Maakt deel uit van:Magisch realisme
Johan Daisne
Zijn BELANGRIJKSTE WERK schreef hij tussen 1941 en 1950, de meest bewogen fase van zijn leven: De trap van steen en wolken (1942, zijn magisch-realistische debuutroman), De man die zijn haar kort liet knippen (1948, verfilmd in 1965) en De trein der traagheid (1963, verfilmd in 1968, eerst verschenen in de bundel Met dertien aan tafel, 1950).
Zijn passie voor FILM vond zijn neerslag in vele bundels met essays en werd in de jaren ’70 bekroond door de uitgave in drie delen van een viertalig Filmografisch lexicon der wereldliteratuur (2 dln, 1971-1975 plus supplement, 1978).
Hij werkte mee aan talrijke tijdschriften, was mede-oprichter van Klaver(en)drie, Werk en het Nieuw Vlaams tijdschrift. Vanaf 1967 was hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (later Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, KANTL).
BIOGRAFIE
2 september 1912: Geboren als oudste van drie zonen van een onderwijzer die uit een oud adellijk Frans geslacht uit het Département de l’Aisne (vandaar zijn pseudoniem) stamde. Zijn moeder was lerares aan de normaalschool.
- Vader Leo Michel Thiery (1877-1950) was onderwijzer te Gent en self-made bioloog. Hij schreef enige populair-wetenschappelijke en didactische werken en is stichter van het natuurhistorisch schoolmuseum, dat de kern vormt van het naar hem genoemde Schoolmuseum te Gent. Een hem aangeboden doctoraat aan de Gentse universiteit werd door hem geweigerd: ‘hij was onderwijzer geworden om het te zijn en te blijven.’ ‘Goede Pipa’, zo heeft Daisne zijn vader beschreven, ‘was van het zachte hout’. Hij was overtuigd maar linkse idealist die met Leo Tolstoy en Peter Kropotkin dweepte. Daisne zou na zijn vaders dood een ‘vaderroman’ schrijven, getiteld ‘Prins van de Libanon’, die hij echter nooit heeft willen publiceren.
- Moeder Maria Augusta de Taeye (1885-1976) was onderwijzeres, later lerares aan de Gentse meisjeskweekschool, waar ook Daisne zelf later als leraar Duits voor de klas zou staan en die het decor vormt voor zijn roman ‘Hoe schoon was mijn school’ (1961). In haar vrije tijd recenseerde ze letterkundige werken, oa ‘School-Idyllen’ van Top Naeff en ‘Mijn roman’ van Tine van Berken. Deze laatste (1870-1899) was een schrijfster van ‘jongedamesromans’. Daisne zou haar eren met onder andere zijn toneeldrama ‘Tine van Berken’ (1945) en tevens haar naam schenken aan zijn villa aan de Leie. Zijn moeder was bijzonder trots op haar schrijvende zoon, wie het waagde om enig werk van Daisne negatief te beoordelen, kon rekenen op een gepeperde brief van moeder Thiery.
1918 – 1923: Lager onderwijs aan de school in de Geitestraat. Daarna stapt hij over naar het technisch vierdegraadsonderwijs (1924-1925) aan de Jacob van Maerlantstraat.
- Herman leert na de lagere school tekenen, boekbinden en ijzer en hout bewerken, omdat zijn vader wou dat hij, voordat hij intellectueel zou worden, zou weten wat handenarbeid is.
1926 – 1930: Volgt de richting “Moderne Humaniora” aan het Koninklijk Atheneum in Gent. Maar in het voorlaatste jaar wordt hij ziek en moet zijn studie stoppen.
- Hij werkt een tijd als kantoorbediende in de textielfabriek La Lys en bereidt zich ondertussen voor op het universitair toelatingsexamen.
1930 – 1935: Studeert economie en Slavische talen aan de Gentse universiteit.
- 1932: Zijn eerste gedicht Pavane wordt gepubliceerd in De Vlaamse Gids.
- Hij had toen reeds communistische sympathieën en interesseert zich voor Rusland. Hij studeert daarom ook Slavische talen.
- 1935: Maakt deel uit van wetenschappelijke zending naar de USSR, samen met de Nobelprijswinnaar Jules Bordet en de schrijver August Vermeylen. Hij publiceert hierover een reportage in de socialistische krant Vooruit onder de titel “Stof op het Kremlin“, waarin hij zijn sympathie uitspreekt voor het Russische volk en hun nieuwe maatschappij.
1935-1936: Verricht zijn legerdienst als soldaat bij de artillerie.
- Na zijn legerdienst is hij voor een paar weken studiemeester aan het atheneum te Gent.
- Daarna wordt hij adjunct-directeur bij de Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken te Brussel (tot 1944).
1935: Publicatie van zijn eerste verzenbundel Verzen bij Varior te Gent.
1936: Promoveert tot doctor in de Economische Wetenschappen op een proefschrift over staatshuishoudkunde: ‘ Beschouwingen over Axio-Ekonomie. USSR en veelheidsekonomie. Een probleemstelling.’
