ALICE NAHON
Antwerpen, 16 augustus 1896 – Antwerpen, 21 mei 1933
Alice Nahon was dichteres en als zodanig een icoon van de Vlaamse literatuur, met meer dan 250.000 exemplaren van haar 4 bundels verkocht.
Het publiek kent haar als een ziekelijk, braaf, gelovig en eenvoudig meisje. Maar eigenlijk was ze een onconventionele vrouw met een turbulent liefdesleven. Ze droomde van een carrière als avant-gardedichteres.
In Vlaanderen is Nahon wellicht het meest bekend van de versregels van haar Avondliedeke III:
“’t is goed in ’t eigen hert te kijken, nog even vóór het slapengaan,
of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, …”
BIOGRAFIE
16 augustus 1896: Geboren te Antwerpen (Grote Markt 58) als derde in een gezin van elf kinderen.
- Haar vader Gerard L. Nahon, was een Nederlander uit een Frans hugenotengeslacht. Hij was procuratiehouder van de in 1892 opgerichte ‘De Nederlandsche Boekhandel ‘, gevestigd op de Paardenmarkt te Antwerpen.
- Haar moeder -Julia Gysemans, onderwijzeres van opleiding – was de dochter van een rijke tuinder uit Putte bij Mechelen, Na haar huwelijk in 1892 gaf zij het lesgeven op en wijdde zich, conform de geplogenheden van haar tijd, aan wat een kroostrijk gezin ging worden.
1897-1902: Na een vijftal keren verhuisd te zijn in Antwerpen en omgeving, kopen de ouders Nahon in 1902 een huis aan de Oude Baan in Mortsel-Oude God. Zeven jaar van haar jeugd brengt ze in dit huis door, langer dan ze ooit nog op eenzelfde plek zal verblijven.
1909-1911: Alice Nahon brengt heerlijke vakanties door in de Kempen, bij haar meter, de onvergetelijke ‘Tante Mieke’, kasteleines van “’t Kasteeltje van Namen” een bekende afspanning aan de Beerzelhoek te Putte. en zuster van haar moeder.
- Tante Mieke – haar echte naam is Maria Francisca Gijsemans – heeft ongetwijfeld een diepe invloed op de jonge Alice Nahon gehad. Toen zij op Paaszondag, 25 februari 1928 stierf, maakte Alice volgend ‘santje’:
Een bonte bloemfontein over ons kinderjaren
is zij geweest;
Geheime kluis van troost voor al die ouder waren
naar hart en geest
Daar gaat zij naar de Gemeentelijke Meisjesschool aan de Mechelbaan.
1911-1913: Is drie jaar intern aan de landbouw-huishoudschool (Institut du Sacré-Coeur), te Overijse bij Brussel. Zij schrijft er haar eerste speelse ‘jeugd’gedichten, die pas in 1936 postuum gepubliceerd zullen worden in de dichtbundel Maart-April.
Augustus 1913: Wordt samen met haar oudere zus Constance inwonend leerling in de verpleegsterschool van het Stuivenberg-ziekenhuis te Antwerpen. Ze werd er platonisch(?) verliefd op de zeven jaar oudere hoofdverpleegster Anne Voeten.
Wanneer in augustus 1914 WO I uitbreekt is Nahon met ziekteverlof. In september wordt ze zelfs doodziek opgenomen als patiënte in het Stuyvenbergziekenhuis. Na twee weken is haar toestand onder controle, maar korte tijd later krijgt ze wegens ziekelijke gesteldheid eervol ontslag als leerling-verpleegster.
1914-1915: In de winter van 1914-15 volgt ze nog tekenlessen aan de Academie van Antwerpen en een cursus letterkunde bij de dichter Pol de Mont.
Het huis in Mortsel wordt door de Belgische genie afgebroken omdat het in het schootsveld ligt van de artillerie van het plaatselijke fort.
De situatie wordt nog verergerd doordat ook het inkomen van vader Nahon bij ‘De Nederlandsche Boekhandel’ ingevolge de oorlogsomstandigheden drastisch wordt verminderd.
DE WEG LANGS SANATORIA
1915: Alice Nahon verblijft nog enige tijd bij haar meter in Putte, maar wordt al snel opgenomen in het Joostensgesticht in Sint-Antonius Brecht als tuberculose-patiënte. De diagnose van dokter Charles Bonzon blijkt achteraf fout, maar de kosten van verpleging van Alice kwamen zo wel ten laste van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen.
