Maakt deel uit van:Collaboratie WO IIvertellers over de zee
Ferdinand Vercnocke
Oostende, 14 december 1906 – Duffel, 12 mei 1989
De dichter en de Zwinstreek
Advokaat, polemist, dichter, proza- en toneelschrijver. Tevens graficus en schilder.
BIOGRAFIE
14 december 1906: Geboren te Oostende uit een geslacht van vissers, loodsen en kapiteins.
- Als kind is het strand zijn speelterrein . Ook het harde leven op zee leert hij vlug kennen door de vele verhalen van zijn vader en grootvader. Bij stormweer moesten de kinderen met hun moeder bidden voor de behouden terugkeer van de mannelijke familieleden.
In de lagere school van het Onze-Lieve-Vrouwecollege in Oostende, bij ‘de nonnen van de Kaaistraat’, krijgt hij les in het Frans zoals toen de gewoonte was.
Oktober 1914: Samen met de staatsdiensten van het Zeewezen – vader werkt als zeeloods aan de Oostendse kust en de Scheldemonden – wijkt het gezin Vernocke uit naar Engeland.
- De Vercnockes wonen in Aylesbury, ten noordoosten van Oxford, waar vader een baan krijgt als proefontleder in de boterfabriek Aylesbury Dairy Company.
- Hij kan echter niet aarden aan land. Deze baan is zo verschillend van zijn vroeger werk als zeeloods dat hij besluit om terug te keren naar België en zich aan te bieden als vrijwilliger in het Belgisch leger.
- Ondertussen gaat Ferdinand er naar de public Grammar School in Aylesbury.
“De opvoeding stond er vooral in het teken : ‘Rule Britannia, Britannia rules the waves’. De liefde voor zee en avontuur – onmisbare scholing voor een jeugd wier moederland een wereldrijk was – doortrok en bezielde de hele schooltijd van de laagste klassen af. ‘Hearts of oak are our ships…’- ik zong dapper mee…
Een keurig uitgegeven jeugdbibliotheek stond er de jongens en meisjes ter beschikking : verhalen van zeetochten, schipbreuken, sprookjes en sagen die de verbeelding van de jonge Fredinand aanspraken. Al vroeg werden de leerlingen ingewijd in de Keltische Arthurcyclus, de sagen van de Westgemaanse volkeren die Engeland in bezit hadden genomen …”.
Die laatste boden inspiratie voor Vercnockes ‘Ballade van Koning Knud’ en zijn heldenepos Koning Skjold (beide geschreven in de jaren 1930).
1919: Het gezin Vercnocke is terug in Oostende.
- Ferdinand Vercnocke vervolgt zijn studies aan het O.-L.-Vrouwecollege. De ouderwetse pedagogische opvattingen contrasteren fel met de vrije mentaliteit die hij in Aylesbury heeft gekend.
“Hier was alles anders : het leek wel of de klok er werd achteruit-gezet. Bleef aan de overkant van het Kanaal het leerplan berekend op de wereld van de jongelui, (ik had er bv. leren knutselen !) hier leek mij de gehele dag gevat in een streng rigorisme” .
Via de Vlaams-nationalistische jeugdbeweging De Blauwvoeters leert hij de werken van Rodenbach, Conscience en Gezelle kennen. Hij leert er tevens de Vlaamse ontvoogdingsstrijd kennen die hij verbindt met de spannende sagen uit zijn Engelse schooltijd, waarin Noordzeevolkeren heldhaftig huishouden.
STUDENT TE LEUVEN
1925: Na het beëindigen van zijn humaniorastudies laat Ferdinand Vercnocke zich inschrijven aan de eerste kandidatuur Germaanse filologie aan de K.U.Leuven. Zijn ouders zijn het helemaal niet eens met deze keuze, zodat hij tenslotte overstapt naar de faculteit rechten.
Het spreekt vanzelf dat hij ook in Leuven actief deelneemt aan het studentenleven.
Academiejaar 1926-1927 : Gouwvoorzitter van de West-Vlaamse afdeling van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS). Zijn gouwvoorzitterschap loopt echter schipbreuk wegens te conflictueus met de positie van de bisschoppen die het toenemende anti-Belgische Vlaams-nationalisme binnen de AKVS veroordelen.
1927-1929: Desondanks wordt Vercnocke Algemeen Voorzitter van de AKVS.
1929-1930: Praeses van het Katholiek Vlaamse Hoogstudentenverbond en wat later ook van Amicitia.
- Deze kring, die nog in 1911 te Leuven gesticht werd door Firmin Deprez, had als doel het studentenleven een hoger cultureel niveau en een zekere voornaamheid te geven.
1929: Vercnocke beoefent toen al de schilderkunst en in 1929 neemt hij deel aan een studenten-tentoonstelling in de Dirk Bouts-zaal, gelegen boven de Standaard-boekhandel in de Naamsestraat.
IN DE AANLOOP NAAR DE OORLOG: EEN LITERAIRE CARRIERE EN VLAAMS ENGAGEMENT.
1933: Na zijn studies en zijn legerdienst vestigt Vercnocke zich vanaf 1933 in Oostende en laat zich inschrijven aan de balie van Brugge als advocaat-stagiair. Dit bleef hij lange tijd want pas in 1940 wordt hij tot het tableau toegelaten.
1934: Publiceert zijn eerste bundel : “Zeeland” die als een veelbelovend debuut onthaald wordt.
- “Zeeland” is een sterk anti-modernistisch debuut in directe taal zonder franjes, die hem in de romantische traditie van Rodenbach en René de Clercq, plaatst
1935: Sluit zich aan bij de kunstenaars rond het tijdschrift ‘Volk’.
- Volk verschijnt van 1935 tot 1940 en promoot de gemeenschapskunst.
- In de redactie zetelen aanvankelijk uit Filip de Pillecijn, E. van der Hallen (redactie-secretaris), Anton van de Velde en Dirk Vansina; later komen ook Victor Leemans, Karel Vertommen en Ferdinand Vercnocke erbij.
- Het tijdschrift had de ‘geestelijke reconstructie van het jonge Dietschland in katholieken zin‘ tot doel, wilde het contact tussen kunstenaar en gemeenschap herstellen, de nadruk leggen op de eenheid van kunst en leven en de strijd aanbinden tegen estheticisme, individualisme en dilettantisme…
- Bij het begin van de vijfde jaargang, in november 1940, wordt een akkoord met het tijdschrift ‘Dietbrand’ bekend gemaakt: Volk zou zich nog uitsluitend bezighouden met het artistieke leven, terwijl Dietbrand zich met de ‘nationaal-politieke en geestelijke opvoeding van het volk’ zou inlaten.
- Na januari 1941 kreeg het tijdschrift van de bezettende overheid geen toestemming meer om te verschijnen, omdat het te Diets georiënteerd was.
Hij geeft lezingen over onderwerpen als ‘Dichter en volk’ en schrijft teksten voor het 5e en 6e Vlaams Nationaal Zangfeest en de Vlaams Nationale Landdagen van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), de rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij, opgericht in 1933, die later met de Duitse bezetter zal collaboreren.
1935: Publicatie van het heldenepos “Koning Skjold”, dat voortbouwt op enkele versregels uit het vroeg-Engelse epos Beowulf en waarin Skjold, zoon van Deense stamvader Woen, als koning de volksziel en de wil van het volk belichaamt, heerser en dienaar tegelijk. Het gedicht beleeft in 1941 een tweede uitgave.
1936: Een tweede bundel gedichten, De Geesel Gods, waarin hij, in navolging van Rodenbach, Vlaanderen bezingt als voorpost van het Noordse grensgebied, tegen de oprukkende zuiderse veroveraar: Frankrijk.
1938: Zetelt in het IJzerbedevaartcomité als vertegenwoordiger van de jongeren. Hij schrijft verschillende gedichten voor dit evenement, waarvan het gedicht Yzerpsalm – op muziek gezet door Arthur Meulemans – tot in de jaren 1990 regelmatig op de IJzerbedevaarten gezongen wordt.
Kleine nota: Arthur Meulemans heeft meerdere teksten van hem op muziek gezet. De wikipedia bladzijde van Meulemans vermeldt:
-
- 1937 Noordzeetriptiek, voor mannenkoor en fanfareorkest – tekst: Ferdinand Vercnocke
- 1937 Kameraad, voor mannenkoor en vier hoorns (ad. lib.) – tekst: Ferdinand Vercnocke
- 1938 Yzerpsalm, voor koor en fanfareorkest – tekst: Ferdinand Vercnocke
- 1949 Eere den arbeid, voor koor en fanfareorkest – tekst: Ferdinand Vercnocke
Ook tijdens de oorlogsbedevaarten (1940-1944) zal hij daar een rol spelen.
1938: De poëziebundel Kolga is een episch-lyrisch zeegedicht in sobere en kloeke taal waarin de zee belichaamd wordt door de mythische vrouw Kolga en het land door de mens Bouden, als symbool van tragische sterfelijkheid
28 augustus 1939 : Wordt gemobiliseerd in het Belgisch Leger als onderluitenant en diende tot de capitulatie na de Achttiendaagse Veldtocht in mei 1940, waarna hij werd krijgsgevangen. Na drie weken werd hij vrijgelaten. Ondertussen woonden zijn ouders in Gistel, omdat het huis in Oostende beschadigd was door de Duitse bombardementen.
- Tijdens zijn dienstperiode schrijft hij enkele strijdvaardige gedichten voor het bataljonsblad en werkte aan het episch gedicht Ask en Embla.
WERELDOORLOG II: AANVANKELIJK NAUWE SAMENWERKING MET NAZI-DUITSLAND OP CULTUREEL VLAK MET KEERPUNT VANAF 1943
1940: Wordt aangezocht om mee te werken aan de wekelijkse cultuurbladzijde van het dagblad Volk en Staat, waarvan de redactie op dat moment voluit had gekozen voor de collaboratiepolitiek van het VNV. Afgezien van een korte onderbreking in 1942, zal hij tot het einde van de oorlog in 1944 in het blad blijven publiceren.
Op de cultuurbladzijden van Volk en Staat publiceert Vercnocke een aantal programmatische essays, waarin hij tegelijk de principes van een volksverbonden kunst, in overeenstemming met de Duitse voorschriften, op radicale wijze verkondigt én die richtlijnen praktisch toepast bij de kritische beoordeling van het eigen literaire verleden en de actuele literaire productie.
