Maakt deel uit van:Van-Nu-en-Straks
Fernand V. Toussaint van Boelaere
Anderlecht, 18 februari 1875 – Brussel, 30 april 1947
‘Goudsmid der Vlaamse letteren’
Met zijn zin voor de subtielste schakeringen heeft hij van zijn auteursnaam het merkteken gemaakt van de verfijnde stilist die hij steeds is geweest waardoor hij ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag door minister Hiernaux met deze eretitel werd bedacht.
Men heeft Van Boelaere uitentreuren gekarakteriseerd als de goudsmid uit de Vlaamse literatuur; deze karakteristiek geldt dan niet alleen zijn voorname verzorging van de klank- en ritme-elementen in zijn proza, zij geldt evenzeer voor de doordachte compositie van zijn verhalen, hun gehele opzet en de opvatting van het gebeuren. Op enkele plaatsen moge de hedendaagse lezer de beschrijving even iets te breed aandoen, als geheel handhaaft Van Boelaeres werk zich, doordat het, negatief, essentieel afwijkt van de verouderde beschrijvingskunst, – positief doordat alle materie psychologisch zinrijk gevormd werd en in artistiek daaruit voortvloeiende vorm neergeschreven.
G.P.M. Knuvelder, ‘Prozaschrijvers’ In: Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4 (1953)
Pseudoniemen: Fer Ben Iskaneri (in: De Boomgaard) voor details zie rubriek A-Z Pseudoniemen lexicon
BIOGRAFIE
18 februari 1875: Werd als Fernand Victor Toussaint geboren te Anderlecht.
- Voegde aan zijn naam ‘van Boelaere’ toe, om zich te onderscheiden van twee andere Toussaints die eveneens te Brussel werkzaam waren, een twee jaar oudere schilder en een schrijver van hyperromantische draken.
- Fernand Toussaint, geboren te Brussel in 1873, was een schilder gevormd aan de Kon. Ac. voor Schone Kunsten te Brussel en in het atelier van Portaels. Vooral bekend om zijn intimistische vrouwenportretten. Overleden in 1955.
- Jef Toussaint, geboren te Brussel in 1867, schreef aanvankelijk in het Frans gedichten en liederen onder het pseudoniem Ivan Wexther. In het Nederlands schreef hij een aantal drama’s, komedies en operettes. Overleden te Sint-Joost-ten-Node in 1934)
Studeerde aan de Nederlandstalige afdeling van het Atheneum te Brussel en gedurende enige tijd in de Letteren en Wijsbegeerte, afdeling Klassieke filologie, aan de Université Libre de Bruxelles.
Was lid van de Brusselse leerlingenkring ‘Help U Zelf’ waarvan hij voorzitter werd (1893-1894).
Was lid van het Brusselse kunstgenootschap De Distel en vooral geestdriftig bewonderaar van de woordcultus van de Franse Parnassiens en symbolisten en de Noordnederlandse Tachtigers.
- In tegenstelling echter tot de andere Van-Nu-en-Straksers die met hun tijdschrift een dam wilden opwerpen tegen de uit De Nieuwe Gids aangolvende stroom van hyperindividualistisch estheticisme, bleef hij, onbeïnvloed door wisselende stilistische modes en literaire experimenten, trouw aan het in zijn jeugd gevormde kunstideaal: de intellectueel beheerste uitdrukking van individuele emoties in woordschoonheid. Ook hij streefde naar verruiming van de literatuur door een algemeen-menselijke, kosmopolitische thematiek, door verfijning van de taalexpressie en verdieping van de gedachteninhoud zoals de Van-Nu-en-Straksers, maar hij weerde elke vorm van ethische of sociale preoccupatie, zodat zijn esthetische opvattingen eerder aansloten bij die van de Tachtigers dan bij die van Van Nu en Straks.
1894: Reeds in de eerste verzen, gepubliceerd in de bundel van Help U Zelf (1894), in het tijdschrift De Jonge Vlaming (waarvan hij vanaf 1 oktober 1894 met Leo van Lee de redactie waarnam) en in het door hem geredigeerde speciale kerstnummer van Jong Vlaanderen (1894), manifesteerde zich een drang naar beheerste vormschoonheid. Tedere, wat melancholische natuurstemmingsbeelden, de schoonheid van een jonge vrouw en de eerste liefdesroes vormen de thema’s van deze gedichten.
Mei 1898: Treedt in staatsdienst als vertaler bij het ministerie van justitie, waar hij op 1 maart 1940 zijn loopbaan eindigde als directeur-generaal.
- Opgemerkt door Prosper van Langendonck, met wie hij als ambtenaar op het ministerie van Justitie samenwerkte onder leiding van de dichter Victor dela Montagne, werd hij opgenomen in Van Nu en Straks, waar hij in de tweede (1897) en derde jaargang (1898) van de Tweede Reeks een twaalftal sonnetten publiceerde.