1915-1916: Stuurt een paar van haar gedichten ‘Alleen’ en ‘Avondklacht’ – geschreven tijdens haar opname in het Joostensgesticht – op naar het tijdschrift Vlaamsch Leven, waarvan Willem Gijssels hoofdredacteur was. De gedichten worden geweigerd en zullen pas verschijnen in 1996 in Alice Nahon 1896-1933. Kan ons lied geen hooglied wezen ?, p. 234-235.
- Vlaamsch Leven – ‘Zelfstandig Vlaamsch Geïllustreerd weekblad’, was een activistisch weekblad en het enige grote literaire tijdschrift dat tijdens WO I verscheen.
- Het was zowat de literaire verzamelplaats van bijna alle debuterende jongere dichters van die tijd: Victor J. Brunclair, Gaston Burssens, Marnix van Gavere, Marnix Gijsen, Armand W. Grauls, Raymond Herreman, Karel Leroux, Joannes Marijnen, Alice Nahon, Paul van Ostaijen, Maurice Roelants, Urbain van de Voorde, Frank van den Wijngaert en anderen.
21 januari 1917: Debuteert in Vlaamsch Leven met het gedicht ‘Mijn Poëzie’
Of snaren van mijn jonge ziel,
Ik voelde uw trillen zacht
Wijl ’t woordjen op u nederviel
Dat door mijn tranen lacht
Of zacht en zangerige woord,
Waarin ik peerlen vind,
Hebt gij m’n blijheid niet gehoord,
De blijheid van een kind ?
O Gij! Die mijn gedachtjes kust
En neemt mijn droefenis,
’t Is of mijn innerlijke rust
Door U beveiligd is.
O lieflijkheid! O, zanggetril,
Verwarm het harte mijn,
Het arme, kleine hart, en wil
Mijn eeuwge rijkdom zijn.
15 april 1917: Het gedicht ‘De kinderen van de Soetewey’ verschijnt in Vlaamsch Leven, waarin ze – duidelijk schatplichtig aan de poëzie van Gezelle – de boerenkinderen van het gehucht Soetewey in alle vroegte naar de school in Putte ziet trekken.
Ze trekken ter schole ten halleveracht
Het dorpje ligt ver van ’t gehucht’ –
Om ’t even, of liefelijk ’t zonneke lacht,
Voor wind noch voor regen beducht.
Met blauw-baaien rokskens,
De blinkende blokskens
Van ’s zaterdags vers gevernist,
Zo trekken ze zwijgend
De koppekens nijgend,
Door regen, door sneeuw of door mist;
Dan spreken die boeren gespeelkens geen woord,
De groteren trekken de kleineren voort,
“Klikkerdeklakker”, zo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij langs de grauwe kasseiën.
Lente 1917-1922: Neemt haar intrek in het St. Jozefinstituut te Tessenderlo.
- Dit was in feite een rusthuis voor bejaarden, waarvan één vleugel voorbehouden was aan ongeneeslijke zieken. Ze verbleef er zes jaar lang tot einde 1922. Tuberculose was toen nog een ziekte waar je vlug aan stierf. Uit de beklemming, angst en eenzaamheid kon ze zich enkel wat bevrijden in haar gedichten.
Zij schrijft er twee dichtbundels, namelijk ‘Vondelingskens’ (1920) en ‘Op zachte vooizekens’ (1921). Beide bundels worden zowel door de literaire kritiek als door het lezerspubliek bijzonder goed onthaald.
Het is ook een bittere periode waarover ze later zou schrijven: “Ik had de naam aan een ongeneeslijke kwaal te lijden. Dat ontmoedigde me vreselijk. Alleen toen ik de middelen bezat om me in Zwitserland door een specialist te laten behandelen, vernam ik dat het niet waar was.”
Door haar literair succes is ze echter heel erg bekend geworden. Velen zoeken haar op in Tessenderlo en met verschillende van de bezoekers knoopt ze vriendschaps- en zelfs liefdesrelaties aan. (o a met Geert Pynenburg en de avant-gardist Michel Seuphor (ps voor Fernand Berckelaers).
1922: De oprichting van fabrieken in de omgeving van het sanatorium te Tessenderlo, maken dat haar verblijf voor haar gezondheid niet langer wenselijk is.
DE ZWERFJAREN 1923-1927
1923: In januari vertrekt ze voor een herstellingskuur naar Luzern, Zwitserland. De reis wordt financieel mogelijk gemaakt door een geldinzameling opgezet door de Antwerpse schepen Hector Lebon en gepromoot door onder anderen Emmanuel de Bom.
