Maakt deel uit van:Frans-Belgische 'Vlaamse school'
Camille Lemonnier
Elsene, 24 maart 1844 – Elsene, 13 juni 1913
Romancier en kunstcriticus.
Wordt – samen met Charles De Coster– beschouwd als de grondlegger van de ‘Vlaamse’ school in het de Belgische letterkunde.
Pseudoniemen: Félix Karat, Camille de Burnot, Saint-Michel, Un liseur.
BIOGRAFIE
24 maart 1844: Geboren te Elsene als zoon van Louis-François, een Waals advokaat aan het hof van Beroep te Brussel en een Vlaamse moeder Marie Panneels. Zijn moeder sterft als hij 2 jaar oud is en hij zal samen met zijn zus worden opgevoed bij hun grootmoeder langs moeders kant.
- In zijn postuum uitgegeven ‘mémoires’ (Une vie d’écrivain. Mes souvenirs), stelt Lemonnier zich graag voor als een Belgische halfbloed (« métis »), zoon van een Vlaamse moeder (Maria Panneel) en van een Waalse vader die weliswaar afkomstig was van Leuven : “Je suis par intermittences tantôt Flamand, tantôt Wallon de mes ascendances “. (Une vie d’écrivain p. 38).
1855-1861: Middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum te Brussel.
1861: Schrijft zich in voor het voorbereidend jaar van de rechtenstudie aan de Vrije Universiteit van Brussel, maar meer dan naar de rechten gaat zijn interesse naar de literatuur.
1862: Na een korte passage bij de provinciale administratie, publiceert hij in Uylenspiegel, journal des ébats artistiques et littéraires, een verhaal met de titel Brosses et tampons.
START ZIJN SCHRIJVERSCARRIÈRE OP TWEE VLAKKEN: KUNSTKRITIEK EN VLAAMS GEÏNSPIREERDE VERHALEN
1863 en 1868: Debuteert met twee opgemerkte kunstkritieken over het Salon de Bruxelles. Wordt meteen tot ‘s lands beste kunstcritici gerekend. Hij neemt de verdediging op zich van de realistische kunst tegenover het academisme en de vrijheid van de kunstenaar tegenover de staatsinstellingen.
1869: Overlijden van zijn vader. Met zijn deel van de erfenis huurt hij een kasteel te Burnot, tussen Dinant en Namur.
1869 : Zijn debuut wordt gekenmerkt door een lang en vinnig pamflet Nos Flamands, dat hij voorstelt als een kritische balans van het Belgische cultuurleven in 1868.
- Hij laakt scherp de Belgische onverschilligheid inzake kunst en literatuur en gaat hard tekeer tegen de corruptie van de Belgische zeden, waarvoor hij –zoals gebruikelijk in die tijd- de Franse invloed verantwoordelijk stelt. (‘l’ennemi, c’est Paris’, klinkt het ondubbelzinnig op p. 69).
- Hij wil een terugkeer naar de eigen, authentieke waarden :
-« les souvenirs des anciennes forces flamandes » en de « antique fierté » die de huidige « décadence de l’esprit flamande » zullen doen keren.
-« nous-mêmes ou périr », de beroemde leuze waarmee hij zijn boek aanving, betekent dan ook ondubbelzinnig dat schrijvers en kunstenaars alle heil moeten zoeken in een traditie die ooit grootheid en roem had gebracht aan het vaderland (la patrie), namelijk de Vlaamse.
- Hij schuwt daarbij geen straffe uitspraken, vooral niet aan het adres van de verfranste Vlamingen : ‘vous n’êtes plus les Flamands des Flandres: vous êtes les Français de Belgique’ (Lemonnier, 1869, p. 70). In dit lijvige essay treft men onder meer een warm pleidooi aan voor de Vlaamse taal (‘on a prouvé que c’etait l’idiome national et la souche de la seule littérature possible chez nous’) (Lemonnier, 1869, p. 175), wat toch een merkwaardige uitspraak is voor iemand die ervan droomde ooit van zijn Franstalige pen te kunnen leven.
De jonge Lemonnier stapt hier dus in de voetsporen van Charles De Coster en ook van Hendrik Conscience
1870: Naast verschillende verhalen en novellen die in diverse tijdschriften worden gepubliceerd, verschijnt er een derde Salon de Bruxelles, dat vooral door de schilders van Parijs en Barbizon wordt gesmaakt.