1936-1944: Adjunct-directeur van de Fédération nationale du Bâtiment (Landsbond der Bouwbedrijven) te Brussel, een functie die hij weet te combineren met zijn leraarschap te Gent en te Brussel.
1936 tot 1961: Parttime leraar Duits aan de Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen in de Wispelbergstraat te Gent.
- 1936 tot 1961: Parttime leraar Duits aan de Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen in de Wispelbergstraat te Gent.
- 1940 tot 1955: Leraar Nederlands aan de Ecole Sociale (het Instituut voor Sociale Studie) te Brussel.
1937: Richt samen met Marcel Coole en Luc van Brabant het poëzietijdschrift Klaver(en)drie (1937-1948) op.
1940: Wereldoorlog II breekt uit en reserve onderluitenant Thiery wordt in mei 1940 naar Frankrijk gestuurd als verbindingsofficier met het Franse leger. Zo komt hij in het zuiden van Frankrijk terecht in het dorp Pomas (Aude) een 12-tal km van Carcassonne.
31 juli 1940: Bij de uitgeverij Bonnafous in Carcassone verschijnt zijn novelle Aurora, in een oplage van 200 ‘genummerde’ ex. Het nr. 1 stuurt hij aan Suzanne ‘Aurora’ Herremans, het nr 2 aan zijn ouders. De meeste exemplaren worden verkocht aan de mede-soldaten, voor wie ze speciaal gedrukt zijn.
- Daisne blijft in die periode ook verder gedichten schrijven. Gebundeld verschijnen zij onder de titel “Het einde van een zomer. Legerverzen uit de mobilisatie” in 1940 bij uitgeverij Manteau te Brussel.
- Ook schrijf hij er de novelle ‘Renée’, dat gelardeerd met fragmenten gedichten, op literair autobiografische wijze, het Zuid-Franse landschap beschrijft (Brussel, Manteau).
- Veel later, in 1957, zullen vele van deze oorlogservaringen opnieuw komen boven drijven in de roman ‘Lago Maggiore’.
5 augustus 1940: Herman Thiery krijgt zijn verlofpas: ‘Démobilisation anticipée pour raisons économiques et administratives’.
- Vier dagen later staat hij terug thuis voor de deur van de Brittanniëlaan. Hij zou een grote gerookte ham bij hebben gehad en een eerste Omega-polshorloge.
Thiery sluit zich aan bij de weerstandsorganisatie ‘Onafhankelijkheidsfront’ (OF) te Gent. Hij treedt op als koerier en verspreidt vlugschriften en clandestiene bladen.
- Het OF bundelt naast communistische strijders ook liberalen, katholieken en in mindere mate ook socialisten. Het is een vreemd strategisch huwelijk tussen de vooroorlogse rivaliserende strekkingen die zich allen terugvinden in het sterk antifascistische karakter van het OF.
- Al zit het OF sterk ingebed in de Kommunistische Partij, de organisatie profileert zich als een pluralistische verzetsorganisatie, zoals blijkt uit hun blad Blad van de weerstand en de democratie.
- Andere leden van het O.F. in Gent zijn Dr. André Alers, Dr. Lucien de Coninck, Achilles Mussche en Daisnes boezemvriend Robert Mussche, die in juni 1944 door de Duitsers wordt gearresteerd en naar Neuengamme wordt gevoerd, waar hij enkele uren voor de bevrijding door een geallieerde luchtaanval wordt gedood. In 1946 verschijnt van zijn hand “In memoriam Robert Mussche (Rudo Reyniers, ” Julien “, 1912-1945) “.
1942: Publicatie van zijn eerste belangrijke roman, ‘een verblindend nieuw en briljant geluid in de Nederlandse letteren’ zo luidt de kritiek: De trap van steen en wolken
- De roman valt uiteen in twee delen. Een eerste deel speelt in de werkelijkheid (de ‘steen’ uit de titel) en vertelt over de liefde van Evert te Wigh voor een assistente aan de universiteit. Een tweede deel speelt in de verbeelding van Evert (de ‘wolken’ uit de titel), die een roman schrijft waarin alle belemmeringen voor zijn liefde voor de assistente zijn opgeheven. Waar het Daisne om gaat is de beschrijving van het grensgebied waar droom en werkelijkheid in elkaar overvloeien: de trap voor de verbinding van beide, het streven van de mens naar bovenzinnelijkheid.
- In een nawoord geeft Daisne zelf tekst en uitleg en introduceert hij, verwijzend naar de Italiaanse auteur Massimo Bentempelli, het begrip magisch realisme. In 1966 zal hij – in het essay Wat is magisch-realisme? – de theorie van het genre uitdiepen en nuanceren.
- Weinig bekend is dat Daisne nog tijdens de oorlog van de Trap… een uitgewerkt filmscenario maakte. Het reële gedeelte is daarin gesproken film in zwart-wit en de door Evert verzonnen roman stomme film in kleur. Aan het eind laat hij droom en werkelijkheid in elkaar overvloeien tot een gesproken kleurenfilm.
1943: Schrijft het toneelstuk ‘De charade van Advent’, maar de opvoering wordt door de Duitsers verboden. Het wordt in 1946 bekroond met de Driejaarlijkse staatsprijs voor toneel (periode 1943-1945).