- De diagnose van dokter Franz Elmiger luidde, dat zij geen tuberculose had, maar chronische bronchitis.
- Omdat het klimaat in Luzern echter te vochtig was voor een goede behandeling van chronische bronchitis wordt haar een verblijf in het Zuiden aangeraden. Via het Vierwoudstedenmeer en Nervi (Italië) reist ze naar de Landes in Frankrijk.
In juli 1923 is ze terug in Antwerpen maar hoewel ze met haar dichtbundels en lezingen allerhande best wat geld verdiend had, kan ze dat geld amper besteden, omdat haar vader het voor haar beheert. Dus logeert Nahon meestal bij wie haar hebben wilde.
Vaak is dat bij de zussen van Matje Theunissen – de latere vrouw van Gerard Walschap – die een hotel uitbaten in Maaseik, of bij de familie van de Nederlandse schrijver Eddy du Perron te Brussel of bij de rijke familie Van Beuningen in Tiel.
1924-1925: Wellicht was ze beter wat langer in het Zuiden gebleven. Verscheidene behandelingen en kuren in binnen- en buitenland brengen geen genezing. Pas in de zomer van 1924 voelt ze zich beter en geeft ze lezingen in Vlaanderen en Nederland.
1925-1927: Maar sukkelen blijft het. Na tal van omzwervingen en behandelingen o a zes weken in de Boerhaave kliniek te Amsterdam, voelt zich in 1927 zoveel beter dat ze gaat denken aan een passende betrekking.
- Literaire erkenning krijgt ze in 1925 wanneer ze wordt opgenomen in Vlaamsche Weelde. Een keus van zestig koppen uit onze letterkunde ‘uit liefdevolle vereering voor onze Moedertaal’ samengesteld door Désiré Pissens en Juliaan Ferstraets. Nahon was naast Wies Moens, Marnix Gijsen en Willem Putman, één van de vier jongeren onder de dertig jaar en één van de slechts zes vrouwen die de selectie van ‘groote mannen van onze Vlaamsche literatuur’ hebben gehaald.
- 1926: Er verschijnen amper gedichten in deze periode, maar wel een bloemlezing Keurgedichten, met een inleiding door de Nederlandse letterkundige Christiaan Tazelaar.
Kritiek van zowel Van Ostaijen als Martinus Nijhoff doen niets af aan de enorme populariteit van Nahon op dat moment. Dat zorgt ervoor dat het Mechels stadsbestuur haar graag een baan als bibliothecaresse gunt.
HERNIEUWDE ACTIVITEIT EN LEVENSVREUGDE…
1927 tot 1930: Werkt als hoofdbibliothecaresse in de ‘Stedelijke Volksboekerij’ te Mechelen, waar ze verantwoordelijk was voor de boekaankopen en de administratie. Financieel ging het haar voor de wind met een jaarwedde van 13.410 frank in februari 1928 opgetrokken tot 18.000 frank.
Aanvankelijk woont Nahon op een etage van een huis op de hoek van de Hanswijkstraat en het Raghenoplein, zo’n 300 meter van het station, maar in december 1928 verhuist ze naar Melaan 14 op de hoek van de Arme Klarenstraat.
25 februari 1928: Dood van Tante Mieke. Alice Nahon schrijft voor het doodsprentje het gedicht ‘Aan Tante Mieke zaliger gedachtenis’, later gepubliceerd in de dichtbundel Maart-April.
1928 is ook het jaar van de publicatie van haar laatste bundel ‘Schaduw‘.
- Onder druk van de negatieve kritieken op haar bloemlezing Keurgedichten uit 1926 had Nahon enkele schuchtere pogingen gedaan om wat moderner (lees, expressionistischer) te schrijven, maar dat werd geen succes. Door de lauwe ontvangst van deze bundel hing Nahon haar lier definitief aan de wilgen. Wel ging ze door met het geven van lezingen en gaf ze haar publiek wat het van haar verwachtte : eenvoudige , sentimentele gedichtjes van een mooi, maar ziekelijk ‘kwijnmeisje’.
Hoe dan ook ‘Schaduw‘ is enerzijds een bundel, waarin zij de beslotenheid van haar leed doorbreekt en zich keert naar de wijdere wereld:
“Ik droom mijn liefde wijder,
dat niet mijn einddoel zij
’t erbarmen van een man
n dat ik met mijn vrouwenhanden
wat wereld-ellende
omvatten kan. “
maar ook een nadenken over dichterschap
Poëzie,
tenger en sterk mirakel,
dat zich voltrekt boven een trosselke woorden,
boven een enkele zin,
boven een luttel woord;
ach trosselke, ach woordenrij,
ach woord weiger van waarde,
wie heeft uw geest gewekt
en over wrokkige aarde
doen heilichten
– Gods blik die gloort ?-
Eind 1929: Nahon neemt haar intrek in de kapelwoning van Cantecroy, een kasteeldomein gelegen aan de toen nog landelijke rand van Mortsel.
