog in Europa – in handen van de Wehrmacht blijft. Hij vindt als politiek vluchteling een onderkomen in de pastorie van Solbad Hall nabij Innsbrück in Tirol.
Chronologie van de ‘Oorlogsgedenkschriften’
- Van zijn hele vlucht hield een omstandig verslag bij met als titel Oorlogsgedenkschriften. Later schreef hij nog 2 aanvullingen bij: een Nabeschouwing bij het einde van de Tweede Wereldoorlog (september 1945) en tenslotte een afsluitende tekst gedateerd 1 april 1946). De tekst werd tijdens zijn leven niet gepubliceerd.
- Toen de geestelijke erfgenamen (Dirk Vansina & zijn uitgeefster Martha Van de Walle van zijn intentie tot publicatie hoorden, raadden ze het hem ten stelligste af. Het manuscript verdwijnt na zijn dood in een bankluis tot 1953.
- In de jaren 1960 komt het in zwaar gemutileerde vorm terecht in de tweede uitgave van het Verzameld Werk. Uit de tekst is alle ideologische extremisme weggezuiverd, wat de mythevorming rond de figuur Verschaeve een flinke boost gaf.
- Pas in 1982 – toen het manuscript in handen kwam van de Lootensstichting – werd besloten om de Oorlogsgedenkschriften integraal uit te geven, tekstkritisch en geannoteerd. Na zes jaar wetenschappelijke arbeid werd de tekst in 1990 gepubliceerd.
September 1946: Schrijft zijn geestelijk testament: Vaarwel Rodenbach!. Het is een opstel waarin hij vol woede uitvaart tegen de kerkelijke overheid en het Belgisch establishment omwille van wat hij verwoord als de ‘moord op Rodenbach’. “ Wanhopig nam hij definitief afscheid van een figuur die zijn hele leven had geïnspireerd en die hij had voorgehouden aan de Vlaams-nationalistische jeugd, de Blauwvoetvendels. Hij zag geen enkele toekomst meer voor deze jongeren” Vanlandschoot WT, p 219.
Hiermee lijkt een cirkel gesloten in 1909 is zijn eerste publicatie aan Rodenbach gewijd in 1946 zijn laatste – hoewel niet gepubliceerd – eveneens.
11 december 1946: Wordt in Brugge wegens collaboratie bij verstek tot de doodstraf door het vuurpeloton veroordeeld.
1947: Verschaeve schrijft opnieuw enkele gedichten die hij bundelt onder de titel Exilische Nocturne. Ze bevatten “Besternde nacht”, “Eucharistische Nocturne”, “Exilische Nocturne”,“Nocturne Mysteriosa”, “Dood-Nocturne”. De verzen verhullen nauwelijks het diepe gevoel van mislukking en verwijzen expliciet naar zijn ‘ballingschap’ in Solbad-Hall.
12 november 1947: Bij vonnis geveld door de Krijgsraad te Brugge krachtens art. 1 van het Burgerlijk Wetboek van 6 mei 1944 wordt Verschaeve’s Belgische nationaliteit vervallen verklaard.
8 november 1949: Overlijdt te Solbad Hall.
Het stoffelijk overschot wordt drie dagen later bijgezet in een speciale grafkapel op het kerkhof van Solbad Hall, waar nog andere priesters uit het plaatsje rustten.
EPILOOG
Na zijn dood – deels uit met historische blindheid vermengde idolatrie – ontstaat een deel van de bevolking een fervent radicale Verschaeve herdenkingsdrang met bedevaarten, jeugdbewegingen, manifestaties allerhande die uiteindelijk uitmondt in een herbegraving in 1973 van zijn stoffelijk overschot in Alveringen.
Vanaf dan wordt het stil rond Verschaeve.
1949-1953: De ‘Oorlogsgedenkschriften’, geschreven tijdens zijn vlucht doorheen Duitsland (1944-1945) en door hem voor publicatie geredigeerd te Solbad Hall, verdwijnen na zijn dood in een bankkluis beheerd door Martha Van de Walle. Zij en Dirk Vansina vonden het materiaal te explosief voor publicatie.