1944: Sluit zich aan bij de Kommunistische Partij en blijft lid tot 1946. Na de bevrijding in 1944 moet hij terug naar het leger als luitenant bij het Krijgsauditoraat, maar wordt kort daarop gedemobiliseerd.
1944: Huwt met Polly van Dyck en vestigt zich in Schaarbeek.
- Nog datzelfde jaar wordt een dochtertje Frédérique geboren dat echter nog geen drie maand later overlijdt. Deze gebeurtenis zal Daisne voor de rest van zijn leven tekenen. Het echtpaar krijgt ook nog een zoontje Evert.
- Zijn eerste huwelijk strandt en in 1957 huwt hij met Marthe Kinaupenne.
1945-1977: Hoofdbibliothecaris van de Gentse stadsbibliotheek. Bij zijn pensionering is de collectie van de bibliotheek meer dan vertienvoudigd.
1947: Publicatie van ‘De man die zijn haar kort liet knippen’.
- Weisgerber, in ‘Aspecten van de Vlaamse roman’, wijst op de vele verwantschappen van dit boek met de romanfiguren van Dostojevski.
- Het is een schijnbaar onsamenhangend (maar in wezen zeer hecht gestructureerde) reconstructie van de ondergang van een leraar die verliefd wordt op één van zijn leerlingen. In de verwarde geest van Govert Miereveld, die opgenomen is in een psychiatrische inrichting, staan droom en werkelijkheid niet naast elkaar maar vloeien in elkaar over.
- De film wordt in 1965 succesvol verfilmd door André Delvaux met Senne Rouffaer in de rol van Govert Miereveld.
1948: Zijn sympathie voor het communisme bekoelt sterk door de – volgens zijn zeggen – ‘dialectische wartaal’ van het Internationaal Vredescongres van Intellectuelen in Wroclaw (Polen) in augustus 1948. Hij besluit dat het communisme te dogmatisch en autoritair optreedt en breekt met het communisme in oktober 1948.
- Zijn boek “Van Nitsjevo tot Chorosjo“, een geschiedenis der Russische literatuur met bloemlezing (1948), wordt sterk bekritiseerd als politiek incorrect door de communist Nico Rost, een Frontmedewerker. Johan Daisne verwerkt deze onvrede in zijn boek “De vrede van Wroclaw, of een proeve van spijkerschrift op het IJzeren Gordijn” (1948).
1950: Zijn derde belangrijke publicatie is de visionaire novelle De trein der traagheid. Ze is oorspronkelijk opgenomen in de verhalenbundel Met dertien aan tafel. Pas in 1963 afzonderlijk uitgegeven in de reeks Marnixpockets door Manteau.
- Een geheimzinnige treinreis voert de hoofdpersoon naar het grensgebied van leven en dood. De hallucinatie wordt afgebroken als hij bijkomt uit zijn bewusteloosheid: hij blijkt het slachtoffer te zijn van een treinongeluk.
- Ook deze film wordt door André Delvaux verfilmd (1968) als Un train, un soir met Yves Montand in de hoofdrol.
Ook al schrijft Daisne daarna nog tal van romans ( o.a. Lago Maggiore (1957), Grüsz Gott (1958), De neusvleugel der muze (1959), Hoe schoon was mijn school (1959), Baratzeartea (1962), Als kantwerk aan de kim (1965), Reveillon-Reveillon (1966) en Ontmoeting in de zonnekeer (1967), geen van alle haalt ook maar bij benadering de intensiteit en de authenticiteit van beide romans uit de jaren ’40.
In de jaren 60 komt het tot een clash met de jongere generatie die hem tot symbool maken van al wat er fout was met de literatuur in Vlaanderen. Hij wordt een ‘vetgemeste rederijker’ genoemd en Freddy de Vree meent dat zijn werk moet bestreden worden ‘omdat het een gevaarlijk voorbeeld is van wat litteratuur niet mag zijn’. Onder leiding van Julien Weverbergh en zijn tijdschrift BOK ontspint er zich een ware wedstrijd in naar elkaar modder gooien.
Kunnen we stellen dat Daisne door de feiten werd ingehaald en dat zijn latere romans door de vernieuwende garde als hopeloos provincialistisch – vergeleken dan met Faulkner en Dos Passos – werden ervaren ? Wellicht wel.
1967: Wordt lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde als opvolger van Herman Teirlinck.
9 augustus 1978: Overlijden van Johan Daisne te Gent.
Johan Daisne werd in stilte gecremeerd. Zijn as werd uitgestrooid op de Westerbegraafplaats aan de Palinghuizen. Op het graf van zijn vader Leo-Michel Thiery (Westerbegraafplaats Gent, graf 4287) werd de naam van Johan Daisne aangebracht.