1900: Met Van de Woestijne en Herman Teirlinck vormde hij het triumviraat der jongeren die de artistieke idealen van de grondleggers van Van Nu en Straks slechts gedeeltelijk onderschreven en die hun zelfstandigheid opeisten om zich helemaal te kunnen wijden aan de cultus van het Ik en het Woord. Hun onafhankelijkheid bevestigden Teirlinck en Toussaint met de publicatie van de bundel sonnetten Metter-Sonnewende (1900), die geopend werd door gedichten van Willem Kloos en Prosper van Langendonck, de door hen erkende poëtische mentors.
1907: Hij was medeoprichter en een tijdlang secretaris van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen.
1909: Een omvangrijk dichterlijk oeuvre heeft hij niet nagelaten, omdat hij als bedachtzaam werkend stilist zijn verzen langdurig ciseleerde voor ze aan de drukker toe te vertrouwen. Afzonderlijk, in de precieuze vorm van een plaquette, verscheen slechts Latere Bekentenis (1909). Dit lange vormgave gedicht van zestien zesregelige strofen over de prille roes der jeugdliefde is heel karakteristiek voor de koel beheerste wijze waarop met zorgvuldig op hun klankwaarde gekozen woorden en enkele plastische beelden een erotische sfeer wordt gesuggereerd.
1910: Zijn prozadebuut, Landelijk Minnespel. Het Verhaal van een Dag te Lande. Met Voorhang en Aanhang (1910), wekte opzien als een verrassende vernieuwing van de streeknovelle in een periode van welig tierende idyllische heimatliteratuur. Niet vanuit het perspectief van de landman, doch vanuit de afstandelijke houding van een esthetiserende en sceptisch relativerende stedeling wordt hier het landleven beschreven.
1919: Redacteur bij het Beknopt Verslag van de Senaat.
1921: Wordt corresponderend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij in 1934 onderbestuurder en in 1935 bestuurder wordt.
1923: In het woord vooraf tot Het gesprek in Tractoria schreef hij:
Mochten […] ‘the happy few’ voor wie ik schrijf, eenig stil genot bij ’t doorbladeren van dit boekje ondervinden: mijn roemzucht zou daarmee ruimschoots zijn voldaan.
Lodewijk Van Deyssel, Flaubert, Barrès, Stendhal zijn de literaire referenties voor Toussaints precieus esthetiserende en sterk individualistische woordkunst.
1926: Bundeling van zijn vroege essays in Zurkel en Blauwe Lavendel (1926). Naast twee essays over Jeugdherinneringen aan boeken en Het Stadsleven in de Nieuwere Vlaamsche Prozakunst bevat het boek hoofdzakelijk een aantal literaire portretten en kritieken op werk van Hendrik Conscience, Reimond Stijns, Herman Teirlinck, Maurits Sabbe, Hugo Verriest, V.A. dela Montagne, Karel van de Woestijne en Prosper van Langendonck.
1926: Publicatie van Anthea (gedateerd 1908, gepubliceerd 1926; bijgewerkte uitgave 1933), ‘keurverzameling van sonnetten’ door hem samengesteld en ingeleid. Waaruit blijkt dat hij de historische evolutie van deze dichtvorm grondig heeft bestudeerd.
1929-1943: Directeur van het Beknopt Verslag van de Senaat.
1931: Voorzitter van de Vlaamse Pen-club.
Was jarenlang correspondent van het Algemeen Handelsblad.
Ook was hij medeoprichter van het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
1938: In het driedelige Litterair Scheepsjournaal (1938, 1939, 1946) verzamelde hij vooral de artikelen die hij als Brussels correspondent van het Algemeen Handelsblad van Amsterdam had geschreven. In deze in de marge van de actualiteit neergepende indrukken en beschouwingen over letterkunde, toneel, muziek en plastische kunsten, komt Toussaint nog meer te voorschijn als louter subjectief commentator.
1940: Op rust gesteld als directeur-generaal bij het Ministerie van Justitie.
1944: Pas op het einde van zijn leven kwam hij ertoe zijn verspreide gedichten te selecteren, soms nogmaals te polijsten en te bundelen in De Gouden Oogst (1944).
- Uit deze bundel blijkt dat hij door de jaren heen steeds zichzelf is gebleven, zowel in de esthetiserende doch strak beheerste vormgeving, als in de thematiek m.n. de verheerlijking van de schoonheid van het leven: de erotiek, de feestvreugde met ‘’t glas vol fonkelende wijn’, de zomerse natuur.
30 april 1945: Wordt lid en later voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
1945: Merkwaardig is wat na de tweede wereldoorlog gebeurt: van goudsmid naar literaire grootinquisiteur ?
