Maakt deel uit van:de Boomgaardgeneratie
Hugo van Walden
Brussel, 28 november 1877 – Gembes, 2 november 1934
Hugo van Walden cultiveerde een romantisch dromerig natuurgevoel met een verfijnd zintuiglijk waarnemingstalent dat hem, samen met zijn afkeer van het regionalisme, verwant maakte met de geest van De Boomgaard generatie.
BIOGRAFIE
28 november 1877: Geboren te Brussel als Julius Temmerman.
Groeide op te Lier, waar zijn vader bestuurder was van de Rijksnormaalschool.
1899: Debuteerde met het symbolische natuurverhaaltje ‘’Leliën, witte en roode’ in de Gentse studentenalmanak ’t zal wel gaan
Sterk beïnvloed door Johannes Van Eeden, diens verzen en de idealistische kolonie Walden te Bussum.
Was lid van het kunstgenootschap De Distel.
Medewerker van het tijdschrift De Groene Linde.
1904: Als leraar aan het Middelbaar onderwijs te Brussel kwam hij in contact met Georges Eekhoud, die hem aanmoedigde tot schrijven.
1909: In Flandria’s Novellenbibliotheek verschenen een paar schetsen van zijn hand, waarvan de tweede ‘Van een Kleine en de Grooten’ vooral interessant is, omdat ze naast de realistische vertelling ‘De Rekentafel’ een ommezwaai aangeeft naar het sprookjesachtige, dat in zijn latere werk duidelijk op de voorgrond zal treden.
1909-1911: Mederedacteur (op verzoek van André de Ridder) van het tijdschrift De Boomgaard. (Lees tevens: Contextueel – De Boomgaardgeneratie)
1914-15: Trok zich terug – omwille van zijn zwakke gezondheid – diep in de Ardense bossen te Gembes.
1914: Publicatie van zijn hoofdwerk Elooi in ’t Woud .
- De intrige wordt gevormd door een vrij banaal dorpsverhaal van een gedwarsboomde liefde met happy-end. Het geheel wordt rijkelijk overgoten met lyrische natuurbeschrijvingen waarin zich de romantische dromerijen en extasen van het hoofdpersonage afspelen. Zodanig zelfs dat een harmonische verbinding tussen verbeelding en waarneming volledig zoek is.
De macht, die hem naar het bosch trok, overweldigde hem, heelder dagen wandelde hij daarin. Zoodra hij ’t weerhallend ruischen zijner stappen hoorde onder de hooge bladerkruinen, zoodra de stammen in verrukking oprezen, gezamenlijk, in koor, immer voort; zoodra hij de schuttende koelte genoot en de geslotenheid van ’t mysterievolle leven, warmde een zoete hoop in zijn hart, misschien door de geheimzinnige boomgangen een ongekend geluk te gemoed te treden. Want hij had de bewustheid zijner zegepraal boven zijn lijden. Hier scheen het verdriet een verre droom. De liefde tot vader, zoo plots uitgedoofd en ook die andere liefde, die hij eens in volle heerlijkheid had meenen te zien schitteren, die ook was maar een kortstondige vergankelijkheid. Uit het woud haalde hij zijn gelatene levenswijsheid. Als iets gebeurt dan is het al reeds voorbij, en als het voorbij is en niet meer te weerhouden, dan eerst hebben wij er gewisheid van. Wat hielp het zich te verzetten, wat, te treuren of te jubelen van vreugd ? De kalmte in dit leven baarde tevredenheid, de kalmte van een boom En onder den hoogen beuk versmolt hij in ’t geluk van het stille woudleven, leven van kleurwemeling en trillenden zang of soezend ruischen in verheven kruinen. “ (Elooi in ’t woud pp.43-44)
1925: In de novellenbundel De gulden slede verschijnen sprookjesverhalen die eerder al in diverse tijdschriften verschenen waren.
Komt in contact met de nieuwe esthetiek van het expressionisme. Poogt een vorm van neoromantiek te ontwikkelen, met een sobere, nuchtere verhaal dat in evenwicht is met het romantische gevoelselement. Het blijft bij één geslaagde novelle, De Magiek (in De Vlaamsche Gids, 1925; afzonderlijk 1931)
Een nieuwe poging om de impressionistische beschrijving te vervangen door rake karakteruitbeelding in Het geiteken onder den beuk (in Vlaamsche Arbeid,1925 en 1926) mislukte.
1926: Zijn studie over het toneel Het grauwe gordijn mist de aansluiting bij het modernisme.
De fascinatie voor de natuur blijkt uit elke bladzijde van zijn geschriften.
2 november 1934: Stierf te Gembes, Haut-Fays.
Stefan Brijs besluit zijn stukje over Van Walden als volgt:
“In de la van zijn bureau bevonden zich nog twee romans, een toneelstuk in 5 bedrijven en meerdere essays over romantiek en over toneel. Niemand werd bereid gevonden om dit nagelaten werk uit te geven, want ook hier ‘dreef een nevel doorheen als door de kruinen van een overneveld Bosch: ge ziet alleen vage vormen, waar scherpte van gestalten is vereist’.”
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Referenties
- Stefan Brijs: De vergeethoek. Atlas 2003 p. 127-132
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988. pp.246-247
- Lectuur-repertorium. 1936 p.1551
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale d Belgique – Bruxelles.
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007.
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht