home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

Van Kerkhove, Valeer

VALEER VAN KERKHOVE

Sleidinge, 30 april 1919 – Tervuren, 8 augustus 1982

Behalve romans, publiceerde hij toneelbewerkingen, de tekst van het religieuze zangspel Glory Hallelujah, historische verhalen voor de jeugd, het reportageverhaal Simba’s en para’s (met Fons Robberechts) en het drama Persoonlijke motieven (Sabam-prijs en Paul de Mont prijs).

Hij was aanvankelijk leraar en daarna verbonden aan de Vlaamse televisie.

In het naoorlogse existentialistische klimaat is Van Kerkhove een markante vertegenwoordiger van het zogeheten christelijk realisme.
Zijn romans kunnen geplaatst worden onder de noemer “katholieke probleemroman“.
Het thema – het goede en kwade, schuld en boete, zondebesef – boeit hem dermate dat hij weleens de levensechte menselijke authenticiteit durft te plooien naar de vereisten van die problematiek.

BIOGRAFIE

30 april 1919: Geboren te Sleidinge.

Tot in 1960 is hij leraar Germaanse talen aan de Rijksmiddelbare school te Maldegem..

1951: Publicatie van zijn eersteling ‘De weerlozen‘.

  • A.W. Sijthoff’s Uitgeverij te Leiden had ter gelegenheid van haar eeuwfeest een literaire prijsvraag uitgeschreven voor onuitgegeven manuscripten. waarvoor 116 handschriften uit Noord en Zuid ingezonden werden. De jury samengesteld uit Antoon Coolen, Ben van Eijsselstein en Dr. P. Ritter bekroonde De Weerlozen, het debuut van een zekere Valeer van Kerkhove

1956: Op De Weerlozen volgen Dies Irae (1953) en De Bungalow (1956). Voor deze laatste wordt hem de Prijs van de Vlaamse Provinciën toegekend.

  • Van Dies Irae (1953), worden passages naar het Frans vertaald door Pierre Brachin en gepubliceerd in Anthologie de la prose néerlandaise. Belgique II, Aubier, 1968.

1959: Ontvangt voor zijn gehele werk de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies.

Katholieke probleemroman.

Zijn romans kunnen geplaatst worden onder de noemer “katholieke probleemroman”: daarin staat het zondebesef centraal. De mens is niet in staat om uit eigen wil aan zijn loutering bij te dragen. De zonde brengt de mens dichter bij God en genade geschiedt buiten hem om. De schuldvraag is dan ook een centraal thema in het werk van Van Kerkhove. Deze thematiek wordt bijvoorbeeld uitgewerkt in zijn roman De gijzelaars (1977), algemeen beschouwd als zijn beste werk.

Invloed van Stefan Andres, Graham Greene en François Mauriac.

Vanaf 1960: Werkzaam op de afdeling dramatiek van de Vlaamse TV.

Hoewel iedereen verwachtte dat Van Kerkhove naast Hugo Claus en Ward Ruyslinck één van onze opvallende romanciers zou worden, geeft hij in de volgende twintig jaar niets anders meer uit dan twee kinderverhalen (1960/1967) en een reportage (1965) in samenwerking met F. Robberechts over de opstand tegen de Belgische bezetting in Kongo.

Toneel en televisie houden nu zijn aandacht gaande. Voor toneel schrijft hij Persoonlijke motieven (1958) en voor televisie bewerkt hij Streuvels’ Het leven en de dood in den ast en Gezelle’s Kerkhofblommen.

Tevens is hij mederedacteur van “Dietsche Warande en Belfort“.

1973: Drie van zijn romans (De Weerlozen; Dies Irae; De bungalow ) worden in een omnibus uitgegeven door D.A.P. Reinaert te Zele.

1977: Bijna was hij als romanschrijver afgeschreven, wanneer hij zijn schare lezers verrast met nog een late roman ‘De gijzelaars’, waarin hij op sobere wijze zijn religieuze wereldbeschouwing gestalte geeft.

Om een goed begrip te krijgen van de thema’s schuld, zondebesef zoals deze in dit type roman worden behandeld, citeren we uit de analyse van André Demedts over deze roman in: Ons Erfdeel. Jaargang 21. Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer 1978

“De Gijzelaars is [dan ook] opgevat als een dagboek, begonnen op 4 januari 1964 en een maand later, op 4 februari afgesloten. Op de eerst vermelde datum heeft hij louter toevallig in een drankhuis J.K. weergezien. Wie die man is zal uit het vervolg van de geschiedenis duidelijk moeten worden, maar in ieder geval betekent hij een gevaar voor de gemoedsrust van de nachtwaker. Die heeft ontelbare gesprekken met zijn geweten gevoerd, ‘de sluwste partner van de hele mensheid’ (20) en bidt nu, bang voor wat hem kan overkomen ‘God, leid mij asjeblieft niet ergens heen, nu niet meer’ (28).