- Toussaint van Boelaere begint een kruistocht tegen Felix Timmermans omwille van zijn vermeende incivisme. Zelfs twee dagen nadat Felix Timmermans overleden was ( ), verscheen er nog een weerwoord aan het adres van Albert Westerlinck, waarin zijn argumenten tegen Timmermans nog eens extra in de verf werden gezet.
- In de rangen van het jonge en ‘durvende’ tijdschrift Golfslag werd deze inquisitie met afschuw gevolgd. In hun Timmermansnummer aarzelen ze dan ook om –gesteund door de necrologische woorden van waardering uit diverse hoeken, Toussaint’s campagne in een maniakaal daglicht te stellen en Timmermans voor stellen als quasi-martelaar van de repressie.
- Dit spel van inquisitie en tegen-inquisitie was symptomatisch voor de institutionele posities van de verschillende spelers na WO II.
- Gaston Durnez zal Toussaint als literaire grootinquisiteur in zijn Timmermansbiografie niet sparen: hij noemt hem een ‘wraakengel’, en verwijt hem dat hij ‘in de nadagen van zijn artistieke roem … nog altijd een eersterangsrol wilde spelen.’
30 april 1947: Overlijden van F.V. Toussaint van Boelaere te Brussel.
Het scheppende prozawerk van Toussaint is weinig omvangrijk: naast een aantal schetsen en prozagedichten, een vijfentwintig ‘kortverhalen’.
- Gewoonlijk verscheen dit werk eerst in tijdschriften en werd het achteraf gebundeld in De bloeiende verwachting (1913), De zilveren vruchtenschaal (1924), Drie Rozen van den Struik (1945) en Zwart en goud (1947).
- Uitsluitend afzonderlijk verschenen de novellen Het gesprek in Tractoria (1923), Het Barceloneesche Avontuur (1944) en Mallorca en de Nymfen (1946), telkens uitgegeven in een beperkte oplage, volgens zijn wensen als bibliofiel steeds uiterst verzorgd en met illustraties van bekende kunstenaars als Henri van Straten, Karel Maes, Ferdinand Schirren en Idel Janckelevici.
- Zoals ook uit zijn latere verhalen blijkt, was hij zo onder de bekoring gekomen van de zwoele sfeer van het Zuiden dat hij zijn gevoelige reisimpressies bundelde in Barceloneesche Reisindrukken (1930).
BEKRONINGEN
- 1894: Studiekring “Help u zelf” voor De treurige ballade van den jeugdigen menestrele.
Bron: Frans Heymans, Het goud van de Vlaamse letteren. 170 jaar prijzen voor de Nederlandse literatuur in België (1830-2000). Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 2001
SMAAKMAKER
Nachtlied
Uit: Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 2 (1897)
Geen enkel ver- gerucht en komt tot mij gedreven; De boomen van de dreven en loozen zelfs geen zucht. Geen late muggenvlucht zie ‘k vóor mijn oogen zweven; De nacht heeft saamgeweven zoo innig, aarde en lucht. Mijn hart dat ‘k waande dood Door ’s werelds drukte omgeven Voel ‘k nu geweldig gaan! Geneuchte wondergroot: Zijn hart te hooren slaan Wen dood is alle leven.Sonnet
Uit: Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 2 (1897)
Waarom weerstaan den drift der twintig jaren? Genoopt door ’t langzaam aangehoopte wee van droomen die voor mij zoo lokkend waren doch nooit verstaan, mij lieten kalm-gedwee. Mijn drift! ’t Is al de woede van die zee wier wild en wilder opgegloeide baren staag-overvloeiend, heide en berg en steê het al in één oneindig meer vergâren. De zee! de zee!…. zie langzaam schuift ze henen omgolvend ’t weeldrig lijf der vrouw, die lacht zóó rustvol daar, en droomt – in liefde ervaren! – Waarom weerstaan den drift der twintig jaren? Mijn teed’re! ‘k Zal voor u zijn o zóó zacht: zacht als een kind dat niets nog kan dan weenen.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- DBNL auteur – Fernand Toussaint van Boelaere
Referenties
- J. Weisgerber en M. Rutten (redactie), Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946). Standaard Uitgeverij, Antwerpen 1988
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- ROEMANS, Analytische bibliographie van en over F.V. Toussaint van Boelaere, Gent 1936 (Overdruk uit Versl. en Med. van de Kon. Vl. Ac. voor Taal- en Letterkunde, afl. januari 1936; met bijdragen van August Vermeylen, Herman Robbers, Dirk Coster, Reimond Herreman en een verantwoording van F.V. Toussaint van Boelaere). Deze Bibliografie is electronisch beschikbaar bij DBNL – Analytische bibliografie van F.V. Toussaint van Boelaere.
- R. ROEMANS stelde ook een Beknopte Bibliographie van F.V. Toussaint van Boelaere op voor het Album Amicorum.
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht