Maakt deel uit van: dichters van 't Fonteintje
URBAIN VAN DE VOORDE
Blankenberge 27 oktober 1893 – Leuven 16 juli 1966
Urbain Van de Voorde was een traditionalistisch dichter, criticus en essayist.
Zijn visie op poëzie maakte dat hij vrij nauw aansloot bij de dichters van ’t Fonteintje (1921-1923).
Had als katholiek criticus grote invloed bij de nieuwe generatie van de jaren dertig.
BIOGRAFIE
27 oktober 1893: Urbain Pieter Maria van de Voorde werd geboren te Blankenberge.
- Hij debuteerde in De Stem van Dirk Coster met wiens ethiek en humanisme hij zich verwant voelde.
- Dirk Coster (1899-1940) was een Nederlands publicist. Hij was tussen de twee wereldoorlogen hoofdredacteur van het tijdschrift De Stem (1921-1941), dat wel eens beschreven werd als “bolwerk van de ethisch humanistische richting”. Zelf stelde hij in 1915: “Litteratuur is de openbaring van den mensch, al wat hij is en wat hij kan zijn, vanaf zijn duisterste diepten tot aan zijn hoogten waar iets goddelijks begint” (geciteerd in Paul de Wispelaere Van Stem tot Anti-stem, p.22.)
1920-1944: Werkzaam als ambtenaar aan het Ministerie van Onderwijs en werd vervolgens journalist.
1921: Debuteerde als dichter met de verzenbundel “De haard der ziel“, een bundel die nog sterk onder invloed stond van Karel Van de Woestijne en het symbolisme.
- Thema: Het bewustzijn van zijn onheelbare romantische gespletenheid. Vormelijk gegoten in strak gebeeldhouwde sonnetten – waarin de banaliteit van de beeldspraak, de stroefheid van zinsbouw en versritme evenaart.
1921-1923: Daar het humanitair engagement zich bij hem niet spontaan kon uiten in vrije ritmen, kwam hij algauw terecht in het kamp aan de overzijde van het expressionisme, nl bij de dichters van ’t Fonteintje. Vele van zijn verzen zouden in dit literaire tijdschrift gepubliceerd worden.
1924: In Diepere krachten zijn tweede bundel, krijgen we een meer meditatieve sfeer.
- Duidelijk wordt dat de dichter geleidelijk aan tot een synthese te komen van de dualismen lichaam-ziel, zintuigen-geest, gevoel-rede en vorm-inhoud.
Zijn latere bundels (Eros Thanatos, 1943); in De gelieven (1951) en Metamorfosen (1956) tonen hoe de dichter in streng classicistische strofische vormen naar de drijfveren en de gronddimensies van het menselijk bestaan zoekt. Drie motieven komen hierbij op de voorgrond: liefde, dood en God.
1926: Publicatie van een psychologische novelle: “Het meisje Lea“.
1930: Vanaf 1930 is Urbain Van de Voorde – afgezien van een drietal dichtbundels- voornamelijk actief als essayist en polemist.
Als kunstcriticus had hij in de jaren dertig een grote invloed op de nieuwe generatie die toen opkwam. Hij heeft zich steeds fel afgezet tegen de moderne stromingen: expressionisme, surrealisme, dadaïsme, de dichters van De Tijdstroom en experimentele poëzie. In de modernistische kringen werd hij hierom herhaaldelijk beschimpt.
- Zijn Modern, al te modern, is een kritiek der Vlaamse poëzie van 1923-’30; Keerend Getij behandelt de jaren van 1931-’41.,
- Van de Voorde ’s basisstelling, waartegen hij zijn ‘critiek der Vlaamsche poëzie’ aftoetst, is zijn overtuiging dat kunst een intens beleefde levenskunst is, waarbij de mens zich bewust wordt van zijn eeuwige bestemming en daardoor aangezet wordt tot het belijden van de eeuwige christelijk-humanistische waarden.. in het voetspoor van N. Berdadjev gaat het om niet minder dan de herleving van de christelijke middeleeuwen toen het ware, het schone en het goede nog één waren.
In Guido Gezelle (1926) en Gezelle’s eros (1930) onderstreepte hij als één der eersten de platonisch-erotische component in Gezelle’s poëzie.
- Daarin een beschouwing tot verklaring van Gezelle’s jarenlang stilzwijgen als dichter, niet omdat de kerkelijke overheid hem tegenwerkte, doch voortvloeiende uit zijn eigen gesteldheid. Hij haalt daarbij Gezelle’s gedicht aan, voor Eugeen van Oye, zijn vriend, onder de titel:
DIEN AVOND EN DIE ROOZE,
met als slot:
Noch nooit een blom zoo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die dien avond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo wel voor mij als u, – wie zal dit kwaad genezen! – een uur bij mij, een uur bij u, niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was ’t een roos van u, niet lang een roos mocht wezen; toch lang bewaart, dat zeg ik u, ’t en ware ik ’t al verloze, mijn hert drie dierbre beelden: u, dien avond – en – die rooze!