Laat mij zoals en waar ik ben. Op een junidag in 1942 is hij in zijn bank de enige en machteloze getuige geweest van een verzetsaanslag op een hoge Duitse officier. Omdat hij vreesde van moord beschuldigd en ervoor terecht gesteld te worden, sloeg hij onmiddellijk op de vlucht, werd gelukkig door een ondergrondse organisatie opgevangen en zolang de oorlog duurde zonder gevaar verborgen gehouden. De Duitsers ontdekten de dader van de aanslag niet, vermoedden dat het de bewaker van de kofferzaal was en hielden vijf gijzelaars aan, even onschuldig als hij, die omdat de moordenaar zich niet vrijwillig aanmeldde ter vergelding neergeschoten werden. Dat J.K. als ware schuldige hen niet gered had, was onrechtvaardig en onmenselijk, oordeelde de verhalende ik-figuur en ‘ik had het moeten doen als hij in gebreke bleef’. Hij heeft echter de moed niet gehad. ‘Ik ben een recht op leven,’ schrijft hij en ‘Ik weet niet meer in hoeverre ik de mensheid vertegenwoordig’ (103). Waarom moet hij een gewetenslast torsen waar J.K. niet eens een vinger naar uitsteekt? De vrouw waarmee die samenleeft zegt hem: je hebt een mens neergeschoten, vijf gijzelaars laten terecht stellen en een onschuldige uit de wereld verbannen. Maar dat verwijt ontstelt hem zelfs niet. Hij heeft de innerlijke stem gesmoord, hij bezit geld en prestige, hij is tevreden over zich zelf en om datgene wat hij bereikt heeft. Wel tracht hij de zielige nachtwaker van zijn obsessie te genezen door hem een etentje en een wijntje aan te bieden en als dat het gewenste resultaat niet oplevert, zal hij een uiterste middel aanwenden. J.K. is ervan op de hoogte dat de Duitse aalmoezenier die de gijzelaars in hun stervensuur bijstond nog leeft en stelt voor hem een bezoek te brengen. Het blijkt een uitgetreden en gehuwd priester te zijn, ook al een gekwelde, die een trieste indruk maakt. Maar hij verzekert hen dat de gijzelaars wisten dat de bankwaker de aanslag niet gepleegd had. ‘Dan hadden zij niets meer dat hen bond met hun dood.’ Het dagboek van de verhaler eindigt met: ‘Dag, alles wat geweest is. Dag, alles wat komt. Kom!’ Hij ziet een bevrijding tegemoet en J.K. zal zijn bestaan in weelde en voldaanheid om zich zelf wel verder leiden.

Achter het relaas van de feiten en de bekentenis van schuld- en angstgevoelens ligt de vraag naar de verantwoordelijkheid, die de ene wel en de andere niet, voor het welzijn van zijn medemensen opneemt. De dagboekschrijver gelooft ‘niemand kan zijn geweten doden’ (79), tot hij J.K. door en door leert kennen en begint in te zien dat hij zich vergist heeft. ‘Het is zo vanzelfsprekend dat God ontstond’ (165) voor wie door lijden en verdriet vermorzeld wordt, maar niet voor degene die voor zulke gevoelens onontvankelijk blijkt. Van Kerkhove doet denken aan het woord van le curé de Lumbres uit Sous le Soleil de Satan van Bernanos: ‘Seigneur, la souffrance nous reste qui est notre part commune avec vous, le signe de notre élection’. En enkele regels verder, even voor het einde van de roman: ‘C’est par son cri de douleur que s’exprime la race humaine, la plainte arrachée à ses flancs par un effort démesuré’. “

8 augustus 1982: Valeer Van Kerkhove overlijdt te Tervuren.

 

MEER OVER VALEER VAN KERKHOVE

  • P. Hardy, ‘Valeer van Kerkhove‘, in: Flits (1982) 51, p. 3-6;
  • Huldiging van de laureaten van de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse provincies 1958, 8 maart 1959′, in: Kultureel Jaarboek Provincie Oost-Vlaanderen 1959 113 (1960) 1, p. 27-58, 113-130;

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Websites

Referenties

  • André Demedts in: Ons Erfdeel. Jaargang 21. Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer 1978
  • G. Goedemé, ‘Kerkhove, Valeer van‘, in: M. Janssens e.a. (red.). Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1945 (1988), p. 162-165.