“Dit moest gebeuren. Het volksch inzicht is immers uit het wezen zelf van onze Dietsche letterkunde gegroeid. En er is geen groei zonder organische verbondenheid.[…] Wie uit een bepaald volk, een bepaald bloed geboren is, moet, wil hij geheel zichzelf worden, wil hij geheel worden wat hij in vermogen is, zijn leven richten naar de ongeschreven grondwet van dat volk. […] Hij zal peilen in de diepten van ’t verleden, hij zal naar oorsprong en vorm van zijn wezen vorschen, de ontwikkeling van de aangeboren mogelijkheden volgen, het eigene van het oneigene schiften, het eigene verzorgen en bevorderen, het verwordene wegsnijden. […] Studie van het ras ligt aan den wortel van alle gezonde leven. […] Aanhoort het bloed: het spreekt waarheid, taal uit oerreine verten; het leert de eerste roerselen van ons bestaan, het wijst den weg naar de toekomst. […] En dat bloed roept ‘Vlaamsch’, volksch, d.w.z. deze tot één-geheel gegroeide loot van den grooten Germaanschen stam, gevestigd in de Lage Landen bij de zee. (21.9.1940)”
In een notendop worden hier een groot aantal aspecten van het vanuit Duitsland overgewaaide maatschappij- en cultuur-ideaal gesynthetiseerd.
7 december tot 13 december 1940: Neemt deel aan een cultuurreis naar Duitsland, georganiseerd door de DeVlag- een pro-nationaalsocialistische vereniging van academici die overeenkomsten binnen de Vlaamse en Duitse cultuur bestudeerden – onder leiding van kunstschilder Albert Servaes, waarvan een ontvangst door Joseph Goebbels het hoogtepunt was.
- Vercnocke maakte een reisverslag voor het januarinummer van 1941 van DeVlag (tijdschrift van de gelijknamige cultuurvereniging). Het verscheen ook in Volk en Staat, in twee delen, op 12 januari en 19 januari 1941.
Maart 1941:. Wordt vast medewerker bij Zender Brussel, de Nederlandstalige radiozender die door de Duitse bezetter was overgenomen en gebruikt werd als een propagandakanaal voor het nationaalsocialistische gedachtengoed. Hij had er de leiding op de onderafdeling ‘Politiek en Gemeenschap’. Hij zendt er, onder Duitse supervisie, hoorspelen en lezingen uit
Oktober 1941: Als enige Vlaming neemt hij deel aan een drieweekse reis doorheen Duitsland “Dichterfahrt durch deutsches land 1941” van de ESV (“Europäischen Schrifsteller-Vereinigung”) die uitmondde in het “Weimar Dichtertreffen” In Weimar sloten ook Filip De Pillecyn, Felix Timmermans en Ernest Claes aan.
1941: Publicatie van de dichtbundel Heervaart, met onder andere het lofdicht ‘Aan Hitler’, dat in januari van dat jaar reeds in DeVlag (nr. 6, derde jaargang, januari 1941) en in De SS-Man,( nr. 5, zaterdag 11 januari 1941) was gepubliceerd. In de inleiding bij de bundel wordt al duidelijk dat het thema van Vlaanderen als voorpost nu bijzonder acuut is geworden.
- In het voorwoord van ‘Heervaart’ stelt Vercnocke de dichter aan als leider van zijn volk, een volk dat geen voeling meer heeft met zijn wezen.
- Evenals Wies Moens bediende hij zich van een radicaal romantisch discours dat in belangrijke mate schatplichtig was aan de ‘Blut und Boden’ ideologie en vooral aandacht had voor de organisch gegroeide volksgemeenschap en de mythe van het zuivere volk.
- Vercnockes volk heet een ‘Dietsch wezen’; zijn volk bewoont de ‘Nederlanden bij de zee’.
- De term ‘Dietsch’ werd tijdens de Eerste wereldoorlog gebruikt door de voorstanders van een politieke en culturele éénwording van de Nederlandstalige gemeenschap, zowel door democratische als extreem-rechtse organisaties. Het gebruik ervan werd verboden door de Duitse bezetter.
“Aan de rustelooze bewegingen van het Noorden zijn wij ontsproten. Saksen voeren Westwaarts langs de duinen, en namen land aan de grenzen van het groote Friesche rijk; Franken verlieten hun voorouderlijke wouden over den Rijn, voor de rijke Scheldevlakten bij de zee. En van deze drie stammen uit het Noorden, zeevolk, volk van vrije boeren, vereend door eeuwen gemeenzame geschiedenis, erfden wij ons Noordsche bloed, onze Nederlandsche taal, ons Dietsche wezen. Wij zijn een volk. Een volk onder de volkeren.” (Heervaart Inleiding p. 11)
Het gedicht ‘Aan Hitler’ wordt in zijn volledige versie meegegeven, omdat het exemplarisch is voor de impact die het charisma van de ‘führer’ had op de mensen die in de Nieuwe Orde geloofden. Exemplarisch – in retrospect – is het ook voor de begoocheling dat men dacht politieke ruimte te kunnen opeisen voor wat men toen ‘Dietsche volksverbondenheid” noemde, terwijl de Duitse bezetter uiteindelijk beoogde om Vlaanderen gewoon om te buigen naar een volwaardig onderdeel van Nazi-Duitsland. Vercnocke zou het zich in 1942-1943 realiseren (hij is overigens niet de enige) en er zijn conclusies uit trekken.