Over zijn werk
- Johan Daisne debuteerde met een dichtbundel “Verzen” in 1935. Het zijn eenvoudige gedichten in een stijl die dicht aanleunt bij het normale taalgebruik., wars van het toenmalige trend: “experimenteren”. Hij heeft dan ook weinig succes. Toch bleef het dichten zijn verdere literaire carrière begeleiden en schreef hij nog “Het einde van een zomer” (1940), “Ikonakind” (1946), “Het kruid-aan-de-balk” (1953), “De nacht komt gauw genoeg” (1961) en het postuum verschenen “Gepijnde honing“.
- Wie Daisne zegt, kan niet rond deze pionier van het magisch-realisme in de Nederlandstalige literatuur. Het magisch-realisme ontstaat uit een spanning tussen de werkelijkheid van de wereld en de werkelijkheid van de droom, een spanning die ons een glimp laat ervaren van iets dat hoger is dan deze werkelijkheden.
- Zijn eerstelingen, “De trap van steen en wolken” (1942), en “Zes domino’s voor vrouwen (1942) voeren deze spanningen zeer hoog op. Hoogtepunten zijn “De man die zijn haar kort liet knippen” (1947), waarin de auteur aangeeft hoe hij het leven ervaart, en “De trein der traagheid” (1953).
- Selecties uit zijn journalistiek werk verschenen o.a. in “Met een inktvlek geboren” (1961).
- Hoorspelen, filmscenario’s en vier toneelstukken, Daisne deed het allemaal en werd er zelfs voor bekroond. Zijn stukken zijn combinatie van Plato en Luigi Pirandello. Hun belang ligt eerder in hun experimentele karakter.
- De filmkunst speelde reeds vanaf zijn jeugd een belangrijke rol in zijn leven en werk. Het Filmfestival van Knokke lag hem nauw aan het hart en hij schreef een viertalig “Filmografisch lexicon der wereldlitteratuur” in drie delen (1971, 1975, 1978). Door sommigen wordt dit zijn levenswerk genoemd.
- Johan Daisne richtte in 1937 samen met M.Coole en L. van Brabant het poëzietijdschrift Klaver(en)drie (1937-1948)op.
- Hij was verschillende jaren redacteur van Werk , Vooruit en Nieuw Vlaams Tijdschrift.
- Hij schreef filmkritieken in de Periscoop.
- Striptekenaar Marc Sleen (Nero strip) was een fan van Daisne. Hij verwees naar hem in het Nero-album De Wallabieten (1968). In strook 62 graaft de supersterk geworden Nero met blote handen uit rotsen een trap. Hij zegt: Een trap van steen en rotsen in plaats van Daisne’s trap van steen en wolken.
- In het Kiekeboealbum De Ka-Fhaar (1982) kijken Kiekeboe en Charlotte naar het toneelstuk De Man Die Zijn Sigaar Kort Liet Knippen, een verwijzing naar Daisne’s stuk De Man Die Zijn Haar Kort Liet Knippen.
BEKRONINGEN
- 1946: Driejaarlijkse staatsprijs voor toneel (periode 1943-1945) voor “Het zwaard van Tristan“.
- 1951: August Beernaertprijs van de Koninklijk Academie voor Taal- en Letterkunde (periode 1948-1949) voor “De man die zijn haar kort liet knippen“
- 1954: Literaire prijs van de stad Gent (1954) voor Het kruid-aan-de-balk : een bussel gedichten.
- 1958: Arthur Merghelinckprijs van de Koninklijk Academie voor Taal- en Letterkunde (periode 1955-1957) voor “Lago Maggiore“, een optimistisch boek verschenen in 1957 na een zware ziekte.
- 1959: Driejaarlijkse staatsprijs voor romans (periode 1957-1959) voor De neusvleugel der muze : een roman van de film.
- 1960: Driejaarlijkse Staatsprijs voor “De neusvleugel der muze”.
- 1966: Het geluk werd bekroond in de luisterspelwedstrijd van de Nederlandse Radio-Unie en de BRT
- 1967: Internationale Koggeprijs-literatuurprijs van de stad Minden (Duitsland) voor zijn ganse oeuvre.
MEER OVER J. DAISNE
- Rik Lancrock: Johan Daisne (1956)
- Het tijdschrift Yang publiceerde in 1978 een extranummer over Johan Daisne
- Lisette de Backer: Johan Daisne, een andere benadering (1983), brochure bij een herdenkingstentoonstelling in Nieuwpoort, van 29.10.1983 tot 13.11.1983
- Lisette de Backer en Marcel de Backer: Herdenkingstentoonstelling Johan Daisne, 1912-1978 (1980), brochure bij de hoger vermelde tentoonstelling in het Pand te Gent; de sporen van het leven van de auteur in zijn werk worden er gedetailleerd in aangegeven. Dit werkje bevat ook een chronologische levensschets
- De pool van de droom : van en over Johan Daisne (1983, samensteller: Hedwig Speliers) waarin een dertigtal auteurs verschillende aspecten van zijn leven en zijn werken (en de band tussen beide) belichten, o.m. F.P. Huygens met Het spel als droom : de daad naar een wet, beelden uit de levensfilm van Johan Daisne; Jan Theunynck verzorgde hiervoor een synthese-biografie met een overzicht van Daisnes bijdragen in tijdschriften
- André Demedts: Johan Daisne, in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. 10 (1983), p. 123-131
- Johan Daisne, in Vlaanderen, jrg. 39 (1990), nr. 233, p. 392-418, met bijdragen van Anne Marie Musschoot (over Zes domino’s voor vrouwen), Guido van Puyenbroeck (over Hoe schoon was mijn school) en een uitvoerige bibliografie van en over Daisne, samengesteld door Luc Decorte
- De Jaarboeken van het Studiecentrum Johan Daisne (1995- ) bevatten essays over hem evenals de verslagen van de jaarlijkse colloquia die aan hem werden gewijd.