 

SMAAKMAKER

DE BRIEF UIT AMERIKA

Op die middag in maart bracht de postbode bij Leonard Piheyns de vreemdste bestelling binnen die ooit in onze straat gedragen werd. Er was eerst de brief uit Amerika. Hoewel we niet gewend waren aan brieven uit zo verre landen, – niet eens aan brieven in het algemeen, – zou zulke brief toch niet een reden tot grote opschudding geweest zijn. Er zaten enkele van onze mensen in Amerika, af en toe kwam er zelfs één terug, en sterfgevallen werden ons trouw gemeld. Alleen konden we ons afvragen wie aan Leonard Piheyns, onze timmerman, zou schrijven. Zover wij wisten had hij maag noch vriend over het water. Wij hadden echter de brief na verloop van tijd kunnen vergeten, indien niet een tweede zending hem vergezeld had.
Dus gooide de postbode de deur open bij Nardje Piheyns en stond in de lage keuken. Aan de tafel, tegen de verste wand, in halfduister, zaten tegenover elkaar Leonard en Mantje en aten hun pap. Bij de plattebuiskachel stond de moeder, Eudalie. “Achiel,” zei ze bij wijze van begroeting. De postbode antwoordde niet, gooide het pak op de schuine lessenaar die op hoge poten – een kist met een schuin deksel, in glinsterend gevernist pitchpine, – in de hoek stond en lei de brief er bovenop. Dan nam hij zijn lege tabakszak in de hand en wachtte. Eudalie keek hem aan, veegde haar handen af aan haar blauwe schort en kwam de zending bekijken. De vader en het zoontje hielden op met pap eten en daar midden in sloeg de klok boven hun hoofden twaalf uur. Toen de twaalfde slag verklonk, begon de klok te tikken.

“Het komt van Lodewijk Debinder, Milwaukee, Wisconsin, Verenigde Staten,” zei de postbode tenslotte. Hoewel hij sprak als een man spreekt in dienstaangelegenheden, hoorden Eudalie en Leonard dat hij hen uitnodigde. Leonard liet zijn lepel zinken in het bord en at traag verder, terwijl Eudalie een gespreide hand onder de druipende pollepel hield en hem een tweede maal bediende. Ze likte de papdruppels van haar vingers.

“Daar zit naar mijn gedacht een boek in,” zei de postbode ten einde raad.
Toen sprong Mantje op. Maar hij bleef naast zijn stoel staan, want moeder keek scherp over haar schouder. Ze schoof een glazen muur vóór Mantje.
Buiten stonden wij toevallig met ons drieën of vieren toen de postbode het vier-stappen-lange tichelpad door het voortuintje afliep. Hij keek ons niet eens aan.
Toch wisten ook wij wel dat het een boek was. Wij waren plots beschroomd. De glazen muur stond ook rond ons huis en erf. Wij gingen naar huis, naar ons eigen maal en zagen nog – toen wij achterom keken, – hoe Eudalie het gordijntje weer vallen liet.

Uit: De Bungalow , z.j. [1956]

BIBLIOGRAFIE

De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij

  • Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
  • Koninklijke Bibliotheek van België -Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
  • Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007

Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.

Chronologisch overzicht

Jaar Titel Fotogalerij Uitgeverij 1ste druk
1951 De weerlozen. (roman)

Deze roman werd bekroond in de Prijsvraag van A.W. Sijthoff’s Uitgeversmij. N.V., uitgeschreven ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan dezer vennootschap.
1951: 2de druk ibidem.
1960: 3de druk bij Uitgeverij Heideland te Hasselt in de reeks Vlaamse Pockets nr30/31 (dubbelnummer)
Van Kerckhove Valeer 6
 Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgeversmij. N.V. -267p.

Afmetingen: 22 x 15 (gebonden met stofomslag)
Colofon: De netto-uitgeverswinst op de eerste druk van dit boek wordt ter beschikking gesteld van het bestuur der Vereniging van Letterkundigen, ter verdeling tussen ondersteunings- en pensioenfonds der vereniging.
1953  Dies irae. (roman)

Omslag: Luc Verstraete.
1965: heruitgegeven door Heideland Hasselt in de reeks Vlaamse Pockets nr 170

Van Kerkhove Valeer 1

 Tielt: Drukkerij-Uitgeverij Lannoo. -279p.

Afmetingen: 22 x 14 (ingenaaid met stofomslag)
1956 De tweede kerstmis (novelle)

Tekeningen van Jos Van den Abeele.

Oudenaarde: Oudenaarde: Drukkerij-Uitgeverij Sanderus. -26p.