1955-1961: Toen men in de jaren 1960 toch tot publicatie bereid was – in het kader van tweede uitgave van het Verzameld Werk – , werd de tekst van alle ideologische extremisme gezuiverd. Deze vorm van censureren, schrappen en witwassen heeft ongetwijfeld de mythevorming rond de figuur Verschaeve op beslissende wijze verhevigd.
11 juli 1960: Oprichting van het Jozef Lootensfonds vzw met als doel: ‘de voortzetting van het levenswerk van Jozef Lootens, nl. het verzamelen, ordenen, bewaren, bekend maken van alle bescheiden van of in verband met Cyriel Verschaeve, zijn werk, zijn vrienden en tijdgenoten’.
- Deze thans ontbonden v.z.w. bezorgde tussen 1970 en 1993 17 delen van de wetenschappelijke uitgave Verschaeviana.
- Pas in 1982 – toen het manuscript in handen kwam van de Lootensstichting – werd besloten om de Oorlogsgedenkschriften integraal uit te geven, tekstkritisch en geannoteerd. Na zes jaar wetenschappelijke arbeid werd de tekst in 1990 gepubliceerd.
- Verschaeviana publiceert in zijn Jaarboek 1988-1989 de volledige en wetenschappelijke uitgave Oorlogsgedenkschriften Cyriel Verschaeve 1944-1946.
19 juni 1973: Een commando van de Vlaamse Militanten Orde (VMO) onder leiding van Bert Erikson graaft tijdens de zgn. ‘Operatie Brevier’ in 1973 zijn stoffelijk overschot in Solbad Hall op en smokkelt het terug naar Vlaanderen.
- Hoewel deze actie kan worden uitgelegd als het gevolg van een decennialang volgehouden herdenkingscultus rond Verschaeve en het discours rond zijn symbolische onsterfelijkheid, spraken de reacties in Vlaamsgezinde kringen eerder een gevoel van onbehagen uit. (Aragorn Fuhrmann, pp. 224-225)
- Na politiek overleg werd besloten tot een voorlopige teraardebestelling (23 juni 1973) in Verschaeve’s geliefde Alveringem
24 juni 1973: Verschaeve werd opnieuw opgegraven en door het parket van Veurne naar het Academisch Ziekenhuis van Gent gebracht, waar een politiearts na een autopsie kon attesteren dat de stoffelijke resten wel degelijk die van Verschaeve waren. Na de lijkschouwing werd de kist verzegeld, teruggebracht naar Alveringem en opnieuw in de ‘wachtkelder’ begraven.
1 juli 1973: IJzerbedevaart. Uitdeling door Vlaamse militanten van 70.000 feuilles volantes met daarop Verschaeves ‘Laatste groet aan de Vlaamse Oostfrontsoldaten’.
4 augustus 1973: Definitieve begraving van Verschaeve.
- Gazet van Antwerpen geeft een gedetailleerde beschrijving:
De kist werd om 6u.05 met polderaarde bestrooid door de aanwezigen, de betonmolen had om 6u.10 “met ronkend geluid” de eerste betonlaag in de houten bekisting gestort, vier mannen hadden Verschaeve om 6u.20 in zijn graf laten zinken, een 40cm dikke betonlaag was om 6u.25 “uitgegoten en met stalen staven versterkt”…
Hierna had een kamerlid van de nationalistische partij een bedroefde en kwade toespraak geïmproviseerd – de naam van deze volksvertegenwoordiger luidde: Van Steenkiste.
Doek.
De harde kern van de Vlaams-nationalisten, waaronder meerdere Vlaams Belang-leden, blijft de figuur van priester Verschaeve vereren.
1974: In Alveringem wordt de oude kapelanie door de v.z.w. Verschaeve-Komitee aangekocht en ingericht als Verschaeve-Museum.