- Johan Vanhecke, ‘Johan Daisne 1912-1978. Tussen magie en werkelijkheid’, Uitgeverij Houtekiet. -736p. (2015)
GERAADPLEEGDE BRONNEN
- NEDWEB/Literatuur in context – Daisne, Johan
- Johan Daisne – Literair Gent.
- Johan Daisne – Wikipedia
- Johan Daisne – dbnl
- Jean Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman (1927-1960). Polak en Van Gennep, Amsterdam 1963, pp. 160-181.
- Johan Vanhecke, Het mirakel der wolven. De oorlogsmissie van Johan Daisne als onderluitenant Herman Thiery. In: Zacht Lawijd, jrg. 12 nr 1. 2013 pp. 2-27
- Jef van Gool, Daisne, Johan, in: M. Janssens e.a (red.). Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1945 (1988), p. 95-99;
BIBLIOGRAFIE & FILMOGRAFIE
Deze bibliografie omvat 4 rubrieken:
- Een chronologisch overzicht
- Een beknopt overzicht per genre alfabetisch op titel
- Een filmografie
- Johan Daisne in vertaling
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- Bio- en bibliografie ‘van’ en ‘over’ Johan Daisne (o1912-†1978), bron: Vlaanderen. Jaargang 39. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt 1990.
- POËZIECENTRUM vzw – Gent.
- Johan Vanhecke, Johan Daisne. Een handschrifteninventaris met bibliografie van zijn verhalend proza en toneelwerk. Publicaties SBA/AMVC 25, Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven Antwerpen, 1989, 122p.
A. Chronologisch overzicht
B. OVERZICHT PER GENRE ALFABETISCH OP TITEL.
Poëzie
- Afreacties en funderingen (1937)
- Afscheid van de dag. Verzen met commentaar (1965)
- Breuken herleiden (1936)
- De droom is een herinnering aan dat wat nimmer is gebeurd (1965)
- De Engelse groetenis (1967)
- De Hollandse reis. Een reportage en een poëtisch tijdsbeeld van herrijzend Nederland anno 1945 (1947)
- De nacht komt gauw genoeg (1961)
- De nacht staat op een kier (1944)
- Drie-hoog-voor. Gedichten uit de Kleine Kamer (1945)
- Drie verzen maar, mijn Fred (1946)
- Gepijnde honing (1978) (postuum verschenen)
- Goudregen (1956)
- Hermine-uit-de-storm. Een bundel verzen uit en voor het leven (1944) (opgedragen aan zijn eerste vrouw)
- Het einde van een zomer. Legerverzen uit de mobilisatie (1940)
- Het-kruid-aan-de-balk (1953)
- Ik heb u alles gegeven… Een bloemlezing uit zijn dichtwerk (1962)
- Ikonakind (1946) (opgedragen aan zijn eerste kind Frédérique)
- Kernamout (1938)
- Laboro (met Rudi van Vlaenderen) (1959)
- Tale Quale. Zo als het reilt …. (1945)
- Verzen (1935)
- Vita nuova (1956)
- Zeven reizenboek. Dagboekgedichten 1937-’43 (1947)
- Verzamelde gedichten (1978)
Proza
- Als kantwerk aan de kim. Een roman van de Stille Week (1965) (vertaald in het Frans en Duits)
- Aurora (1940) (een avontuur uit zijn jeugd)
- Baratzeartea. Een Baskisch avontuur of de roman van een schrijver (1962) (vertaald in het Duits) (het hoofdpersonage is duidelijk de schrijver zelf)
- Charaban (verhalen) (1965)
- De beste verhalen van Johan Daisne (1987)
- De droom maakt alles waar. Aforismen (1977)
- De man die zijn haar kort liet knippen (1947) (vertaald in het Frans, Duits, Engels, Zweeds, Pools en Portugees; verfilmd in 1965 door André Delvaux)
- De neusvleugel der muze. Een roman van de film (1959)
- De schone van nooit weer (1960)
- De trap van steen en wolken (1942) (vertaald in het Duits vertaald als ‘Die Treppe von Stein und Wolken’ (1960) ) (verhaal over zijn familie)
- De trein der traagheid (1950) (vertaald in het Duits en het Frans; verfilmd in 1968 door André Delvaux)