Aan Adolf Hitler
Kunstenaar-staatsman, ziener, man der daad, veldheer en held, mensch méér dan mensch, stichter van een Rijk, dat op het puin groeit van een wereld, en tot wereld wordt, denk om mijn volk, dat uw hartstochtelijken wil doorstond in vuur en bloed, ’t manhaftig bloed van ’t Noorden, dat een ander volk, ùw volk doorstroomt, en beider aangezicht, nabij verwant, bootst tot een gelijkenis, verscheiden, maar één stam ontsproten. Zie in dit gelaat een blik donker van nood en rouw, de eeuwen door, volk, schoon in zijn smart, want ’t stond te weer, en wierp den Waal, den landvraat van zijn grens, bruggenhoofd en bolwerk van den Rijn, alleen. Ons hebt gij niet verwonnen, doch bevrijd want wij, gekluisterd in den kerker van een staat, vijand van onzen stam, wij stonden op de bres, Germanen, broeders in den bloed, ten dood gedoemd. Nu waakt, ten voorpost, dien wij trouw behoedden, wij voor ’t Rijk, spannend zijn dubblen wiek ten sprong, zinbeeld van adel en gestrenge macht die op den bergtop woont, en vergezichten peilt, de adelaar o Held op land en zee, held in de lucht, die armoede, rijkdom, roof en geil verderf, die heerschappij van ’t schuim, die landvraatzucht brandt uit de wereld, wreker en roede Gods, erken ons heldenmoedig volk, erken zijn oorsprong, sla van ons lijf de laatste ketens stuk, maak deze landen rein als op den eersten dag, bouwmeester van het Rijk, grond hier een volk, één naar het bloed, bestemming en geschiedenis, in broederschap en liefde tot den landaard één: volk naar uw voorbeeld. Gij die met des arends oog de dalen meet, neem ons vertrouwen, neem ons hart: ziener, vormt gij dit laagland tot een gaaf geheel op gave vesten, duurzaam, tegen tijd bestand, verraad en plundering, toonbeeld van uw staatsmanskunst, volk met eigen plaats in ’t roemvol Rijk, hoeksteen der wereld, geliefde kind, dat ook de moeder mint, doch staande op eigen voet, mondig, begaafd en groeit moeder ter eere. Nog ligt dit laagland bij de zee, en hoort haar meer dan menschelijk geluid, weergalm van uw stem, die spreekt van eeuwigheid, drang en levenswet van ’t Noorden, ’t ééne vaderland. Levend is dit volk, mijn volk, en ’t roept in dezen tijd om grooter leven, arbeid, brood, en heiliger dan brood: om kunst, beeld, klank en kleur, en boventijdlijk bouwwerk, heldenroem der ziel, die nooit vergaat. Man van ’t zwaard, man van de kunst, volkomen held, als Alvader eens, des Noordens meest geduchte god, maak mijn volk tot volk: als ’t weefsel in uw huis van marmer, werk mijner vaadren, siert dit volk uw Rijk.Ferdinand Vercnocke
1942: Publicatie van zijn dichtbundel “Ask en Embla”.
- Trekt zich terug uit ‘Volk en Staat’ omwille van een voor hem onaanvaardbare recensie over zijn werk Ask en Embla. Later werkt hij terug mee aan het dagblad, op voorwaarde dat hij volledige vrijheid krijgt.
1943: Reist voor “Zender Brussel” naar het massagraf van het toen nog door Duitsland bezette Katyn (Rusland, Oekraine) in het gezelschap van enkele andere leden van de ESV.
In de bossen van Katyn vonden de nazi’s een massagraf van naar schatting 22.000 Poolse intellectuelen en officieren vermoord door het Sovjetregime in de lente van 1940. De Duitse propaganda slaagde er aanvankelijk in om het Russische regime hiermee in diskrediet te brengen. De geallieerden van hun kant beweerden tijdens WO II dan weer verkeerdelijk dat het Duitse regime zelf verantwoordelijk was voor de slachting. Later zou blijken dat Rusland wel degelijk verantwoordelijk was voor het bloedbad (zie “Bloedbad van Katyn“).
Vercnocke schreef over de reis het ooggetuigenverslag ‘Ik was in Katyn’ en benoemde de opgedane indrukken als hartbrekend, dierlijk en wreed. Even later werd zijn verslag in een Duitse propagandafolder gepubliceerd. Dit bezoek werd hem op zijn proces zwaar aangerekend.
EEN KEERPUNT
1943: Toen de algemene leiding van Zender Brussel werd overgedragen aan een SS’er, raakte Vercnocke meer en meer verwikkeld in discussies en pesterijen. Vercnockes pro-Dietse houding werd hem niet in dank afgenomen – het woord Diets was zelfs verboden door de censuur. Het begon Vercnocke te dagen dat het naziregime enkel de opslorping van Vlaanderen beoogde binnen het Duitse Rijk. Tenslotte diende hij zijn ontslag in.
Oktober 1943: Publicatie van de dichtbundel Hansa.
