home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

Magisch realisme

Kort rondkijken.
Zie ook Magisch realisme –Wikipedia – vooral schilderkunst.

• Reeds in de jaren 1920-1930 werd de term gebruikt in de schilderkunst. In de literatuur werd het begrip geïntroduceerd door de Italiaanse schrijver Massimo Bontempelli (1878 – 1960)
• In de Nederlandstalige literatuur zijn het in Vlaanderen vooral Johan Daisne (1912 – 1978) en Hubert Lampo (1920-2006) die het magisch realisme hanteerden. In Nederland zelf zijn geen schrijvers te vinden die zich tot deze stroming rekenen al zou men in delen van het werk van Simon Vestdijk (1898-1971) en Ferdinand Bordewijk (1884-1965) sporen van magisch realisme kunnen ontdekken.
• Let wel, het is geen stroming waartoe een groep gelijkgezinden zich bekennen, maar eerder een verzamelbegrip voor vergelijkbare maar vaak in verschillende landen op verschillende tijden en onafhankelijk van elkaar opduikende kunstzinnige initiatieven met dezelfde basisgedachten.

Johan Daisne en Hubert Lampo: twee visies op magisch realisme.

Zowel Daisne als ook Lampo publiceerden naast hun magisch realistische fictie ook essays waarin zij hun magisch realisme poogden te onderbouwen.

• Johan Daisnes theorie omtrent het magisch-realisme is uitgewerkt in het nawoord van zijn roman De trap van steen en wolken en in zijn opstel Letterkunde en magie (later verschenen onder de titel ‘Wat is magisch-realisme?’). Aan de basis van zijn literair werk ligt een wereldbeeld dat uitgaat van twee polen die samen de werkelijkheid vormen: enerzijds de nuchtere, rationele realiteit en anderzijds de fantastische, irrationele droom. Magisch realisme ontstaat uit de spanning tussen die polen, waaruit af en toe een vonk overslaat, “welks licht even een bovenzinnelijkheid onthult, een waarheid achter de werkelijkheid van leven en droom” (Daisne; 1966). In het latere klassiek magisch realisme wordt er afgezien van een kunstmatig opladen van de polen. In de plaats komt nu een beschrijving van de werkelijkheid die beide aspecten omvat, de realiteit en de droom, samengevoegd tot één geheel. Op die manier wordt de tekst plausibel en realistisch, wat zijn magisch effect versterkt.
• Bij Hubert Lampo ligt het enigszins anders. In werken zoals ‘De draad van Ariadne’ (later: ‘Joachim Stiller en ik’), ‘De zwanen van Stonehenge’, ‘Terug naar Stonehenge’ of ‘De wortels der verbeelding’ introduceert hij een benadering die uitgaat van C.G. Jungs dieptepsychologie en diens ‘collectieve onbewuste’. Het laatste bevat volgens Jung de archetypen. Dat zijn overkoepelend in iedereen aanwezige en overgeërfde, maar niet voor iedereen even vrij beschikbare grondpatronen van menselijke denkbeelden en motieven. Zo vertegenwoordigt bijvoorbeeld het moeder-archetype een soort prototypisch beeld van moederlijkheid. Terwijl veel archetypen, zoals anima, animus, schaduw of God, afkomstig zijn van Jung, vult Lampo deze reeks ook zelf aan. Het magische effect van zijn literatuur ontstaat volgens Lampo door een bepaalde kracht die van de archetypen uitgaat. Als de schrijver erin slaagt om de kracht van deze archetypes in de lezer op te roepen, dan verkrijgt zijn tekst een magische werking.

Schrijvers