- De vier heilsgeliefden (1955)
- De vierde engel (1958)
- De zoete smaak van de zee (1963)
- De wedloop der jeugd (1950)
- De wedloop der jeugd en andere verhalen (1964)
- Dieter of wanneer de wapens weigeren (1970)
- Dossier nr. 20.174 (1966)
- Egbertha (heruitgave van ‘Egbertha in de onderwereld’) (1948)
- Egbertha in de onderwereld (1947)
- Ganzeveer en kogelpen (aforismen) (1965)
- Gojim, een winterverhaal (1939)
- Gojim, gevolgd door Zuster Sharon (1968) (vertaald in het Engels, Frans en Russisch)
- Grüss Gott. Een idylle uit Carinthië (1958)
- Het eiland in de Stille Zuidzee (1949)
- Het venster op het leven (in eigen beheer, 1947)
- Hoe schoon was mijn school. De roman van een leraar (1961) (geïllustreerd door Oscar Bonnevalle)(vertaald in het Duits) (autobiografisch werk)
- Lago Maggiore. De roman van een man. De roman van een vrouw (1956) (vertaald in het Duits)
- Maud Monaghan. Een spionageverhaal (1940) (gebaseerd op zijn legerdienst als reserve-officier)
- Met dertien aan tafel of Knalzilver met schelpgoud (verhalen) (1950)
- Met een inktvlek geboren (aforismen) (1961)
- Met zeven aan tafel (verhalen) (1967)
- Mijn levensliedje(s). Herinneringen (1965)
- Omnibus (1974)
- Ontmoeting in de zonnekeer. Een korte anti-Simenonroman (1967)
- Pavane (1964)
- Renée (1940)
- Reveillon-Reveillon. Een tweeluikroman (1966)
- Schimmen om de schemerlamp (verhalen) (1946)
- ’t En is van u hiernederwaard… Mijn stamboomverhaal (1956) (verhaal over zijn ouders en familie)
- Trefwoorden. Een kleine verzameling (verhalende) aforismen (door Gerd de Ley) (1975)
- Twee schelpen en wat gruis (verhalen) (1967)
- Venezy. Een wild verhaal uit de oude kroeg der jeugd (heruitgave van ‘Het eiland in de Stille Zuidzee’) (1963)
- Venezy, of het eiland in de Stille Zuidzee (heruitgave en aangevulde versie van ‘Het eiland in de Stille Zuidzee’) (1978)
- Veritza. Een kerstverhaal (1962)
- Veva (1966)
- Winterrozen voor een kwakzalver (1948, 1976)
- Zes domino’s voor vrouwen (Raissa/Aurora/Renée/Maud/Monaghan/Agnes/Veva) (1944)
- Zuster Sharon (1967)
Toneelwerken
Daisnes toneelcarrière was kort maar intens. Zijn vier toneelstukken werden geschreven tussen 1942 en 1946
Toneel
- De charade van Advent (1942)
- [Franse vertaling door Daisne zelf ‘La charade de l’Avent. Pièce en trois actes avec prologue et épilogue. (1943)
Uitgever: Bruxelles : Librairie générale. Reeks: Le Calamé d’or.nr 3
- [Franse vertaling door Daisne zelf ‘La charade de l’Avent. Pièce en trois actes avec prologue et épilogue. (1943)
- Het zwaard van Tristan (1944)
- [Oorspronkelijke Franse versie] L’Epée de Tristan. Pièce en trois actes. Bruxelles: Editions de la cité, 1948.
- Tine van Berken (1945)
- [Franse vertaling door Daisne zelf] Tine van Berken. Pièce en trois actes. Gand: Les Editions Daphné, 1945
- Veva (1946)
- [Franse vertaling] Véva. Version française établie par l’auteur d’après l’original néerlandais. Bruxelles: Dutilleul, 1956
- De liefde is een schepping van vergoding (toneeltrilogie: Veva / Het zwaard van Tristan / Tine van Berken) (1946)
Hoorspel
- De man die zichzelf optelefoneerde. (hoorspel) (1947)
- 1950: opgenomen in de bundel Met dertien aan tafel.
- Het portret. Hoorspel in de verhalenbundel Schimmen om een Schemerlamp, (1947).
- De Tempel der Gebroken harten. Hoorspel in de verhalenbundel Schimmen om een Schemerlamp, (1947).