1989-90: Integrale tekstkritische publicatie van Verschaeve’s Oorlogsgedenkschriften in zijn Jaarboek 1988-1989. Kentering in het Verschaeve-onderzoek
- De volledige Gedenkschriften hebben op hun beurt aanleiding gegeven tot het inrichten van een colloquium in mei 1992 onder de titel “Mythevorming omtrent Verschaeve’ en tot de publicatie van een nieuwe kritische biografie in 1998 door R. Vanlandschoot (Uitg. Lannoo, Tielt)
1999: Het Verschaeve-archief dat tot eind 1999 in de Abdij van Steenbrugge te Brugge berust, wordt overgebracht naar het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme (ADNV), Minderbroedersstraat 24, 2000 Antwerpen. Dit in uitvoering van de overdracht die reeds in 1995 beslist was.
2008: Wegens gebrek aan bezoekers wordt het Verschaeve Museum gesloten. De VRT (Vlaamse Radio en Televisie) zendt daar deze kleine documentaire over uit [externe link naar Youtube].
2013: Het gemeentebestuur van Alveringem beslist om het Verschaevemuseum in het kader van de grote ’14-’18-herdenking opnieuw te openen, met een nieuwe, hedendaagse museale invulling.
MEER OVER CYRIEL VERSCHAEVE
- Vanlandschoot, Roman. 1998. ´Verschaeve, Cyriel.´ In: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt: Lannoo, p. 3277-3283.
- Vanlandschoot, Romain. 1998. Kapelaan Verschaeve. Biografie. Tielt: Lannoo.
- Dirk Vansina, Verschaeve getuigt, uitg. Zeemeeuw Brugge
- Luc Vilsen, Cyriel Verschaeve, Desclee De Brouwer 1962
- Jos Vinks, Cyriel Verschaeve, de vlaming, Brecht-Antwerpen 1977
- Cyriel Verschaeve, waterdrager in dienst van het Derde Rijk. Verzet.org (auteur: Hugo Van Minnebruggen)
- Herman van de Vijver. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het cultureel leven tijdens de bezetting. DNB/Uitgeverij Peckmans, Kapellen 1990
- Televisie-documentaire: Cyriel Verschaeve. De ziener van Alveringem. 1874-1949. Uit onze zwarte vijvers-reeks nr. 1. Canvas, Brussel, 2000. 55 minuten. Video in Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- NEDWEB/Literatuur in context – Verschaeve, Cyriel
- Cyriel Verschaeve – Wikipedia
- Nederlandse Poëzie Encyclopedie – Verschaeve
Referenties
- Benno Barnard, Cyriel Verschaeve (1874-1949), de storremronkende. ‘Heil Strijd! Heil Dood! Heil Bloed dat vliedt’ in De Morgen – Café des Arts, 23 augustus 1996, blz. 21-22.
- Antoon Vander Plaetse, Cyriel Verschaeve, zoals ik hem heb gekend, Rozengaard Deerlijk 1964
- Romain Vanlandschoot, ‘De exil-geschriften van Cyriel Verschaeve voltooid in Solbad Hall 1944-1946’, in
- Aragorn Fuhrmann, “’ En vandaag kunnen wij verzekeren: Verschaeve is niet dood!”. Discours en retoriek tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall (1950-1973), in Wetenschappelijke Tijdingen (jg. 79 – 2020/4) pp 221-299..