- In zijn memoires zou Vercnocke later optekenen dat zijn dichtbundel Hansa, verschenen in oktober 1943, een bewijs was van zijn Vlaams-nationalistisch verzet tegen de bezetter. De titel zinspeelde op de Vlaamse Hanze van Londen, twee eeuwen ouder dan de Duitse, en de bundel in zijn geheel was een belijdenis van het Dietse eerstgeboorterecht (Getypt verslag Ridder, Dood en Duivel 1966, 50). (bron: Tibau p. 17)
1944: De propagandafilm “Vlaanderen te weer” , op basis van een scenario van Vercnocke wordt een aantal malen vertoond.
15 september 1944: Na de bevrijding wordt Vercnocke aangehouden De volgende dag wordt hij met andere collaboratieverdachten overgebracht naar schoolgebouwen in de Boomgaardstraat in Brugge. Enkele dagen daarop bracht men alle gevangenen naar het interneringskamp Sint-Kruis bij Brugge
NA DE OORLOG
1945: Er werd besloten dat Vercnocke berecht zou worden in het Volk en Staat-proces voor de krijgsraad in Antwerpen. De beschuldiging luidt dat hij zijn poëzie in dienst had gesteld van de bezetter en zich had bezondigd aan het schrijven van pro-Duitse artikels in Volk en Staat.
Op dat proces, van november 1945 tot eind januari 1946, veroordeelde de krijgsraad hem tot 12 jaar gevangenschap en twee miljoen frank schadevergoeding – na het proces in beroep werd de gevangenisstraf in januari 1948 omgezet naar 10 jaar.
Februari 1948: Vercnocke bekomt de goedkeuring voor een overplaatsing naar de ruimere gevangenis van Merksplas. Hij krijgt er de taak om te tekenen en te schrijven voor de gevangeniskrant en de toneelvoorstellingen van het Welfare-programma, bedoeld als heropvoeding voor de gedetineerde collaborateurs.
Hij zal uiteindelijk vijf jaren in gevangenschap doorbrengen.
Tijdens die gevangenisperiode houdt hij een poëtisch dagboek bij met gedichten die hij later in de bundels De Gouden Helm en Het Eiland Antilia zal opnemen (beide gepubliceerd in 1951). De eenzame afzondering in de cel bepaalt de toon van deze verzen. Het Eiland Antilia bundelt die gedichten die de zee en het exotische verbeelden, steeds in een macabere sfeer.
In september 1949 komt Vercnocke vrij.
1949: Ferdinand Vercnocke leert Simonne Wolfs (1919-2015) kennen, die al lang een grote bewondering koestert voor zijn werk. Ook zij heeft een dichtbundel op haar naam staan, nl. “De dagtocht”.
1950: Tekent de illustraties bij een heruitgave van Stijn Streuvels’ “Genoveva van Brabant” (uitg. “’t Leieschip-Kortrijk).
29 september 1951: Treedt met Simone Wolfs in het huwelijk. Ze vestigen zich in hun huis te Weerde.
In die periode werkt hij nog een korte tijd mee aan “De Nieuwe Linie” en “De Standaard”. Hij schrijft ook opnieuw spreekkoren voor de IJzerbedevaarten en de Vlaamse Nationale Zangfeesten.
Augustus 1955: Opvoering van het massaspel in openlucht “Godelieve van Gistel” waarvoor hij de tekst schreef in een regie van Remy Van Duyn
1962-1968: Supervisor in het Brussels filmlaboratorium Meuter-Titra. Vercnocke verzorgt de ondertiteling van Engelstalige films en tv-programma’s.
In zijn laatste levensjaren heeft de dichter zich vooral aan zijn gezin gewijd, zijn schilderkunst en zijn poëzie.
- Hij schreef nog acht poëziebundels, een aantal zijn in eigen beheer uitgegeven en door het motief van de zee geïnspireerd. In die latere bundels valt de mildere en filosofische toon op. Er komt, onder invloed van zijn gezinsleven, aandacht voor ontroerende momenten uit het dagelijkse leven. Toch blijft de Vlaamse zaak een speerpunt, bijvoorbeeld in de bundel Geuzenpenning (1975).
1964: Vercnocke krijgt eerherstel, naar aanleiding van een nieuwe wet inzake eerherstel voor voormalige collaborateurs.
- In de jaren 1970 ontplooit hij vooral zijn ander talent: de schilderkunst. In totaal zal zijn penseel goed zijn voor meer dan 300 werken.
21 maart 1987: Gehuldigd ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag in de Abdij van Grimbergen, waar zijn laatste bundel “De Aardse Staat” gepresenteerd wordt. De laudatio wordt uitgesproken door Anton van Wilderode. Ook van zijn schilderwerk (zo’n 300 schilderijen) is een overzichtstentoonstelling georganiseerd.
12 mei 1989: Overlijdt te Duffel op 82-jarige leeftijd.
18 mei 1989: Wordt in zijn geboortestad Oostende (begraafplaats Paster Pype) begraven.
EPILOOG
In juli 2019 verscheen aan de KUL (faculteit Wijsbegeerte en Letteren) een masterscriptie over de oorlogsjaren van de auteur geschreven door Ingeborg Tibau, met professor Dirk De Geest als promotor. Doordat Mevr. Tibau eveneens inzage had in de dossiers van het krijgsauditoraat die tot de veroordeling leidden en stukken uit het familiearchief, kon ze één en ander scherper stellen.