- De Madonna met bebloede lippen. Hoorspel, in de novellenbundel Met 13 aan Tafel. (1950)
- Katten en honden sterven als kinderen. Hoorspel Niet gepubliceerd – gestencild. (1950)
- Het geluk (hoorspel) (1966)
Non-fictie
- Afscheid van de dag (1965) (essay)
- A pocketfull of miracles (1962) (filmatiek)
- Bloed op het witte doek (1978) (filmatiek)
- Dagboekpoëzie (1964) (essay)
- De bioscopiumschuiver. Een tweede pocket filmatiek (1963) (filmatiek)
- De droom maakt alles waar (1977) (essay)
- De filosofische waarden in de economie (1936)
- De Hollandse reis. Een reportage en een poëtisch tijdsbeeld van herrijzend Nederland anno 1945 (1947)
- De nieuwe dichtersgeneratie in Vlaanderen (studie en bloemlezing) (1940)
- De Russische literatuur (in eigen beheer, 1945)
- De vrede van Wroclaw, of een proeve van spijkerschrift op het IJzeren Gordijn (1948)
- Feest van de film. Het WT-festival Brussel ’58 (1958) (filmatiek)
- Film en tijd. Een confrontatie der belangrijkste films van alle tijden (1958)
- Filmatiek, of de film als levenskunst (1956) (filmatiek)
- Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, deel 1 (1971)(filmatiek)
- Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, deel 2 (1972) (filmatiek)
- Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, supplement (1978) (filmatiek)
- Florence en de film, of een blozende lelie als brandmerk (1951) (filmatiek)
- Fringilla. Een nieuwe (achtste) bundel filmatiek (1967)
- Gaat de roman ten onder (samen met H. Teirlinck) (1959) (essay)
- Ganzeveer en kogelpen of more or less brains. Een nieuwe ‘klapper gedachten’ (1965)
- Gent, schoonschrift der Leie, Schets der Gentse letteren (1965) (ssay, lezing voor de toenmalige BRT)
- Greta Garbo, een droom die heeft geademd (1965) (filmatiek)
- Hedendaagse filmkunst (1948)
- Het geluk. Een lees- en luisterspel. Wat is magisch-realisme. Een kort essay over letterkunde en magie (herdruk van ‘Letterkunde en magie’) (1966)
- In Memoriam Robert Mussche, dichter en Verzetsheld (1946)
- In het teken van Esmoreit (1947)
- Judex. Heldendicht van het feuilletonisme (1964) (filmatiek)
- Kritiek van de Kinematograaf (1950)
- Lantarenmuziek. Een nieuwe bundel filmatiek, ter gelegenheid van het 60e jaarfeest van de bioscoop (1957)
- Letterkunde en magie (1957)
- Losse beschouwingen over het dossier van het magisch realisme (1949)
- Met een inktvlek geboren. Een klapper losse beschouwingen (1961) (verzameling boutades, aforismes, … )
- Moskou 800 jaar (1947)
- Over oude en nieuwe rolprenten: de dingen die niet voorbijgaan (1980) (filmatiek)
- Pierre Benoit, of de lof van de roman romanesque (1960) (studie)
- Reisebilder uit bezet Duitsland (1948) (reportage)
- Stof op het Kremlin (1935) (een reportage)
- Tine van Berken of de intelligentie der ziel (1962)
- Trefwoorden (1975) (aforismen)
- Van Nitsjevo to Chorosjo. Geschiedenis der Russische literatuur met bloemlezing (1948)
- Versleer in vogelvlucht (anti-experimentele les, 1956)
- Zien en zijn. De 50 beste of slechtste films der laatste jaren. Een nieuwe bundel filmatiek (1960) (filmatiek)
FILMOGRAFIE
1965 | De man die zijn haar kort liet knippen.
|
1968 | De trein der traagheid (Un train, Un soir). Naar ‘De trein der traagheid & Egbertha in de onderwereld’.
|
JOHAN DAISNE IN VERTALING
DUITS
- 1957:. Lago Maggiore Roman eines Mannes. Roman einer Frau. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bonner Buchgemeinde, Bonn. Fictie, gebonden. Vert. van Lago Maggiore. Brussel Manteau, 1957.
- 1958:. Der Mann der sein Haar kurz schneiden ließ. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bonner Buchgemeinde, Bonn. Fictie, gebonden. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel Manteau, 1948.
- 1960 : Die Treppe von Stein und Wolken Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bibliotheca Christiana, Bonn, -409p.. Fictie, gebonden. Vert. van De trap van steen en wolken. Brussel Manteau, 1941.
- 1962: Wie schön war meine Schule. Der Roman eines Lehrers. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bibliotheca Christiana, Bonn. Fictie, Vert. van Hoe schoon was mijn school. Rotterdam Donker, 1961.
- 1965: Baratzeartea. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bibliotheca Christiana, Bonn. Fictie, gebonden. Vert. van Baratzeartea. Brussel: Manteau, 1962.
- 1967: Montmirail. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Bibliotheca Christiana, Bonn. Fictie, gebonden. Vert. van Als kantwerk aan de kim. Brussel Manteau, 1964.
- 1968: Der Nasenflügel der Muse. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Matari Verlag, Hamburg. Fictie, Vert. van De neusvleugel der muze. Antwerpen: Standaard Boekhandel, 1959.
- 1968: Die Fahrt ins Jenseits. Vert. uit het Nederlands door Georg Hermanowski. Uitgever: Matari Verlag, Hamburg. Fictie, paperback. Vert. van De trein der traagheid. Brussel Electa, 1963.
ENGELS
- 1945: Goyim. A fantastic tale. Vert. uit het Nederlands door S.H. Uitgever: Meddens & Co., Brussels. Fictie, paperback. Vert. van Gojim, een winterverhaal. Gent: Klaverendrie 1939.
- 1965: The man who had his hair cut short. Vert. uit het Nederlands door S.J. Sackett. Uitgever: Horizon Press, New York. Fictie, gebonden. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel Manteau, 1948.
FRANS
- 1943: La charade de l’avent. Pièce en trois actes. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: Le Calame d’Or, Bruxelles. Toneelstuk, paperback. Vert. van De charade van advent. Amsterdam; Brussel Manteau, 1942.