In september bezoekt Lemonnier samen met zijn neef, schilder en tekenaar Félicien Rops het slagveld van Sedan.
1871 : De ervaringen op het slagveld van Sedan worden in de roman-reportage (reportage littéraire) Sedan op zeer realistische wijze weergegeven: « une odeur de terre, de pourriture, de chlore et d’urine mêlés ».
- Het werk zal in 1881 te Parijs heruitgegeven worden met een voorwoord van Léon Cladel onder de titel Les Charniers. Het werk beïnvloedt La Débâcle van Emile Zola.
Camille Lemonnier treedt in het huwelijk met Julie – Flore Brichot. Samen krijgen ze twee dochters.
1872-1879: Lemonnier verdeelt zijn tijd tussen literatuur en kunstkritiek. Hij leidt het tijdschrift L’Art universelle en is redacteur bij L’Artiste.
- Hij start met het verzamelen van sprookjes: Contes flamands et wallons (1873), Histoires de gras et de maigres (1874), Un coin de village (1879) die overwegend ‘Vlaamse ‘ verhalen zijn. – ‘Ce fut en flamand que je pensai mes premiers livres’ zou hij zelf later bevestigen in Une vie d’écrivain (p. 24). Hoewel niet geschreven in de gekunstelde archaïserende taal van Charles De Coster, bevatten ze vele flandricismen, die Lemonnier beschouwde als hun « marque d’origine ».
- Overigens sluit hij hiermee naadloos aan bij de traditie van Hendrik Conscience, Charles Dickens, Georges Sand of Hetzel. We treffen dezelfde pakkende taferelen aan over eenvoudige mensen en gebeurtenissen, vlot en aangenaam verteld, emotioneel en wat naïef, veelal met een happy end en dicht aanleunend bij de traditie van de dorpsroman of -novelle en, algemener, bij die van de sentimentele roman. Niets in deze idyllische verhalen doet vermoeden dat dezelfde auteur later drie keer voor het hof van assisen zal verschijnen voor pornografie: deze eerste bundel kon, naar goede traditie, geen enkele maagd doen blozen. Integendeel, het zijn zielsverheffende taferelen met een moraliserend tintje, helemaal in de lijn van Consciences Kempische dorpsverhalen.
Maar ook het artistieke leven blijft hem boeien. In de Parijse tijdschriften Gazette des Beaux-Arts en Chronique des Arts of in de Revue de Belgique verschijnen monografieën van Belgische kunstenaars. Later maakt hij een bundel van herwerkte artikelen die verschenen in L’Artiste: Gustave Courbet et son œuvre (1878).
SUCCES IN PARIJS
1881: Schandaal te Brussel, succes in Parijs. Na eerder te zijn gepubliceerd als feuilleton in het Brusselse dagblad L’Europe ( van 2 october tot 3 december 1880) verschijnt de roman: Un Mâle
- De roman handelt over de liefde tussen een stroper en een boerendochter met de bossen als decor. Cachaprès, de stroper is de belichaming van het dierlijke in de mens terwijl Germaine, de boerendochter in eerste instantie de rust belichaamt maar dan zijn wilde liefde beantwoordt.
- Rond dit boek ontstond een ware literaire veldslag die gerust de « querelle des Anciens et des Modernes » van de Frans-Belgische literatuur mag genoemd worden.
- Deze datum legt ook het begin vast van de tijdschriftenbeweging. De kampen waren duidelijk afgetekend. Rond Lemonnier zullen zich eensgezind alle jonge schrijvers en kunstenaars scharen die het ‘reveil’ van 1880 zullen inluiden.
1881: Zijn huwelijk met met Julie – Flore Brichot loopt uit op een scheiding.
1882: Publicatie van Le Mort.
Le mort kent meerdere omwerkingen tot theatertekst o a
- 1891: De roman wordt in samenwerking met de auteur omgewerkt door L. et Paul Martinetti tot een mimodrama in drie delen (pantomime opgevoerd in zaal Alcazar te Brussel)
- 1892: Nieuwe omwerking tot een tragedie
- 1911: Waalse bewerking door Lucian Colson onder de titel ‘Li R’mwerd’ Drame en deux actes.