- De bewering dat Vercnocke lid zou geweest zijn van de Algemene SS Vlaanderen en zich meer en meer compromitteerde naarmate de oorlog vorderde wordt in de studie sterk in twijfel getrokken.
“Vooreerst is Vercnockes belangstelling voor het nationaalsocialisme en de volksverbonden kunst al ruim voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Daarnaast gaat het niet om een geleidelijke toename in de mate van bevlogenheid, als wel om een piek in 1940-1942, gevolgd door een afname en het verleggen van de focus op de eigen volks-nationale belangen. (…) Er werd [op het proces] veel rekening gehouden met zijn zelfstandige evolutie tijdens de bezetting, zozeer zelfs dat men in het vonnis van een ‘opstand tegen de algehele verknechting van het nazisme’ zou spreken. Een andere factor was het ontbreken van enig bewijs voor lidmaatschap van paramilitaire organisaties. (…) Van SS-neigingen aan het einde van de oorlog kan al helemaal geen sprake zijn, als leden van het IJzerbedevaartcomité reeds in 1942 vaststelden dat Vercnocke op zijn schreden was teruggekeerd. (…) De figuur Vercnocke staat dus voor Vlaamse literaire collaboratie met het oog op Dietse zelfstandigheid.” (Tibau, 2019, pp 113-114)
- Ingevolge een interne reglementering van de KUL zal de tekst van deze scriptie slechts binnen een paar jaar online gepubliceerd worden. Op de KUL kan deze wel al fysiek geraadpleegd worden.
MEER OVER FERDINAND VERCNOCKE
- Beyen, M. ‘Vercnocke, Ferdinand’. In: De Schryver, R. (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo 1998, p.3215-3216.
- Brems, E., ‘De verkondiger van het bloed. De literaire opvattingen vann Ferdinand Vercnocke in Volk en Staat (juni 1940-juni 1941)’. In: Driemaandelijks Tijdschrift van de Auschwitz-Stichting, nr 50 (januari-maart 1996), p. 5-22.
- De Geest, Dirk, ‘Twee uit elkaar gegroeide loten eener eenwortelige literatuur’? De perceptie van de Nederlandse literatuur in Vlaanderen tijdens de Tweede Wereldoorlog’. In: Nederlandse Letterkunde, jg 4 p. 116-135.
- Jan d’Haese, Ferdinand Vercnocke, Tussen land en zee. VWS-Cahiers nr 12 jg 3 nr 2A zomer 1968.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
De gegevens voor deze bijdrage zijn voor het overgrote deel ontleend aan L. De Keyser “Ferdinand Verknocke: de dichter en de zwinstreek. Aangevuld door analyses van Eveline Vanfraussen.
Websites
- Ferdinand Verknocke : de dichter en de Zwinstreek L. De Keyser …
- Ferdinand Vercnocke – Wikipedia
- Ferdinand Vercnocke · dbnl
Referenties
- Vanfraussen, Eveline, ‘Ferdinand Vercnockes dragers van het volkse beginsel’. In: Verbrande schrijvers. Culturele collaboratie in Vlaanderen 1933-1945. L. De Vos; Y. T’Sjoen en L. Stynen (red.). Gent, Academia Press 2009 p. 93-114.
- Ingeborg TIBAU, Ferdinand Vercnocke: als boegbeeld veroordeeld. Een geval van Vlaamse literaire collaboratie voor de krijgsraad, masterproef, KULeuven, Faculteit Letteren, 2019.
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- Vercnocke schreef ook meerdere toneelstukken, die in de chronologische bibliografie niet zijn opgenomen, maar wel worden vermeld in het overzicht per genre. Het overzicht per genre vindt men na de chronologische bibliografie.
- Een verrassend addendum sluit de tekst af
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht
Werken gerangschikt per genre
Poëziebundels
- Zeeland, Beelden en zangen. Kortrijk, Steenlandt, 1934 (2e druk 1937; 3de druk 1942).
- Koning Skjold. Kortrijk, Steenlandt, 1935 (2de uitgave, sterk gewijzigd en verlucht met houtsneden, Brugge, Cultura, 1941).
- De Geesel Gods. Brugge, Cultura, 1936 (2e druk 1937).
- Nieuw Volk. Gedoemde grenzen. Aalst, Uitgeverij Dietschland, 1937.
- Een zeegedicht. Brugge, Cultura, 1939.
- Heervaart. Verzen. Brugge, Cultura, 1941.
- Zeenacht, met muziek van Arth. Meulemans (6 blz.), 1941.
- Ask en Embla. Brugge, Cultura, 1942.
- Hansa, gedichten. Brugge, Cultura, 1943.
- De Klokhofstee. Niet uitgegeven, 1944.
- Het Eiland Antilia. Tielt, Lannoo, 1951.
- De Gouden Helm. Langemark, Vonksteen, 1951.
- Zee in het Westen. Antwerpen, Die Poorte, 1954.
- Land aan het Zwin. Weerde, eigen beheer, 1961.
- De stad in Zee. Antwerpen, Die Poorte, 1964.
- Moederzee. Verzen. Weerde, eigen beheer, 1967.
- Deltaland. Hasselt, Heideland, Poëtisch Erfdeel der Nederlanden, 1973.