- Het kasteel was eigendom van het echtpaar De Groodt, stichters van de Vlaams Wetenschappelijke Stichting en het Vlaams Fonds voor Wetenschappen.
- De familie De Groodt ontving op het kasteel een gevarieerde schare bezoekers, deels kennissen van Nahon, deels illustere figuren als Johan Huizinga, Rabindranath Tagore, Albert Einstein e a
- Het logement van Nahon bevond zich in het oudere gedeelte van het domein, gebouwd op oude sponzige funderingen en daardoor erg vochtig, bepaald geen verbetering dus.
Begin 1930: Nahon wordt aangezocht om lid te worden van de in oprichting zijnde Antwerpse Soroptimist Club.
- Soroptimist International zoals de club nu heet is een service club voor vrouwen, opgericht in 1921 in de Verenigde Staten naar het voor beeld van de Rotary Club,voorbehouden voor mannen.
- Tijdens de activiteiten van de club raakt ze bevriend met Marie Gevers en ontmoet ze opnieuw Anne Voeten, de hoofdverpleegster van het Stuyvenbergziekenhuis aan wie ze als zeventienjarige haar hart had verloren. Terzijde: Anne Voeten was ‘de echte baanbreekster van de eerste uren van het soroptimisme in België.
1 december 1930: Er komt officieel een einde aan haar carrière als bibliothecaresse van de Mechelse volksbibliotheek.
MAAR ACH DIE GEZONDHEID…
Begin 1931 wordt de dichteres gehospitaliseerd in de pas opgerichte Eeuwfeestkliniek in de Harmoniestraat te Antwerpen. De reden van deze hospitalisatie – van februari 1931 tot 5 april – blijft in geheimzinnigheid gehuld.
In zijn biografie “Ik heb de liefde lief gehad – het leven van Alice Nahon” oppert Manu Van der Aa dat haar verblijf te maken zou kunnen hebben met de gevolgen van een miskraam of een niet vakkundig uitgevoerde vruchtafdrijving.
1932: Ze geeft haar pittoreske vault house van het middeleeuwse kasteel Cantecroy te Oude-God op en verhuist – na enige omzwervingen – naar een appartement in de Carnotstraat (in nr 17) in het centrum van Antwerpen.
7 oktober 1932: Houdt haar laatste lezing in Rotterdam voor de Nederlandse Boekverkopersbond.
Ze schrijft haar laatste gedichten: Ik dank u voor drij rozen, Het halssnoer en Onder uw handen.
Onder uw handen
die veilig’ ogieve
word ik weer de stille
de zachte
de lieve..
November 1932: Opnieuw ziek, met hoge koorts. Er is nu sprake van een hartziekte, veroorzaakt door een aangeboren klepafwijking, of, een verworven klepziekte veroorzaakt door “acuut gewrichtsreuma” als kind ten gevolge van onbehandelde keelontstekingen.
Die winter verblijft zij een drietal weken bij Geert en Trude Pijnenburg in het Melkhuisje in Heide-Kalmthout.
Januari 1933: Zij keert terug naar haar appartement te Antwerpen, waar ze voorgoed bedlegerig wordt.
- Innige vriendschap met de dichter Renaat Korten die kennis neemt van haar jeugdverzen. Alice Nahon wil die jeugdige poëzie bundelen onder de titel Maart-April. Renaat Korten zal zich na haar dood van die taak kwijten. Hij breidt het boek uit met een aantal niet gepubliceerde gedichten en een biografie van de dichteres.
24 mei 1933: Teraardebestelling op het Schoonselhof te Antwerpen. Massale opkomst. Afscheidsrede door Marnix Gijsen.
Epiloog
1936: Postuum worden de gedichtenbundel “Maart-April” uitgegeven, te samen met nog wat onuitgegeven werk.
1970: Karel Jonckheere publiceert een bloemlezing ‘Bloemen van ’t veld’
Het Alice Nahondocumentatiecentrum
- Het Alice Nahon documentatiecentrum in Putte verzamelt alle informatie over Alice Nahon. Het centrum stelt de informatie ter beschikking van alle geïnteresseerden en werd in 2003 als museum ingericht. Er is een fotogalerij met een veertigtal foto’s met bijhorende teksten, die een beeld geven van het leven en werk van de dichteres. Het centrum ligt aan de basis van heel wat publicaties over Alice Nahon.
- Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van haar geboorte bracht het centrum een serigrafie van de leemtetekening LA VIE EN FLEUR, waarmee Michel Seuphor zijn jeugdvriendin eerde. Genummerd en gesigneerd door de auteur. De serie is helaas uitverkocht. Voor alle info over het documentatiecentrum: 015 76 75 22.
TRIVIA
Lanoye’s beruchte parodie op
“’t is goed in ’t eigen hert te kijken, nog even vóór het slapengaan,
of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, …”
luidt
Aumale: Ceci c’est mon poème. ‘Een avondliedeken. ’t Is goed in d’eigen kut te knijpen, nog even voor het slapengaan daar ik van dageraad tot avond weer met geen hond ben platgegaan. Uit: Ten Oorlog. Risjaar Deuzième. Tweede bedrijf.De ‘verdwenen’ gedenkplaat
De plaat hing sedert de jaren zestig aan ‘t Kasteeltje van Namen, Mechelbaan 467, het ouderlijke huis van Alices moeder Julie Gijsemans. Haar geliefde meter Marie, tante Mieke, baatte hier in Alices tijd een grote herberg met gastenkamers uit. Alice bracht er vele zomervakanties door, en ook eens een volledig schooljaar.
Toen ‘t Kasteeltje van Namen, intussen een tegelwinkel, in 2009 gesloopt werd, raakte de plaat zoek. Wellicht meegenomen door een ‘slimmerik’, aldus het lokale Davidsfonds. Pas in 2017 dook ze op de Putse rommelmarkt weer op, waarna ze in het bezit kwam van de gemeente. Ze is nu te zien in de voortuin van het voormalige gemeentehuis in de intussen herdoopte Alice Nahonstraat, nr. 4.
MEER OVER ALICE NAHON
- 1974: Henri Bossaerts, Alice Nahon. Antwerpen: Helios. -47p. Reeks: Monografieën over Vlaamse letterkunde nr 51
- 1996: Ria Van Den Brandt (red.), Alice Nahon – Kan ons lied geen hooglied wezen. -303p. Antwerpen – Baarn: Uitgeverij Houtekiet.
- 2007: Luc Daems, Liske in Brasschaat. Alice Nahon bij Tybaert de Kater. Brasschaat: De Lezer. -94p.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Ureel. 1996. “Een handvol verzen. Alice Nahon, meer dan de Venus van Botticelli”. In: Keustermans, Lisette; Raskin, Brigitte (red.), Veel te veel geluk verwacht. Schrijfsters in Vlaanderen 1, Amsterdam: Meulenhoff p. 31-46
- Manu van der Aa, Alice Nahon – Ik heb de liefde liefgehad. Tielt: Uitgeverij Lannoo 2008. -326p.
SMAAKMAKER
Stervens-pijn
Uit: Vondelingskens.(1920)
Daar hangt wat adem in m’n ziel Op iederen weg, in ied’re bloem; Daar blijft een beetje van mijn hart In al de namen, die ‘k vernoem. En ‘k voel m’n ogen stil verwant Aan ieders wee…, aan elks verblijen…, Gij die me lieven hebt geleerd, God, leer me scheien. * M’n God, ik kan…,ik kan nog niet; Daar woont in mij geen stervensrust ! M’n ziel is nog niet uitgezeid, M’n mond heeft niet genoeg gekust… Zie, in m’n kijkers fonk’len nog Te lang verkropte, jonge lusten… Gij, die me hunk’ren hebt geleerd, God, leer me rusten… * Onder m’n voeten reuz’len stil Verdroogd’ en bruin’ Oktoberblaân; Neem Gij m’n handen, God, ik kan, Ik durf er haast niet overgaan… M’n zwierige tred is niet gewend Te trappen op illuzie-scherven… Gij, die me ‘leven’ hebt geleerd, God, leer me sterven.Onze handen
Uit: Maart-april (postuum 1936)
Eenvoudig als onze handen zijn bij vaal verdriet en gulden feest zo zijn wij, lieve, met elkaar zelden geweest. Tussen der woorden hovaardig spel, onze handen, zij alleen, die wisten van elkander wel ’t geheim van ons getween. Die hebben ’t schoonste deel gekend van ’t heimwee waar een mens in mint; die wisten niet waar waken endt of waar de droom begint. En wijd van alle valse schijn, zo zonder teken, zonder woord, hebben ze, zuiver als ze zijn, elkander toebehoord. Mijn jongen, toen uw leste kus vaarwel zong door mijn blonde haar, deden ons beider handen nog van ’t komen schoon gebaar. En toen de leste trein vertrok, wuifden zij elkander toe; die zwijgend hebben liefgehad, die minnen elkaar voorgoê. Och, mochten, moe van dool en pijn, wij eens aan avondraam, eenvoudig als onze handen zijn zwijgend tesaam.BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
Deze bibliografie bevat vijf rubrieken:
- Chronologisch overzicht van de publicaties in boekvorm tijdens haar leven.