Ook schreef Van de Voorde enkele werken van cultuurhistorische en filosofische aard (Het pact van Faustus, 1936 – dat wegens plagiaat fel gecontesteerd werd; De poëtische inspiratie, 1942; Frankrijks dubbele ziel, 1943) en een aantal essays over literatuur.
Ten slotte verschenen van zijn hand een aantal studies over beeldende kunstenaars (Vorm en geest, 1939; De nationale traditie in onze beeldende kunsten, 1944).
1947: Redacteur kunst en letteren bij het dagblad “De Standaard“. Werkte tevens mee aan verschillende Vlaamse en Nederlandse tijdschriften.
16 juli 1966: Urbain Van de Voorde stierf te Leuven.
SMAAKMAKER
Uit Diepere krachten (1924)
Alles doorleefd en niets geheel genoten; alles doordacht en niets geheel verstaan. ‘k voel dag aan dag de leegte in ’t hart vergrooten, maar nog geen deemoed in me, en zelfs geen traan. ‘k Wrok nog om smart en wegbrokklenden waan. ‘k Woel nog, ’t diepst wezen der natuur te ontblooten. – Wen heeft me ’t spel van ’t vlees genoeg verdroten dat kalm en diep ‘k mijn aardschen weg kan gaan ? Wat zult gij, God, mij dwerg onder de dwergen, in wien uw glans ligt met veel nacht in strijd, tot schreiens toe met werelds weelde tergen, en wat aan trotsverzake’, aan Liefde vergen, voor puur, heel na haar eerste majesteit, mijn ziel weer strandt voor uw stille eeuwigheid ?
De nacht gloort als gepolijst zwart marmer
Uit: Verspilde gloed. (1964)
De nacht gloort koud als gepolijst zwart marmer, De sterren, wier geheim geen droom meer teelt, maken mij nog een lieve illuzie armer met het precieze va hun roerloos beeld. O mathematische Orde, niets verheelt gij van den waan dat hoedt ons een Beschermer; mijn bloed vloeit niet meer inniger en warmer, als toen ‘k mij, zalig, dacht door ’t licht gestreeld, dat op mij, stillen knaap, uw diepten stortten. Dat slechts de dood ons weedom kan bekorten weet nu de man, wiens laatste heildroom vlood. O sterren, macht van ruiten en trapezen, uw strakke lijning is het die mijn wezen onwrikbaar spreekt van ’t eeuwge van den nood….
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988.
- Arno Kuypers, Over de jonge Dirk Coster, in: ZL Literair historisch tijdschrift jg.4 nr 1 p.25-47
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- Na het chronologisch overzicht volgt een overzicht per genre alfabetisch op titel met vermelding van datum van publicatie
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007 (devospiet@skynet.be)
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
A. Chronologisch overzicht
B. Overzicht per genre alfabetisch op titel met vermelding van datum van publicatie.
Poëzie
- De gelieven. (bundel) 1951
- De haard der ziel. (bundel) 1921
- Diepere krachten. (bundel) 1924
- Eros Thanatos. (bundel) 1943
- Het donker vuur. (bundel) 1928
- Metamorfosen. (bundel) 1956
- Per umbram Vitae. (bundel)1929
- Verspilde gloed. (bloemlezing) 1964
Novelle
- Het meisje Lea. 1926
Essays
- De nationale traditie in onze beeldende kunsten. 1944
- Albert Servaes, of: Het religieus expressionisme. 1943
- Frankrijks dubbele ziel. 1943
- Herkomst der hedendaagsche Vlaamse schilderkunst. 1943
- Keerend getij. Critiek der vlaamsche poëzie 1931-1941 1942
- De poëtische inspiratie, gevolgd door ” Poëzie en anti-poëzie ” 1942
- Vorm en geest. 1939
- ‘k Heb menig uur bij u… Essay’s over boeken en gedachten. 1937
- De Duitsche Letterkunde sinds 1914. 1936
- Guido Gezelle. 1926
- Critiek en beschouwing. Eerste bundel. 1930
- Gezelle’s eros of De leeraarstijd te Roeselare. 1930
- Charles De Coster en de Vlaamsche idee. 1930
- Een mysterie in de Vlaamsche Kunst ; het raadsel van den Meester van Flémalle. 1931
- Critiek en beschouwing. Tweede bundel, Gezelle-Bundel. 1931
- Modern, al te modern: critiek der Vlaamsche poëzie, 1923-1930. 1931
- Essay over Karel Van de Woestijne. 1934
- Ruusbroec en de geest der mystiek. 1934
- Het pact van Faustus. 1936
Monografieën
- Alice Frey. 1944
- Ferdinand Schirren. 1963
- Hubert Malfait. 1963