- De Geuzenpenning, gedichten. Weerde, eigen beheer, 1975.
- De Zeven Zeeën, bloemlezing. Weerde, eigen beheer, 1976.
- De Aardse Staat, gedichten. Weerde, eigen beheer, 1987.
Toneel
- Als Roeland luidt (opvoering 1935, 1955)
- Dampierre (opvoering 1938, 1941)
- Magellaan -53p. stencil(1943)
- Ouders van Rubens -54p. (1946 – ook vertaald in het Engels)
- Brief aan Goethe. Komedie. -68p. stencil (1949)
- Martinus. Spel van de arbeid. -92p. stencil (1952)
- De Rode Kaproenen -232p De Kogge Weerde (1952)
- Ysersage Openluchtspel voor de IJzertoren. -30p. stencil (1953)
- St.-Godelievespel -54p. Stencil (1953 – opvoering 1955)
- De Grote Zwartrok (Paul Desmet) -63p. Stencil (1953)
- Karel De Stoute -65p. Stencil (1955)
- Adele van Opwijk. 11 juli spel voor jongeren. -28p. Stencil (1955)
- Drie Volkse Spelen: Als Roeland luidt, Dampierre, De Rode Kaproenen (1956 – eigen beheer)
- Held van Hiroshima (1956)
- The A-Bomb (1956 – vertaling ‘Held van Hiroshima’)
- De Stad . Drama van de moderne stad. -50p. Stencil (1957)
- Karlemanje -73p. Stencil (1961)
- Pieter Coutereel. Historisch spel voor deze tijd. -77p. Stencil (1964)
Proza
- Liebaerts, sagen voor de Dietsche jeugd. Leuven, Davidsfonds, 1937.
- Onze Adelbrieven, Brussel, Steenlandt, 1942.
- Vlaanderen in nood, Brussel, Steenlandt, 1942.
- Kapitein Kruyt. (roman) Brussel, De Arbeiderspers, 1960 (2e druk 1964).
Nawoord
Hoe zag Vercnocke zijn taak als dichter ?
Bij iemand als Ferdinand Vercnocke staan we mijlenver verwijderd van de leuze van de tachtigers : poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Volgens Vercnocke is een kunst beoefenen die alleen voor een elite toegankelijk is, verkeerd. Hij wil enkel en alleen schrijven voor het volk.
Enkele citaten
- “‘Volk’ omsluit hier alle volksgenooten, alle standen” (F. Vercnocke, Volksche letteren, Volk,Maandschrift voor Dietse kunst en kultuur, IV, 1938, p. 39.)).
- Een eerste taak van de dichter is dan zijn volk bewust te maken. “In de verre jeugd der Dietsche landen, zijn de dichters dus in de eerste plaats de nationale barden, de zangers, die den levenden de daden van het voorgeslacht openbaren, opdat de grootheid van het verleden de toekomst zou openbaren. Aldus is de Dietsche dichter oorspronkelijk de hoeder van het nationaal bezit…” (F. Vercnocke, Volksche letteren, Volk,Maandschrift voor Dietse kunst en kultuur, IV, 1938, p. 39.)).
- Vandaar dat Vercnocke zich zo dikwijls geïnspireerd heeft op de Germaanse mythologie. En zoals in de Germaanse tijd, moet ook nu de Vlaamse dichter zijn verantwoordelijkheid opnemen. “En wanneer hij spreekt, zal zijn kunst in de volheid van haar volkomenheid, het gehele volk verwonderen, en in zijn woord zal de gemeenschap haar spiegelbeeld herkennen. En mocht, tenslotte dat volk in zijn gemeenschappelijk erfbezit, zijn vrijheid, worden getroffen, dan zal hij, de dichter, het allereerst opstaan en het heimwee van het volk uitzingen, en vergezichten van grootheid en roem verkondigen. Wij gelooven in het leiderschap van den dichter. Wij zeggen het met geheel ons hart dan hartstochtelijken Shelley na: ‘Poets are trumpets that sing to battle; poets are the unacknowledged legislators of the world’ (F. Vercnocke, Volksche letteren, Volk,Maandschrift voor Dietse kunst en kultuur, IV, 1938, p. 39.).
Een situering van Vercnockes werk in de Nederlandse letterkunde in het Zuiden en de receptie van zijn werk.
Dichter van politieke en volksgebonden poëzie
- Vercnocke moet gesitueerd worden na “de generatie van de expressionisten Wies Moens, Marnix Gijsen, Paul van Ostaijen, Gaston Burssens e.a. die tijdens en onmiddellijk na de verscheurdheid van de wereldoorlog de humanitaire broederschap verkondigden, alsmede na de post-expressionisten (Jan Vercammen, Pieter G. Buckinx, André Demedts, René Verbeek, Paul Devree e.a.) die aanvankelijk in de “Tijdstroom”, nadien in “Vormen” tegen hun tien jaar oudere confraters reageerden” (J. Haest, Ferdinand Vercnocke, Antwerpen, 1980, p. 12.).
- Toen Vercnocke op het literaire toneel verscheen, wou hij ijveren voor een hernieuwde aandacht voor land en volk. In de literatuurgeschiedenis wordt hij ondergebracht bij de dichters van politieke en volksgebonden poëzie. Hij wordt dan ook beschouwd als één van de meest romantische dichters van deze groep.