- Postume publicaties
- Publicaties over Alice Nahon in boekvorm
- Publicaties in periodieken
- Gedichten op muziek gezet per componist
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- POËZIECENTRUM VZW – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
PUBLICATIES IN BOEKVORM TIJDENS HAAR LEVEN
1920
1921
1926
1928
1931
Gedichten (I-III)
Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel. / Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgeversmaatschappij. Drie boekdelen in één band: Vondelingskens (12de uitgave), Op zachte vooizekens (10de uitgave) en Schaduw (4de uitgave). |
1932
Alice Nahon en haar gedichten: keur uit haar werk verzameld en voorzien van een karakterschets door Dr. C. Tazelaar.
Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel. / Leiden: A.W.Sijthoff’s Uitgeversmaatschappij. -43p. + 4 foto’s Omslagtekening van Jos Leonard |
POSTUME UITGAVEN
OVER ALICE NAHON
PUBLICATIES IN PERIODIEKEN
Waarin opgenomen alle tijdschriftpublicaties voorafgaand aan de eerste bundeling, sommige gedichten werden meermaals gepubliceerd, meestal in afwijkende versies.
Overgenomen uit: Manu van der Aa, Ik heb de liefde liefgehad. Het leven van Alice Nahon. Uitgeverij Lannoo, Tielt pp 265-267.
[1] = Vondelingskens (1920)
[2] = Op zachte vooizekens. (1921)
[3] = Schaduw. (1928)
[4] = Maart-April (1936)
[0] = niet gebundeld
- Vlaamsch Leven, 21 januari 1917, p. 254, ‘Mijn Poëzie’ [1]
- Vlaamsch Leven, 15 april 1917, p.442, ‘De kinderen van de Soetewey. Aan Willem Gijssels’, [1]
- Vlaamsch Leven, 19 augustus 1917, p.734, ‘Weemoed, Aan Maria de Lannoy’. [4]
- Vlaamsch Leven, 4 november 1917, p.73, ‘Regendag’ [1]
- Vlaamsch Leven, 16 december 1917, p.442, ‘Nachtliedeken’. [0]
- Vlaamsch Leven, 10 februari 1918, p.299, ‘Blarenlied’. [4]
- Vlaamsch Leven, 21 april 1918, p.459, ‘Aan ’t verre dorpken’. [1]
- Vlaamsch Leven, 26 mei 1918, p.522, ‘Mijn kamerken / Aan Zuster Jacobs’. [0]
- Vlaamsch Leven, 4 augustus 1918, p.641, ‘Idylle / Aan mijn ouders’. [1]
- Vlaamsch Leven, 11 augustus 1918, p.652, ‘Deemstering / Aan Frederik’. [1]
- Ons Vaderland, 27 april 1919. Bijvoegsel, ‘Drij Blommen! Opgedragen aan de mannen van het Vlaamsche Front’ [1]
- De Schelde, 31 augustus 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 3, p.3, ‘Avond-stemming’ [1 als ‘Avond-liedeke’]
- De Schelde, 7 september 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 4, p.2, ‘Deemstering’ [1]
- Boerenbelang, 7 september 1919, ‘Kinderen van den Soetewey’. [1]
- Boerenbelang, 14 september 1919, ‘Weemoed’ [4]
- De Schelde, 14 september 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 5, p.3, ‘Herfst’ [1]
- Boerenbelang, 21 september 1919, ‘Regendag’ [1]
- De Schelde, 21 september 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 6, p.3, ‘Idylle’ [1]
- Boerenbelang, 28 september 1919, ‘Geloof’ [1]
- Boerenbelang, 5 oktober 1919, ‘Het laatste Angelus’ [0]
- De Schelde, 5 oktober 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 8, p.4, ‘Morgen-geluk’ [0]
- Boerenbelang, 12 oktober 1919, ‘Heur laatste vroegmis’ [1]
- De Schelde, 12 oktober 1919. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 9, p.2, ‘Regendag’ [1]
- Boerenbelang, 22 oktober 1919, ‘Kloosterkerk‘ [0]