- 1918: Vlaamse bewerking ‘De doode (Le mort): mimodrama in 3 bedrijven en 4 tafereelen’ , opgevoerd door het Koninklijk Kunstverbond, Antwerpen op 17-18 & 19 mei 1918
1883: Lemonnier hertrouwt met Valentine Collart, de nicht van Constantin Meunier. Ze gaan in Terhulpen wonen in de Stationsstraat, dicht bij het woud. Hij blijft novellen, sprookjes en verhalen schrijven.
1886: Wanneer hem Vijfjaarlijkse staatsprijs voor literatuur voor Un mâle wordt geweigerd, organiseren de dichters verenigd rond het tijdschrift La jeune Belgique een ‘herstel’ banket. Tussen de 250 genodigden vinden we politici zoals Paul Jansen, Jules Lejeune en de kunstenaars Fernand Khnopff, Constantin Meunier, Théo van Rysselberghe, en een pléiade schrijvers waaronder waaronder Georges Eekhoud, Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren, Georges Rodenbach.
- Georges Rodenbach opende de reeks toespraken met de gevleugelde woorden : “Ce banquet n’est pas seulement une fête – c’est aussi un combat. C’est en quelque sorte la veillée d’armes d’une troupe de conscrits décidés à tout et qui viennent, à cette heure solennelle, vous reconnaître et vous saluer comme leur Maréchal des Lettres”.
- Deze huldiging mag als keerpunt beschouwd worden in de geschiedenis van de frans-Belgische letterkunde, stond De Coster in 1868 nog alleen, de kaarten lagen in 1883 duidelijk anders.
EEN BELGISCHE ‘ZOLA’ – SOCIAAL BEWOGEN ROMANS – PROCESSEN WEGENS ZEDENSCHENNIS
1 mei 1886: Het jaar nadat Emile Zola zijn Germinal op de markt had gebracht, komt Lemonnier met Happe-Chair, een roman over de sociale bewegingen die het maatschappelijke leven in België beroeren. Het beschrijft het leven van de mijnwerkers en arbeiders in het Luikse, hun moeilijke levensomstandigheden en hun strijd.
- Deze roman was geïllustreerd met gravures van onder meer Constantin Meunier en kreeg ditmaal wel de vijfjaarlijkse prijs voor de literatuur.
- Constantin Meunier, die hem in contact had gebracht met ‘Le pays noir’ (de uitdrukking is van Lemonnier), realiseert een portret van de schrijver.
4 mei 1886: Het Théâtre Royal du Parc te Brussel brengt het stuk Un Mâle in een toneelbewerking in 4 bedrijven. Het zal ook in Parijs in 1891 met succes worden opgevoerd.
1887: De stakingen van 1886 en 1887 te Luik en Charleroi, die zeer brutaal door de autoriteiten werden uiteengeslagen en waarbij verscheidene doden vielen – raken hem diep. Zijn socialistische overtuigingen worden erdoor versterkt. Verschillende van zijn werken gaan over die maatschappelijke spanningen: L’enfant du crapaud (1888), Madame Lupar (1888) en Ceux de la glèbe (1889).
- L’Enfant du crapaud dat eerder in de Maupassant’s tijdschrift Gil Blas was verschenen, en geïnspireerd is op de grote Belgische stakingen van 1887 is aanleiding tot een proces wegens schending van de goede zeden. Edmond Picard – die hem reeds bijstond in een geschil met zijn uitgever over de rechten van de roman Un Mâle – zal hem ook nu verdedigen. Hij wordt veroordeeld tot een geldboete, die echter nooit werd ingevorderd
1888 : Eerder gepubliceerde kunstkritieken over Gustave Courbet, Stevens, Félicien Rops e a verschijnen gebundeld onder de titel Les Peintres de la vie.
1888: Voor het monumentale werk La Belgique. Ouvrage contenant 323 gravures sur bois et une carte ontvangt hij de Vijfjaarlijkse staatsprijs voor literatuur.