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht
POSTHUME PUBLICATIES
Verzameld werk (10 delen, 1936-1940)
- Deel I : Lyrisch werk : Zeesymphoniën, Nocturnen, Prometheus, Johannes De Dooper, Passie van O.H. Jezus-Christus, Geboorte van Christus, Zeegedichten, Liederen, Gelegenheidsgedichten
- Deel II : Jacob van Artevelde, Philips van Artevelde, Ferdinand Verbiest
- Deel III : Judas, Maria Magdalena, De Judasstof, Is Maria Magdalena menschelijk mogelijk, De diptiek Judas en Maria-Magdalena
- Deel IV : Uren bewondering voor groote kunstwerken : Hoe Verschaeve Vondel bewondert, Lucifer, Adam in ballingschap, Noah, Vondel’s drama, Vondel’s Samson, Vondel’s Jozef in Dothan
- Deel V : Uren bewondering voor groote kunstwerken : Steden, Schilderkunst, Toonkunst
- Deel VI : Studies over kunst : Italië, Algemeene beschouwingen, Rubens, Hedendaagsche Vlaamsche kunst
- Deel VII : Dichtkunst : Albrecht Rodenbach, Delfien Van Haute, Guido Gezelle, Henriette Roland Holst, Louis Leipoldt, Antigone, Aan koning Dante, Over Molière, De romantiek in de Fransche en Duitsche opvatting, Seizoenen van de kunst
- Deel VIII : Schoonheid en christendom : Beschouwingen, Heiligengestalten, Kanselreden, Bijdragen
- Deel IX : Dietsch gedenkboek : Aan de Vlaamsche jeugd, Gedenkdagen, Bijdragen, Aanhangsel – Gedichten
- Deel X : Voordrachten, opstellen, bijdragen : Kunst en cultuur, Toonkunst, Letterkunde, Over eigen werk, Varia
.
Verschaeviana via de publicaties van het Jozef Lootensfonds.
In 1995 werd het omvangrijke Cyriel Verschaeve-archief, vanaf 1960 en tot dan toe beheerd door het Jozef Lootensfonds te Brugge, overgedragen aan het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme. of het ADVN.
De historiografisch belangrijke overdracht omvat het eigenlijke archief omtrent Cyriel Verschaeve, zijn vrienden en tijdgenoten (voornamelijk brieven en manuscripten); het bevat bibliotheekwerken, audiovisuele voorwerpen, tijdschriften. Het fonds verzorgde ook de uitgave van Verschaeviana, het jaarboek dat het wetenschappelijk onderzoek omtrent leven en werken van Cyriel Verschaeve en zijn tijdgenoten wilde bevorderen.
Het fonds was tot 1995 een deskundig bewaarder van het archief én tegelijkertijd promotor van een wetenschappelijk serene historiografie rondom de priester-dichter. De Verschaeviana Jaarboeken verschenen in principe jaarlijks van 1970 tot 1994. Zij bevatten artikels, notities, bronnencommentaren omtrent één of meerdere aspecten van het leven en het werk van de auteur. Sommige jaarboeken zijn colloqiumnummers en fungeren als verslagboek van de zeven colloquiua die het Jozef Lootensfonds omtrent een bepaald thema organiseerde.
Verschaeviana Jaarboeken
- Eerste deel, Aflevering 1, 1970
- Eerste deel, Aflevering 2, 1972
- Eerste deel, Aflevering 3, 1973
- Eerste deel, Aflevering 4, 1974
- Eerste deel, Aflevering 5, 1975
- Tweede deel, Aflevering 1, 1976
- Tweede deel, Aflevering 2, 1977
- Tweede deel, Aflevering 3, 1978
- Jaarboek 1979 – Verschaeve en de Barok (colloquiumnummer), 1979
- Jaarboek 1981 – Verschaeve en Rodenbach (colloquiumnummer) 1981
- Jaarboek 1982
- Jaarboek 1983 – Verschaeve en de Vlaamse meisjesbeweging (colloquiumnummer), 1983
