Maakt deel uit van: West-Vlaamse school
Eugeen Van Oye
Torhout, 3 juni 1840 – Gistel, 4 juni 1926
Eugeen Van Oye (soms ook Eugène Van Oye) was arts, dichter en toneelschrijver.
Verschillende van zijn gedichten werden op muziek gezet.
BIOGRAFIE
3 juni 1840: Geboorte van Eugeen Van Oye te Torhout, als zoon van de liberale arts René van Oye, voor wie een creatieve belangstelling voor muziek en poëzie niet vreemd was.
Oktober 1854: Wordt als leerling ingeschreven in het kleinseminarie van Roeselare.
- Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Guido Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. De vriendschap vertroebelde doordat Gezelle’s overtuiging dat Van Oye voor het priesterschap geroepen was niet terecht bleek.
Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden.
Sommige auteurs (o.a. de dichter Urbain Van de Voorde in Gezelle (1926) en Gezelle’s Eros (1930)) wijzen op de erotische ondertoon van het gedicht ‘Dien avond en die rooze’ . Het gedicht vindt u na de bibliografie.
1858: Vader Van Oye roept hem uit het Kleinseminarie terug.
Januari 1859 – oktober 1860: Leerling op de landbouwschool te Torhout, waar ook zijn vader les gaf.
1860-1866: Studeert geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij wordt lid van de Leuvense studentenvereniging Met Tijd en Vlijt, een genootschap van flaminganten, schrijft gedichten, zingt in een koor maar schiet tekort in zijn medische studies.
1866-1870: Zet zijn studie voort aan de universiteit van Gent. In Gent verkeert hij in liberale kringen en wordt oa lid van het vrijzinnige Vlaamsgezinde ’t Zal wel Gaan’. Behaalt zijn doctoraal in de geneeskunde.
1870: Gaat werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en komt zo terecht op het slagveld van de Frans-Duitse oorlog tot eind mei 1871.
Juli 1871: Hij vestigde zich als arts in Oostende.
1874: Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle.
Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays.
- In 1884 en 1894 werd Morgenschemer gevolgd door de dichtbundels Vonken en stralen (1884) en In’t blauwe (1894). Daarnaast bewerkte hij toneelstukken van Poesjkin en Ohlenscläger om in 1909 met het oorspronkelijke Wagneriaanse “dramatische gedicht” Balders dood en in 1910 met de ‘gedramatiseerde legende’ Godelieve van Gistel voor het voetlicht te treden.
28 oktober 1876: Huwelijk met de Duitse Maria Rumschöttel uit Trier.
1914-1918: Tijdens de oorlog laat hij zich in met het activisme.
- Politiek verregaande naïef ging hij zich te buiten aan een hersenschimmig staatkundig idealisme, gericht op de stichting van een Vlaamse staat, die samen met een koninkrijk Holland een soort dubbelstaat zou vormen onder de beschermende vleugels van een liefhebbend Duitsland.
Najaar 1918: Na de ineenstorting van Duitsland wordt hij aangehouden en gerechtelijk vervolgd. Het is vooral door de getuigenis van Hugo Verriest dat hij werd vrijgesproken.
1919: Als gevolg van deze oorlogsperikelen verliest hij het lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 briefwisselend en vanaf 1910 werkend lid was.
1923: Deze naoorlogse ervaringen vormen het onderwerp van zijn roman Mijn gevangenis, dat zonder zelfbeklag en met veel humor geschreven is.
1924: Staatsprijs voor Vlaamse toneelletterkunde voor Godelieve van Gistel.
4 juni 1926: Overlijden te Gistel.
Over Eugeen Van Oye gesproken…
Met Hugo Verriest, Gustaaf Verriest, Karel de Gheldere en Karel Callebert wordt Van Oye tot de kring van leerlingen van Gezelle gerekend. Zijn leermeester zou een blijvende invloed op de stijl van Eugeen Van Oye uitoefenen.
Nochtans mogen we niet vergeten dat Van Oye naast zijn ernstig beleefd katholicisme ook een liberaal denkend en handelend man was, met een grote sympathie voor de Duitse cultuur. Hij voelde zich als liberaal denkend man aangetrokken door de Richard Wagner, die naast Bakoenin in 1849 te Dresden op de barricaden had gestaan en die wilde dat de koning liberale hervormingen doorvoerde, de Wagner die tot 1860 in ballingschap had geleefd.