1889-1892: Verschillende verhalenbundels ‘Ceux de la Glèbe’ (1889), Les joujoux parlants (1892), ‘Dames de voluptés’ (1892), een roman ‘La fin des Bourgeois’ (1892). Het toneelstuk ‘Un Mâle’ wordt met succes in Parijs opgevoerd (1891)
1893 : De novelle ‘L’Homme qui tue les femmes’ opgenomen in de novellenbundel ‘Dames de voluptés’ (1892), maar eerder verschenen in het Parijse tijdschrift Gil Bas Illustré, levert hem opnieuw een aanklacht op wegens schending van de openbare zeden.
- Het verhaal is geïnspireerd op Jack the Ripper en vertelt over « les actes d’un maniaque, invinciblement poussé par sa manie à tuer les femmes publiques qui se donnent à lui » (een maniakale kerel die obsessief gedreven wordt om de prostituees waarmee hij betrekkingen heeft gehad, te doden).
1894-1901: Lemonnier blijft gestaag verhalen, novellen en romans publiceren. De roman L’Homme en amour uit 1897 – waarin hij de ongelukkige gevolgen exploreert van een katholieke opvoeding gebaseerd op het misprijzen van de lichamelijkheid – levert hem opnieuw een proces op wegens zedenschennis. (Ook Georges Eekhoud moet zich verantwoorden voor Escal Vigor, een roman waarin een homofiele relatie cenyraal staat)
24-27 oktober 1900: Proces tegen Lemonnier en Eekhoud te Brugge. De verdediging wordt gedaan door Edmond Picard. Beiden worden vrijgesproken.
- Meer dan 200 Franse en Belgische kunstenaars hadden een petitie ondertekend waarin ze hun afschuw betuigden voor de vervolging van Eekhoud en Lemmonier.
Met werken als Au coeur frais de la forêt (1900) en Le vent dans les moulins (1901), maakt Lemonnier zich los van het naturalisme en evolueert naar het naturisme, een literaire beweging uit Frankrijk die streeft naar eenvoud en klare weergave van de dagelijkse realiteit. Naturisme (mouvement littéraire) — Wikipédia
LATERE PERIODE – HOOFDZAKELIJK KUNSTKRITIEK
1903: Officiële manifestaties, speciale nummers van tijdschriften, conferenties van Edmond Picard vieren de publicatie van Lemonnier’s vijftigste boek.
1904-1905: Lemonnier blijft wel romans schrijven, maar zijn aandacht gaat opnieuw naar de kunstkritiek, met een essay over Constantin Meunier, sculpteur et peintre. (1904)
1905 : Publicatie van La Vie belge, een ode aan het land.
« Du verger des Flandres aux garigues campinoises, de la dune maritime aux ravins et aux futaies de l’Ardenne, une âme belge s’est répandue, fusionnant ses parts antérieures, wallonnes et flamandes. Celle-là est ensemble le passé et le présent, la montagne et la plaine, l’épopée et l’églogue, le doux paysage bucolique et le véhément horizon industriel. Toutes les routes en Flandres, mènent à des beffrois, à des églises, à des hôtels de ville, à des tombeaux ; elles longent d’actives rivières, des canaux dormants, des campagnes où lèvent le chanvres, le colza, le froment et le lin ;Tous les chemins en Wallonie, conduisent à la bure, à la carrière, à la fabrique et au laminoir ; des bois, des roches, de champs noirs les bordent ; et ils perdent au cœur profond la terre. »
Uit : La Vie belge.
1906-1908 : Meerdere mooi uitgegeven essays over kunstonderwerpen, monografieën vloeien uit zijn pen.
1907: Le Droit au bonheur, een toneelstuk in 2 bedrijven wordt in 1907 te Parijs opgevoerd.
1908: Publiceert de monografie Félicien Rops : l’homme et l’artiste. Exposeert 11 van zijn eigen doeken op het Salon des écrivains-peintres te Brussel.
13 juni 1913: Overlijden te Elsene van Camille Lemonnier ten gevolge van een zware operatie.
Epiloog
In zijn vroegere woonhuis is nu de zetel gevestigd van de ‘l’Association Belge des Ecrivains Belges de langue française’. Er is ook een museum aan verbonden, het Musée Camille Lemonnier: Waversesteenweg 150 1050 Elsene. Het museum werd ondergebracht in de vertrekken waar Camille Lemonnier (1844-1913) werkte.