- 1945: Tine van Berken. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: Dubrulle, Gent. Toneelstuk, Vert. van Tine van Berken. 1945.
- 1948: L’épée de Tristan: pièce en trois actes. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: Editions de la Cité, Bruxelles. Toneelstuk, Vert. van Het zwaard van Tristan. Brussel: Manteau, 1945.
- 1949: Ma Paix de Wroclaw. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: n.n., Bruxelles. Non-fictie, Vert. van De vrede van Wroclaw, of een Proeve van spijkerschrift op het IJzeren Gordijn. Brussel: Electa, 1949.
- 1956: Véva: théâtre. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: Dutilleul Bruxelles-Paris. Toneelstuk, Vert. van Veva. Brussel: Manteau, 1945.
- 1964: Pierre Benoît, ou l\’éloge du roman romanesque. Vert. uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Albin Michel, Paris. Fictie, Vert. van Pierre Benoît, of de lof van de roman romanesque. Antwerpen: Ontwikkeling, 1960.
- 1965: L’homme au crâne rasé. Vert. uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Albin Michel, Paris. Fictie, paperback. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel Manteau, 1948.
- 1993: L’homme au crâne rasé. uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Labor l’Aire, Bruxelles (Babel). Fictie, paperback. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel Manteau, 1948. 1e uitg. van deze vertaling: 1965. Nawoord: Jean Weisgerber.
- 1966: . Les dentelles de Montmirail. Un roman de la semaine sainte. Vertaler onbekend. Uitgever: Wellprint, Bruxelles (Collection Zenith; 8). Fictie, paperback. Vert. van Als kantwerk aan de kim. Brussel: Manteau, 1964.
- 1969: “ Oswiecim” vertaald door Maddy Buysse, Het verhaal “ Oswiecim” komt uit de bundel ‘Met zeven aan tafel” (1967), in Les grands conteurs flamands omnibus, samengesteld door Karel Jonckheere. (Bruxelles, Wellprint, 1969, blz. 181-200
- 1972: Un soir, un train. Vert. uit het Nederlands door Maddy Buysse. s.l.: n.n., 1972. In: Le rail, jrg.17 (1972) nr.187-191, p.30-34. Fictie, Vert. van een fragment uit De trein der traagheid. Feuilleton.
- 1973: Un soir, un train. Vert. uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Complexe, Paris (Le plat pays). Fictie, paperback. Vert. van De trein der traagheid. Brussel Electa, 1963. Voorw. Marcel Brion.
- 1980: Un soir, un train uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Complexe, Paris (Le plat pays). Fictie, paperback. Vert. van De trein der traagheid. Brussel Electa, 1963. 1e druk: 1973 voorw. Marcel Brion.
- 2003: Un soir, un train uit het Nederlands door Maddy Buysse. Uitgever: Complexe, Bruxelles (L’heure furtive). Fictie, paperback. Vert. van De trein der traagheid. Brussel Electa, 1963. 1e druk: 1973. Voorwoord: Marcel Brion; nawoord: Jacques de Decker.
GRIEKS
- 1972: [Ho ánthropos mè tò xurisméno kefáli]. Vert. uit het Nederlands door Iáne Lò Skókko. Uitgever: Magkanias, Athéna. Fictie, gebonden. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.
ITALIAANS
1979: In het Italiaans door Fiorella Mori-Leemhuis als ‘Una sera un treno’ Reggio Emilia: Città Armoniosa (Invenzione vol 26)
POOLS
- 1968: Czlowiek z ogolona glowa. Vertaald door Jadwiga Oledzka. Uitgever: Instytut Wydawniczy Pax, Warszwa. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.
PORTUGEES
- 1971: Homem da cabeça rapada. Vert. door Pedro Bom. Uitgever: Publicaçôes Europa-América, Lisboa. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.
RUSSISCH
- 1945: Gojim. Vert. uit het Nederlands door Johan Daisne. Uitgever: D. Gelezniakoff, Bruxelles. Fictie, Vert. van Gojim, een winterverhaal. Gent: Klaverendrie 1939.
SLOVEENS
- 1978: Clovek, ki se je dajal kratko stici. Vert. door Janko Moder. Uitgever: Pomurska Zalozba, Muska Sobota. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.
SPAANS
- 1959: Vértigo. Vert. door Tine de Vries. Uitgever: Editorial Miguel Arimany Barcelona. Fictie. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.
- 1975: Oswiecin. Vert. door José Ferreras. In: Antologia de cuentos neerlandeses, samengesteld door Karel Jonckheere en Bert Decorte Uitgever: Ediciones Grijalbo S.A. , Barcelona – pp 161-178. Oorspronkelijk: Oswiecim (pp. 113-132); in de bundel ‘Met zeven aan tafel (Davidsfonds Leuven 1967)
ZWEEDS
- 1967: Mannen som lätt snagga sig. Vert. door Sonja Pleijel. Uitgever: Almqvist & Wicksell, Stockholm. Vert. van De man die zijn haar kort liet knippen. Brussel: Manteau, 1948.