Tot in de jaren zestig nog stond in alle Vlaamse bloemlezingen zijn Kipling-achtige vers ‘Wees man’:
Wees man en houd u recht: buig nooit en buig voor niemand – dan voor de Waarheid, bruid der eeuwen, geest van God, Zie! rond uw voeten krielt een kruipend slavenrot… Ontstijg dien modderpoel! Daar zijt ge uzelf, zijt Iemand.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Jan J.M. Westenbroek, Guido Gezelle (1830-1899) en de West Vlaamse school. In: Ada Deprez: Walter Gobbers; Karel Wauters (red.): Hoofdstukken uit de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 2. KANTL Gent 2001 pp.237-239.
- Jan J.M. Westenbroek, Eugeen Van Oye, Heen in dromen, VWS-Cahiers jg. 4, nr 1 Lente 1969. -15p. (Een uitgave van de vzw Vereniging van Westvlaamse Schrijvers).
SMAAKMAKER
Op het strand
Gij giet in hert en ziel, o zee,
met eeuwig smeekend smachten,
een zee mij van gevoelens en
een wereld van gedachten.
Wat is ’t toch wat me droomen doet
vol weemoed en verlangen,
wanneer ‘k in uw getoover lig
gebonden en gevangen?
Is ’t de eeuwigheid? Is ’t de eeuwigheid?
Het eindelooze leven?
Ik voele ze in mijn hert en ziel
en heel mijn wezen beven –
En dichtte ik duizend jaren nog,
’t en waar’ niet uitgezongen
hetgene me uit uw golven, zee,
is in de ziel gedrongen
Sterrenloze nachten
Fecisti nos, Domine, ad te; et inquietume
est cor nostrum, donec requiescat in te. (Augustinus)
Altijd wensen, altijd vrezen,
hoop en wanhoop in het hart:
rusteloos geslingerd wezen
van de vreugden naar de smart…
Altijd voorwaarts, voorwaarts haken,
zonder stuurman, zonder baken,
naar een steeds onzichtbaar strand :
en – bij ’t moedig henenstromen,
moedeloos, droefgeestig dromen
van ’t verloren kinderland !
Gistren wiegde ik heen in dromen
die vandaag vervlogen zijn;
andre zullen wederkomen
met hun valse toverschijn…
Ach, het onstandvastig wezen
van ’t geluk dat, pas gerezen,
henenwasemt in verdriet !
Tussen ’t gister en het heden,
tussen toekomst en verleden,
welk een stipje, welk een Niet !
‘k bemind en heb genoten,
‘k heb geweeklaagd en gezucht,
’t woelziek leven uitgegoten
op de winden in de lucht.
‘k zocht, gezweept door hunne roede,
’t lokkend leven, levensmoede…
tot ik machteloos nederviel…
O ! wie zal daarheen mij voeren
waar geen banden zullen snoeren
mijne vrijgeboren ziel ?…
Morgenschemer (1874)
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninkijke Bibliotheek van België – Brussel – Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- POËZIECENTRUM vzw – Gent.
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
Nota bij ‘Avondschemer’:
In 1997 vond Filip Debaillie uit Gistel een klein werkschrift van de hand van Eugeen van Oye terug. Het schriftje telde 106 pagina’s ruitjespapier, waarin van Oye rijmende gedichten, bedenkingen, invallen en proza had geschreven. Blijkbaar bevatte het een eerste ontwerp voor een dichtbundel waarvoor hij al een titel had gekozen: Avondschemer. Op initiatief van Filip Debaillie heeft professor Johan van Iseghem (K.U.Leuven en Kulak, Moderne Nederlandse Literatuur) van dit bundelontwerp van van Oye een zo getrouw mogelijke uitgave gemaakt, al verliep dat niet rimpelloos. De vorm die Eugeen van Oye aan zijn laatste bundel wenste te geven, was niet zo gemakkelijk af te leiden uit het oude werkschrift: zo gaven o.a. de groepering en de paginering heel wat moeilijkheden. Buiten de transcriptie van de handgeschreven teksten zorgde Johan van Iseghem voor de nodige commentaren over het leven van de dichter, de teksten en de totstandkoming van deze uitgave. Zo is dit boek een belangrijk literair-historisch document geworden.
DIEN AVOND EN DIE ROOZE
‘k Heb menig uur bij ugesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
‘k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zo lief met u,
zoo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zoo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als de uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond, neêrgezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Noch nooit een blom zo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
– wie zal dit kwaad genezen? –
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die rooze, al was ‘t een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen,
toch lang bewaart, dit zeg ik u,
‘t en ware ik ‘t al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u
dien avond – en – die rooze!
Guido Gezelle
Geschreven op 1 november 1858 voor zijn leerling Eugeen van Oye.
Toelichting
koste: kon
moste: moest
van: door
ware…verlozen: zou verliezen