- Boerenbelang, 29 oktober 1919, ‘Deemstering’ [1]
- Boerenbelang, 16 november 1919, ‘Avondwind’ [1]
- Boerenbelang, 23 november 1919, ‘Avond-stemming’ [1 als ‘Avond-liedeke’]
- De Schelde, 18 april 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 15, p.2, ‘Stervenspijn’ [1]
- De Schelde, 25 april 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 16, p.2, ‘Rozen’ [1]
- De Schelde, 2 mei 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 17, p.2, ‘Avond-zonnebloem’ [1]
- Boerenbelang, 16 mei 1920, ‘Fantazia’. [2]
- Boerenbelang, 23 mei 1920, ‘Idylle’ [1]
- De Schelde, 23 mei 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 20, p.1, ‘Goênavond’ [1]
- De Schelde, 30 mei 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 21, p.2, ‘Armoe’ [1]
- Boerenbelang, 13 juni 1920. ‘’t is d’ ure der getijen..’ [1]
- Boerenbelang, 27 juni 1920. ‘Deemster-vrage’ [1]
- De Schelde, 27 juni 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 25, p.2, ‘Heidekind. Aan Ward Hermans tot dank’ [1]
- Boerenbelang, 4 juli 1920. ‘Ik ben een blom van ’t veld’ [4 als ‘Zoo zong de blom in de vaas’ hs]
- De Schelde, 4 juli 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 26, p.2, ‘Avond-vrage’ [2 als ‘Deemster-vrage’]
- De Schelde, 11 juli 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 27, p.2, ‘Aan een zwerver’[2]
- Het Vlaamsche Land, 11 juli 1920, ‘Kloosterkapel bij nacht‘. [2, als ‘Nacht-kapel’]
- Het Vlaamsche Land, 11 juli 1920, ‘Middag-Wiedster’. [1]
- De Schelde, 18 juli 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 28, p.2, ‘Ontwaken’ [0]
- De Schelde, 26 september 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 38, p.2, ‘Fantazia’ [2]
- De Schelde, 17 oktober 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 41, p.1, ‘Middag-Wiedster’. [1]
- Boerenbelang, 31 oktober 1920. ‘Allerzielen’ [1]
- De Schelde, 31 oktober 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 43, p.1, ‘Reinhilde sliep’. [2]
- De Schelde, 7 november 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 44, p.2, ‘’t is goê…’t goê’. [2]
- De Schelde, 14 november 1920. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 45, p.2, ‘Kindje’. [1]
- Boerenbelang, 26 december 1920. ‘Kerstlied’ [1]
- De Schelde, 1 mei 1921. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 18, p.3, ‘Menschenoogen’. [2]
- De Schelde, 22 mei 1921. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 21, p.1, ‘Vergiffenis’. [2]
- De Schelde, 22 mei 1921. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 21, p.3, ‘Mist’. [2]
- Het Overzicht, 15 juni 1921, p. 8, ‘Mizerie menchen’[2]
- De Schelde, 19 juni 1921. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 25, p.1, ‘Bidden’. [2]
- De Schelde, 19 juni 1921. Kosteloos bijblad voor het Zondagnummer, nr 25, p.1, ‘’t is goê’. [2]
- Het Overzicht, 1 augustus 1921, p.39, ‘Verlangen’ [2]
- Ons Leven, 1922 nr 8, p. 103, ‘Avond’ [3, als ‘Maskers’]
- De Volksgazet, 17 februari 1923, ‘De Limburgsche Meisjes’. [4]
- Averbode’s Weekblad, 13 januari 1924, p.19, ‘Onder het kruis’ [0]
- Averbode’s Weekblad, 27 januari 1924, p.51, ‘Morgenlied’ [3, als ‘Twee liedjes van inkeer XX’]