Afmetingen: 20.75 x 13.50 (gebonden in kartonnen kaft)
Colofon: “De tweede kerstmis”, novelle van Valeer Van Kerkhove, verlucht met tekeningen van Jos. Van Den Abeele, werd gedrukt op de persen van de Drukkerij-Uitgeverij Sanderus te Oudenaarde in de maand november 1956. Ze werd als Kerst- en Nieuwjaarsgeschenk aangeboden aan haar klienteel en is niet in de handel verkrijgbaar.
1956 De bungalow. (roman)

Stofomslag: A. Boschmans.
Tipografie en bandontwerp: Jos Verhaert.
Leuven: Boekengilde De Clauwaert V.Z.W. -247p.

Reeks: verschijnt als vijfde boek van de jaarreeks 1955/1956.
Gedrukt en gebonden bij de Naaml. Venn. Scheerders Van Kerchove, Sint-Niklaas.
1956 Uren met Graham Greene. (vertaling)

Oorspronkelijke auteur: RONALD MATTHEWS.
Oorspronkelijke titel: Conversations with Graham Greene.
Vertaling: Valeer Van Kerkhove
Brugge / Bussum: Desclée De Brouwer. -309p.
1958 Persoonlijke motieven: dramatisch spel in drie bedrijven. (toneel) S.l. : s.n. -54p.
1960 Olifanten op de Alpen. (jeugdverhaal) Antwerpen : Uitgeverij Van Dieren pvba. -32p.

Jeugduitgaven ” De Raket “.
Reeks: Wijsneus speurt. – Antwerpen; vol.  1:2
Afmetingen: 19.70 x 13.50 (geniet)

1965 Dies irae (roman)

1953: 1ste druk bij Drukkerij-Uitgeverij Lannoo, Tielt.
Van Kerkhove Valeer 1 Hasselt: Uitgeverij Heideland. -279p.

Reeks: Vlaamse Pockets nr 170.
Afmetingen: 18 x 10.80 (pocket)
1965 Het eiland. (luisterspel)

Oorspronkelijke auteur: Denis Butler.
Vertaling: Valeer Van Kerkhove
S.l;: s.n. -84p.
1965 Simba’s en para’s in Stan: een document over het drama van de Oost-Provincie van Kongo, november 1964. (document)

Auteurs: Valeer van Kerkhove en Fons Robberechts.
Omslagontwerp: Boudewijn Delaere.
 van-kerkhove-valeer-3 Hasselt: Uitgeverij Heideland  pvba. -192p. (ill.)

Afmetingen: 20 x  12.50 (paperback)
Reeks: Heideland/dokumenten.
Drukkerij Verachtert – Kempische Boekhandel Retie.
Met meer dan 100 foto’s, waarvan vele nooit gepubliceerd.
1967 De ingenieur van de Nederlanden. (historisch jeugdverhaal)

Illustraties: A. Panis
Omslagontwerp: B. Delaere
Van Kerckhove Valeer 3 Antwerpen: Uitgeverij De Sikkel N.V. -32p.

Reeks: Historische verhalen veertiende reeks nr 9.
Afmetingen: 21.20 x 13.50 (geniet)
1970 God bestaat: ik heb hem ontmoet, de ervaring en de belevenis van een moderne atheïst. (vertaling)

Oorspronkelijke auteur: ANDRÉ FROSSARD.
Oorspronkelijke titel: Dieu existe, je l’ai rencontré.
Vertaling: Valeer Van Kerkhove
Tielt: Lannoo. -172p.
1971 Glory Halleluja 2000. (tekst van een muziekspel)

Tekst: Valeer Van Kerkhove.
Muziek: Jan Leopold.
Uitgevoerd van 6 tot 25 augustus 1970 door groep “Miloscope”/ Productie: Miel Decoster.
Van Kerckhove Valeer 4 Antwerpen: Standaard uitgeverij. -32p.

Afmetingen: 24 x 15.50 (geniet)Er bestaat een mooie opname van deze uitvoering in een cassette met 3 grammofoonplaten. uitgegeven door Barclay, Brussel
1973 Omnibus.

Bevat: De Weerlozen (pp 7-266); Dies Irae (pp 267-436); De bungalow (pp 437-571).
Omslagtekening: Dirk Verstraete
Van Kerckhove Valeer 5 Brussel: D.A.P. [De Arbeiderspers] : Reinaert Uitgaven -571p.

Afmetingen: 21 x 13.20 (gebonden – harde kunstlederen band met stofomslag)
1977 De gijzelaars. (roman)

Omslagontwerp: Grafiekwinkel
Van Kerkhove Valeer 2 Leuven: Davidsfonds. -189p.

Reeks: Romanreeks nr 607 – 1977-2.
Afmetingen: 20.75 x 12.75 (paperback)