- Jaarboek 1984 – Cyriel Verschaeve te Berlijn in mei 1941 / Arthur de Bruyne; Toon van Moerbeke; Renaat de Deygere e.a., 1984
- Jaarboek 1985 – Cyriel Verschaeve in zijn religieuze werk (colloquiumnummer), 1985
- Jaarboek 1986
- Jaarboek 1987 – Cyriel Verschaeve en de Tweede Wereldoorlog (colloquiumnummer), 1987
- Jaarboek 1988-1989 – Oorlogsgedenkschriften Cyriel Verschaeve 1944–1946 / Romain Vanlandschoot; Wim Meyers; Renaat De Deygere, 1990
- Jaarboek 1990-1991 – Literaire en esthetische receptie omtrent Verschaeve (colloquiumnummer), 1992
- Jaarboek 1993 – Mythevorming omtrent Verschaeve (colloquiumnummer), 1994
IN TIJDSCHRIFTEN VERSCHENEN TUSSEN 1894 EN 1919
(Bron: L. Dosfel, Cyriel Verschaeve in Verzameld Werk deel II pp 182-187)
Lyrische gedichten
- NOORDZEE, in “De Vlaamsche Vlagge” , 21e jg (1894-1895), 1e afl. pp 14-15
- MAARTSCHE BUIEN, in “De Vlaamsche Vlagge” , 21e jg (1894-1895), 2e afl. p 55
- SCHOONHEID-I, in “De Vlaamsche Vlagge” , 21e jg (1894-1895), 3e afl. p 75-77
- KERSTNACHT, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 1e afl. pp 2-3
- GEMOETEN VAN St LODEWIJKS COLLEGE, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 2e afl. pp57-58
- LENTENACHTEN, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 2e afl. pp71-74
- SCHOONHEID-II, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 3e afl. pp 141-144
- DE DICHTER EN HET LIED, in “De Vlaamsche Vlagge” , 23e jg (1896-1897), 2ee afl. pp 63-64
- AAN MIJNEN VRIEND, in “De Vlaamsche Vlagge” , 23e jg (1896-1897), pp 122-123
- UIT LYRISCHE GEDICHTEN OVER DE LIEFDE, in “Dietsche Warande en Belfort”, 1908, 1e halfjaar, pp 155 ev
- ZEESYMFONIEEN, in “Jong Dietschland”, XIVe jg. nr 2-3, Kerstdag 1911, pp 57-135
DRAMA’S
- UIT HERRED, in “De Vlaamsche Vlagge” , 23e jg (1896-1897), 1e afl. pp 37-39
- DE ARTEVELDEN, in “Jong Dietschland”, 15e jg. Kerstdag 1912
-
- Jacob van Artevelde, pp 91-170
- Filips van Artevelde, pp 171-249
KRITISCH PROZA
- NA ’T LEZEN VAN PROMETHEUS, in “De Vlaamsche Vlagge” , 21e jg (1894-1895), 3e afl. pp 95-99
- DRIFTEN IN HET SCHOUWSPEL, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 1e afl. pp 8-13
- ’T ONEINDIGE DOEL DER KUNST, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 2e afl. pp 90-95
- EENHEID, in “De Vlaamsche Vlagge” , 22e jg (1895-1896), 3e afl. pp 126-132
- LEVEN, in “De Vlaamsche Vlagge” , 23e jg (1896-1897), 1e afl. pp 25-32
- ZEEMEEUWE AAN GODFRIED HERMANS, in “Jong Dietschland”, 10e jg. (1908-1909) Oogst, 1e afl. pp 28-31 (bevat gedicht “De Schelde bij Dendermonde)
- UREN BEWONDERING VOOR GROOTE KUNSTWERKEN
-
- –Voor St.-Pieters koepel, in: “Jong Dietschland”, 10e jg. nr 3 Paschen 1908, pp 82-85
- – In de Sistine-kapel, in: “Jong Dietschland”, 10e jg. nr 3 Paschen 1908, pp , 85-89
- – Mozes, in: “Jong Dietschland”, 10e jg. nr 3 Paschen 1908, pp 89-93
- – Sint-Pieters Zuilengang, in: “Jong Dietschland”, 10e jg. nr 3 Paschen 1908, pp 93-95
- – Onze Lieve Vrouw te Brugge, in O.-L.-Vrouwkerk en St.-Jans-hospitaal, in: “Jong Dietschland”, 10e jg. nr 4 Oogst 1908, pp 146-152
- – De Domkerk te Keulen, in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 1 September 1908, pp 15-21