- Averbode’s Weekblad, 1 februari 1924, p.83, ‘Bij een priesterwijding‘ [0]
- Averbode’s Weekblad, 13 april 1924, p.227, ‘Gebed om liefde’ [3, als ‘Twee liedjes van inkeer XIX’]
- Averbode’s Weekblad, 11 mei 1924, p.291, ‘Mijn kamerken’ [0, eerder in Vlaamsch Leven]
- Averbode’s Weekblad, 11 mei 1924, p.291, ‘Kleuren en klanken’ [0]
- Averbode’s Weekblad, 18 mei 1924, p.307, ‘Margrieten’ [3]
- Averbode’s Weekblad, 6 juli 1924, p.429, ‘Droomers-lied’ [0]
- Winterboek van de Wereldbibliotheek 1924-1925, p. 30-31, ‘De menschen doen hun maskers af’ [1, als ‘Maskers’]
- Winterboek van de Wereldbibliotheek 1924-1925, ‘p. 32, ‘Morgenlied’ [3, als ‘‘Twee liedjes van inkeer XX’]
- Opgang. Christelijk tijdschrift voor kunst en letteren, februari 1925, p. 321, ‘Gebed om liefde’ [3, als ‘Twee liedjes van inkeer XIX’]
- De Akker, 15 februari 1925,p.72, ‘Liefde’ [0]
- De Akker, 15 april 1925, p. 73, ‘Gebed om liefde’ [3, als ‘Twee liedjes van inkeer XIX’]
- Opgang. Christelijk tijdschrift voor kunst en letteren, juli 1925, p. 145, ‘Middag-Wiedsters’ [3]
- Opgang. Christelijk tijdschrift voor kunst en letteren, juli 1925, p. 146-147, ‘Liefdelied’ [= ‘Liefde’]
- Het Maeseycker Weekblad, 11 juli 1925, ‘Zoo zong de blom in de vaze’ [4, als ‘Zoo zong de bloem in de vaas’ – hs]
- Dietsche Warande en Belfort, januari 1926, p. 56, ‘Mijn arrem liedeken’. [3, als ‘Dat lied’]
- Dietsche Warande en Belfort, februari 1926, p. 40, ‘God moet mij geren zien’ [3]
- Dietsche Warande en Belfort, april 1926, p. 366, ‘Schaduw’ [3]
- Dietsche Warande en Belfort, april 1926, p. 367, ‘Zaaimaand’ [4]
- Dietsche Warande en Belfort, april 1926, p. 368-369, ‘Het dooit’ [3, als ‘Dooi’]
- Dietsche Warande en Belfort, juni 1926, p. 605, ‘Ons handen’ [3]
- Averbode’s Weekblad, 22 augustus 1926, p.507, ‘Die roze. Bruiloftslied voor Gerard en Ninette’ [0]
- Averbode’s Weekblad, 29 augustus 1926, p.515, ‘Veldbloemen’ [0]
- Averbode’s Weekblad, 29 augustus 1926, p.515, ‘Liedeken in mineur’ [0]
- Averbode’s Weekblad, 5 september 1926, p.531, ‘Aan Hugo’s fijne stemmeke’ [0]
- Hooger Leven, 2 januari 1927, nr 1 p. 9, ‘Aan ’t stille woord’ [3, als ‘Zilver’]
- Hooger Leven, 6 februari 1927, nr 6 p. 169, ‘Winterpei(n)zen’. [3]
- Hooger Leven, 20 maart 1927, nr 12 p. 361 ‘Verloren brief’ [3]
- Hooger Leven, 8 mei 1927, nr 19 p.585, ‘Der menschen school’. [3, als ‘Taal’]
- Hooger Leven, 3 juli 1927, nr 27 p. 841, ‘Poëzie’. [3]
- Hooger Leven, 31 juli 1927, nr 31 p. 969, ‘Nachtlied’. [3]
- Hooger Leven, 4 september 1927, nr 36 p. 1129, ‘Bij den molmen boom’. [3, als ‘Molme boom’]
- Hooger Leven, 27 november 1927, nr 48 p. 1513, ‘Voor de trotsche vriend’. [3, als ‘Trotsche vriend’]
- Hooger Leven, 1 januari 1928, nr 1 p. 9, ‘Margrieten’. [3]
GEDICHTEN OP MUZIEK GEZET
Vele van haar gedichten zijn op muziek gezet door onder meer
Flor Peeters
- Armoe= Solitude Opus titel: Opus 3 nr. 1
- Deemster-vrage
- Heidekind
- Uchtendliefde
- Vergiffenis
Arthur Meulemans;
- Des avonds
- Drie avondliedjes
- Blommen suite voor mannekoor.
Lode De Vocht
- Ik droom mijn liefde.
- Inkeer: toe mijn ogen
- ’t is goed in ‘t eigen hart te kijken
Edward Loos
- Aan een Kindeken
Jan Decadt
- Avond-Liedeken
- Menschenoogen
Jef Van Hoof
- Nachtdeun