In de lijn van de West-Vlaamse school
- Dr. H.W.E. Moller situeert hem bij de jongste generatie katholieke dichters die de lijn van de Westvlaamse school verder zetten (H.W.E. Moller, Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde, Heemstede, 1939, p. 409.).
- Ook André Demedts benadrukt de invloeden van de Westvlaamse partikularisten op Vercnocke. “Willems, Conscience, Ledeganck, Gezelle, Verriest, Rodenbach en De Clercq vormen een ononderbroken ketting, die met Moens en Vercnocke verder gaat en verlengd zal worden zoo lang als de zorgelijke politieke toestanden voor ons volk zouden blijven voortbestaan (A. Demedts, De Vlaamsche poëzie tusschen 1918 en 1941, Diest, 1941, p. 116.)”.
- In dit kader vermeldt men ook zijn medewerking aan het tijdschrift “Volk”. Lieven Rens noemt “Ferdinand Vercnocke met zijn Germaanse verbeeldingen de markantste figuur van deze groep” (L. Rens, Acht eeuwen Nederlandse letteren – van Van Veldeke tot vandaag, Antwerpen, 1971, p. 128.).
Commentaren op Vercnocke’s poëzie
- Alhoewel Vercnocke zich soms wel eens bezondigd heeft aan pathetiek, heeft men altijd de kracht van zijn verzen en de bondige verwoordingen bewonderd. “Het werk van Vercnocke munt niet uit door fijne zegging of een keurig versierde vorm. Zoals hij het wenscht, lijkt het krachtig en beslist als de heldenfiguren uit de geschiedenis over wie het meermalen handelt, ruig en eentonig als het land en de zee van Vlaanderen die hij in rauwe rhythmen bezingt.” (A. Demedts, o.c.)
- Ondanks deze themata geven zijn verzen toch een doorleefde indruk : “… dat hij anderzijds een vers weet te schrijven dat zich voortbeweegt op een rijken gevoelsstroom, getuigt voor zijn groeiende en geschakeerde persoonlijkheid.” (O. Van der Hallen, Vijftig jaar katholieke in Vlaanderen (1885-1937), 1938, p. 99.)
- Wat men hem wel vaak verwijt is het feit dat zijn Vlaams-nationalistische boodschap het poëtische vaak overheerst en verdringt. “Het gevaarlijke bij dezen dichter is, dat zijn overtuiging hem vaak tot schrijven noopt, wanneer hij er niet innerlijk toe aangedreven wordt. Dan ligt er te weinig bezieling en waarachtigheid in zijn vers. Het slaat tot een theoretisch brallen over, dat met de Geuzenliederen wel de luide stem gemeen heeft, maar al te weinig van hun onvergetelijke levensechtheid bezit. (A. Demedts, o.c.)
- Ook L. Sourie oppert hetzelfde bezwaar : “en al kan het jammer heten dat hij in zijn laatste bundels commentaren opdist die niets met kunst te maken hebben, in zijn beste gedichten bewees hij een oorspronkelijk en krachtig karakter”. (L. Sourie, Vlaams letterkundig lexicon, Komen, 1951.)
Proeve van conclusie
- Een hoofdfiguur uit de Nederlandse letterkunde is Vercnocke niet geweest. Toch mogen we zijn belang voor onze letteren zeker niet onderschatten. In de jaren voor en tijdens W.O.II was hij een veel gelezen dichter.
- Hij heeft, wel wat extreem, weergegeven wat onder de Vlaamse bevolking leefde. Hij is hoe dan ook een schakel geweest in de evolutie van de Vlaamse beweging, van Conscience tot nu. We moeten er ook rekening mee houden dat Vercnocke door het anti-flamingantisme van na de tweede wereldoorlog een beetje in de vergeetput werd geduwd. Vandaar dat de meeste auteurs van de literatuurgeschiedenis alleen oog hebben voor zijn Vlaams-nationalistisch werk. Over de werken waar andere themata behandeld worden, wordt meestal niets gezegd en dit beeld klopt toch niet helemaal met de realiteit…
ADDENDUM
Ferdinand Vercnocke werd tevens door Laïs (her)ontdekt: zij zingen van hem “Bruidsnacht”, een tekst qua thematiek sterk doet denken aan “De Vondeling van Ameland” van Freek de Jonge (op muziek gezet door Boudewijn de Groot). Oordeel zelf:
Zij is naar ’t duin gegaan Haar bruidskleed had zij aan Baren gaan heen en weer Sterren staan klaar Eenzaam in doods gebied Ontwaakt hij en hoort haar lied Baren gaan heen en weer Donker is ’t tij Hij kwam uit zee naar ’t strand Hij nam haar bij de hand Baren gaan heen en weer Sterren staan klaar Donker duin Donker duin Sterren staan helder klaar Zij rusten eeuwig Bij elkaar Toen in dat geurend kruid Werd zij ’n gekroonde bruid Baren gaan heen en weer Donker is ’t tij Hij nam haar met zich mee Terug naar de brandende zee Baren gaan heen en weer Sterren staan klaar Donker duin Donker duin Sterren staan helder klaar Zij rusten eeuwig Bij elkaar Donker duin Donker duin Sterren staan helder klaar Zij rusten eeuwig Bij elkaar