André De Ridder schreef een in memoriam: In memoriam Camille Lemonnier
“Hij stierf gelijk wij allen sterven moeten, ook de grootsten onzer, deze wiens schoonheid nochtans zoo onmisbaar is, wiens geest als eene klare fakkel vooruit werpt zijn doordringend licht in de duisterheid van het leven. En velen treuren om den dood van dezen hoogbegaafde, die schatten van schoonheid gaf, heel zijn leven onafgebroken door, en die als een slaaf wrocht aan het werk dat hij nalaat, werk van meer dan zestig boekdeelen. Hij had den werklust van Balzac en kende geen ander genot dan den arbeid. Op het oogenblik dat hij in de clinique van Dr. Depage, te Brussel stierf – het was Vrijdag 13 Juni, te 7 uur ’s avonds – droeg hij, ofschoon 68 jaar oud, al weer een nieuw boek in zijn hoofd, waarvoor hij noodig had Noorwegen te bezoeken, en hij was zich voor die reis aan ’t voorbereiden.”
Den Gulden Winckel p.97-99 DBNL . Den Gulden Winckel. Jaargang 12
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Christian Berg ‘De Frans-Belgische literatuur en haar ‘Vlaamse school’ (1830-1880). In: Ada Deprez: Walter Gobbers; Karel Wauters (red.): Hoofdstukken uit de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 2. KANTL Gent 2001 p.109-110.
SMAAKMAKER
Citations Sur son refus des étiquettes de genre littéraire
« Je me refuse à planter uniquement des choux dans mon jardin ; je n’entends pas être la vache broutant sa zone d’herbe autour de son piquet ; j’honore, mais sans envier de lui ressembler, le casseur de pierres voué à l’entretien d’un rayon départemental. Bref, lorsqu’il me serait lucratif et commode de me cantonner, à l’exemple d’autrui, dans un immusable périmètre – (les firmes fructueuses ne sont qu’à ce prix), – je m’évade vers de variables latitudes et rechigne à me laisser cataloguer sous une étiquette. »
— Camille Lemonnier, Esthétique, Dames de Volupté, 1892
BIBLIOGRAFIE
(Lemonnier heeft meer dan 70 volumes op zijn naam staan)
Deze bibliografie is onderverdeeld in
- Chronologisch overzicht van de werken van Camille Lemonnier
- Enkele postume uitgaven
- Overzicht van de vertalingen in het Nederlands.
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Bibliographie des Ecrivains Français de Belgique 1881-1960. Tome 3 (H-L), établi par René Fayt, Colette Prins, Jeanne Blogie. Sous la direction de Roger Brucher. Bruxelles, Palais des Académies. 1968. pp. 216-255.
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten, klikt u op de foto
Chronologisch overzicht
POSTUME UITGAVEN
VERTAALD IN HET NEDERLANDS
CHRONOLOGISCH OVERZICHT PER GENRE
ROMANS
- Sedan (Les Charniers). – (1871)
- Un coin de village (roman). – (l879)
- Un Male (roman). – (1881)
- Le Mort (roman). – (1882)
- Thérèse Monique (roman). – (1882).
- L’Hystérique (roman). – (1885)
- Happe-chair (roman). – (1886).
- Mme Lupar (roman). – (1888).
- Le Possédé (étude passionnelle). roman. – (1890).
- La fin des bourgeois (roman). – (1892)
- Claudine Lamour (roman). (1893).
- L’Arche (Journal d’une maman). roman. – (1894)
- La faute de Mme Charvet (roman). – (1895)
- L’île vierge (La Légende de Vie. I). – (1897)
- L’homme en amour (roman). – (1897)
- Une Femme (roman). – (1898)
- Adam et Ève (roman – La Légende de Vie. II). – (1899)
- Le bon amour (roman). – (1900).
- Au coeur frais de la Forêt (roman – La Légende de Vie. III). – (1900).
- Le vent dans les moulins (roman). – (1901)
- Le sang et les roses (roman). – (1901).
- Les deux Consciences (roman). – (1902).
- Le Petit Homme de Dieu (roman).- (1903).