- – Bach’s Mattheuspassion, in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 1 September 1908, pp 22-30
- – De Schelde van Peter Benoit, in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 2 Kerstdag 1908, pp 72-83
- – Jacob Ruysdael, in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 3 Paschen 1909, pp 131-141
- – Vondel’s Samson, , in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 4 Oogst 1909, pp 193-266
- – St.-Pieterskerk en ’t Vatikaansch museum, in: “Jong Dietschland”, 12e jg. nr 2 Kerstdag 1909, pp 67-86
- – Adam in Ballingschap, in: “Jong Dietschland”, 12e jg. nr 3-4 Passchen 1910, pp 125-220
- – Lucifer, in: “Jong Dietschland”, 13e jg. nr 1-2, September 1910, pp 1-102
- – Bach’s Magnificat en Beethoven’s IXe Symfonie, in: “Jong Dietschland”, 13e jg. nr 3, Kerstdag 1910, pp 155-172
- – Florentie’s straten en ’t klooster San Marco, in: “Jong Dietschland”, 13e jg. nr 4, Paschen 1911, pp 209-228
- – Rubens, in: “Jong Dietschland”, 14e jg. nr 1, September 1911, pp 1-36
- – Wagner’s Parsifal, in: “Jong Dietschland”, 14e jg. nr 4, Passchen1912, pp 161-198
- – Wagner’s Meistersänger te München, in: “Jong Dietschland”, 16e jg. nr 1, September 1913, pp 2-39
- – Vondel’s drama tegenover het drama in ’t algemeen. (Slot der Uren Bewondering voor Vondel’s trilogie: Lucifer, Adam, Noah), in: “Jong Dietschland”, 16e jg. nr 2-3, Kerstdag 1913, pp 69-126
- – Beethoven’s Missa Solemnis, in: “Jong Dietschland”, 16e jg. nr 4, Passchen 1914, pp 165-185
- DE DICHTER ALBRECHT RODENBACH, in: “Jong Dietschland”, 11e jg. nr 4, Oogst 1909, pp 193-266. Afzonderlijk uitgegeven door Kerlinga, Brugge (1909)
- VONDELS NOAH, in: “Jong Dietschland”, 15e jg. nr 1, September 1912, pp 1-53
- Bijdrage in het CONSCIENCE-BOEK, door het Conscience-Komiteit, te Antwerpen, in 1913, uitgegeven
- EEN GEDICHT VAN GABRIELE D’ANNUNZIO, in “Dietsche Warande en Belfort”, 1913,eerste halfjaar, 4de afl., pp 360-363
SPOTPROZA
- IMA SUMMIS, in “De Vlaamsche Vlagge”, 22e jg. (1895-1896), 2e afl. pp 62-64
ALLERLEI
- KERELSKINDEREN, in “De Vlaamsche Vlagge”, 21e jg. (1894-1895), 2e afl. pp 71-73
- GEDACHTEN, in “De Vlaamsche Vlagge”, 21e jg. (1894-1895), 2e afl. pp 75-77
- DE VLAAMSCHE VLAGGE STAAT WEER OP, in “De Vlaamsche Vlagge”, 41e jg., 1e afl. (1919) pp 2-6
TOESPRAKEN EN REDEVOERINGEN
- SLOTREDE DER VOORDRACHT VAN I. OORDA, op het Thietsch Studentengilde, 2 september 1912. (verschenen als inleiding tot Dosfel’s “Vlaamsch Gewetenonderzoek” bij Lannoo-Maes te Thielt, pp 2-6)
- FEESTREDE, ter gelegenheid van de inhuldiging van het vaandel van den katholieken Oostvlaamschen Studentenbond, 1 april 1913, -29p. Gedrukt te Hamme (Oost)Vlaanderen bij L. De Pillecijn
- AAN DE VLAAMSCHE VROUWEN. Rede te Oostakker uitgesproken, den 16 September 1913. Verschenen bij Lannoo-Maes, te Thielt. -30p.
- CONSTANCE TEICHMANN, 16 Juni 1914, in “Dietsche Warande en Belfort”, 1914, nr 8-9 pp 106-120
- REDE OP DEN LANDDAG DER MEISJES, te Gent, op 11 Augustus 1919 (Verschenen in “Gudrun”, 1e jg. 2e afl. pp 51-58)
- REDE OP DE RODENBACHSFEESTEN, 13 september 1919. (Verslag in “Ons Vaderland”, 15 september 1919.)