- Comme va le Ruisseau (roman). – (1903)
- L’amant passionné. (roman) (1904)
- Le droit au bonheur. (roman) (1904)
- Tante Amy. (roman) (1906)
- L’Hallali. Roman inédit. (roman) (1906)
- Quand j’étais homme. Cahiers d’une femme. (roman) (1907)
- Amants joyeux. (roman) (1910)
- La Chanson du carillon. (roman) (1911)
VERHALENBUNDELS
- Croquis d’automne. – (1870)
- Histoires de gras et de maigres. – (1874).
- Contes flamands et wallons (Scènes de Ia vie nationale). Verhalen – (1875)
- Derrière Ie rideau (Contes). – (1875).
- Ni chair ni poisson (verhalen). – (1884)
- En Allemagne (Sensation d’un passant). (reisverhalen) (1888).
- Ceux de la Glèhe (Contes). – (1889)
- Dames de volupté (verhalens). – (1892).
- Le Bestiaire (verhalen). – (1893)
- L’ironique amour (verhalen). –(1894)
- L’aumöne d’amour (verhalen). (1897).
- La petite femme de la mer (verhalen). – (1898)
- La vie secrète (verhalen) – (1898)
- C’était l’été … (verhalen). – (1900).
- Poupées d’amour (verhalen). – (1903).
- La vie belge. (herinneringen) 1905
- La maison qui dort. Au beau pays de Flandre. Mon mari. (novellenbundel) (1909)
KINDERVERHALEN
- Béhés et joujoux (Contes). – (1879).
- Les Petits Contes. – (1882).
- Histoire de huit bêtes et d’une poupée. – (1884).
- La comédie des jouets (Contes).·- (1888)
- Les joujoux parlants (Contes). – (1892).
- Les Maris de Mlle Nounouche. Histoire de chats. (1906)
KUNSTKRITIEKEN EN ESSAYS
- Salon de Bruxelles, 1863. – (1863).
- Salon de Bruxelles, 1866. – (1866),
- Nos Flamands. – (1869).
- Salon de Paris. 1870. – (1870).
- Courbet et ses oeuvres. –(1878).
- Histoire des Beaux-Arts en Belgique (1830-1887). – (1887)
- La Belgique. (Ouvrage contenant 323 gravures sur bois et une carte). (1888)
- Les peintres de la vie. – (1888).
- Camille Lemonnier. Anthologie des écrivains belges de langue française. 1903
- Constantin Meunier : sculpteur et peintre. 1904
- Henri de Braekeleer. Peintre de la lumière. (Conférence – Monografie) 1905
- L’école belge de peinture 1830-1905. (1906)
- Alfred Stevens et son oeuvre, suivi des: Impressions sur la peinture, par Alfred Stevens. (monografie) (1906)
- Félicien Rops L’homme et l’artiste. Monographie (1908)
- Émile Claus. Monographie (1908)
TONEEL
1888-1891: Un mâle
- Un Mâle. Bruxelles, Théàtre Royal du Pare, 4 mai 1888. Cast : Cachaprès, Chelles ; Germaine, Mme Marguerite Rolland.
- Un Male. – Pièce en quatre actes. En collaboration avec Anatole Bahier et J. Dubois, In-12. Tresse et Stock. Paris, 1891
1894 Le Mort, pantomime. Bruxelles, AJcazar, 20 avril 1894. Cast : Bast, Paul Martinetti ; Balt, Alfred Martinetti; Karina, Mme Clara Martinetti.
1897: Les Yeux qui ont vu. Bruxelles, Théàtre d’Art, 14 avril 1897. Distribution : Noé, Sermon ; Bruno, Masquier ; Kilspar, Staquet; Nora, Mme Marie Denys
1899: Les Mains. Bruxelles, Nouveau-Théàtre, 7 avril 1899 ~. Cast; Balt, Henry Krauss; Bast, Tressy ; Toma, Mme Bender.
1900: Uitgave in boekvorm: Théâtre ‘Le Mort. – Les Mains. – Les Yeux qui ont vu. (1900)
1907 : ‘Le droit au bonheur. Pièce en deux actes’ par Camille Lemonnier et Pierre Soulaine. Naar de roman uit 1904.
1912 : Edénie . Tragédie lyrique en quatre actes. (Musique de Léon Du Bois)