Hendrik Prijs
Sint Truiden 18 maart 1898 – Alken Terkoest 1984
Hij schreef gedichten, theaterstukken, romans en jeugdboeken.
Zijn romans liggen in de lijn van de historische streekroman, een genre dat ook door Emile Van Hemeldonck, Gaston Duribreux, Julien Kuypers en anderen beoefend werd.
Zijn meest succesvolle werk is de historische roman Het zwakke verzet uit 1942, die een aantal herdrukken kende en ook lokaal verfilmd werd. Een aantal van zijn werken verscheen in feuilletonvorm als voorpublicatie in “De Tram“, een weekblad dat in Sint-Truiden verscheen tussen 1893 en 1967.
Een naar hem genoemde literaire prijs, de Hendrik Prijs-prijs voor kortverhalen wordt jaarlijks uitgereikt door de stad Sint-Truiden.
Pseudoniem Remi Puc voor de verhalen uit de reeks: Vlaamsche filmkens
BIOGRAFIE
18 maart 1898: Geboren in St.-Truiden als derde van vier kinderen in het gezin van kleermaker Lambert (1845-1932) en Elisabeth Maria Leenen (1858-1932), beiden rasechte Haspengouwers; moeder Prijs dreef na haar huwelijk een winkel in kruidenierswaren, in een smal huisje in de Diesterstraat 53, vlakbij de Romaanse Gangulfuskerk. Daarvoor was ze werkzaam als kokkin bij een adellijke familie Hendrik had twee zussen (Caroline, 1894 en Marie, 1900) en een broer (Jozef, 1896), die priester werd;
Na de lagere school (één jaar in het St.-Trudo-Instituut van de Broeders der Christelijke Scholen, zes jaar in de Heilig-Hartschool) vatte hij de Grieks-Latijnse humaniora aan, maar na twee jaar schakelde hij over naar de lagere normaalschool van zijn geboortestad (1914-1918).
31 juli 1918: Behaalde zijn onderwijzersdiploma.
20 september 1918: Benoemd tot onderwijzer aan de oefenschool van de normaalschool; toen die naar Maasmechelen werd overgeplaatst, bleef Prijs liever verbonden aan de lagere school die toen met het Aangenomen College van het Heilig Hart werd opgericht.
1924: Huwt met Aline Groffy (1902-1987). Beide jongelui en gaan op de Diestersteenweg 14 wonen. Het gezin krijgt twee dochters: Anne-Marie (1925) en Lutgarde (1930).
Tussen 1926 en 1936 schreef hij aanvankelijk kindertoneel De droom van Jooske (1926), Een zieltje in donkerte (1927), Zij deden als mama (1928), De blinde ogen van Flippeke (1928), Het groote wonder in het land der witte zon (1931),nadien jeugdverhalen zoals Nistelken (1933) , De andere weg (1935) en Kraai (1936).
Een aantal daarvan schreef hij onder pseudoniem REMI PUC. Onder die schuilnaam leverde hij ook een drietal Vlaamse Filmkes aan.
1 oktober 1930: Hendrik Prijs werd benoemd tot schoolhoofd van de voorbereidende afdeling van het St.-Truidense Heilig-Hart-college, tot hij op 31 december 1959 – na 39 jaren eervolle dienst – met pensioen ging.
1930-1934: Een aantal van zijn jeugdverhalen werden uitgegeven bij uitgeverij J. Van In / Ang. Desoete te Lier in de verhalenserie voor de jeugd “Record”. Onder pseudoniem REMI PUC.
- Nr 19 Het geheimzinnige graf (1930)
- Nr 21 Satan tegen bliksem (1930)
- Nr 35 De wraak-ridder (1933)
1932: Bouwt een huis in de rustige Sint-Trudostraat 12, aan het stadspark.
Hij wordt actief lid van de nog jonge Kunstkring (waarvan hij tussen 1942 en 1959 voorzitter is) en inviteert schrijvers als Felix Timmermans, Ernest Claes, Anton Coolen en Alice Nahon in het lokaal gelegen aan de Tiense vest, en aan de vereniging geschonken door E.H. Trudo Govaerts. Prijs helpt jonge schilders exposeren: Coëme, Tysmans en Wallaert; hij laat de muziek aan bod komen (Arthur Grumiaux) en het cabaret (Renaat Grassin en Wim Sonnevelt). Uit die periode dateert ook zijn vriendschap met Streuvels.
1935: Zijn eerste literair succes kent hij met zijn lijvige bundel korte verhalen Eenzamen. (8 verhalen gepubliceerd door E. en J. De Geneffe in Sint-Truiden).
- Hij krijgt een gunstige kritiek van F.V. Toussaint van Boelaere (Amsterdamsch Algemeen Dagblad, 24-11-1936) en de bundel, licht beïnvloed door de voltairiaanse Joris Vriamont (De Exploten van Tabarijn, 1927), wordt o.m. door Elsschot opgemerkt en door de Amsterdamse uitgever Van Kampen.
1937: Een eerste korte roman is getiteld De stad op het einde.
1938: Verscheen zijn ‘eigenlijk eerste roman’, Het huis met de glycines.
- Bij de 2de druk voorzag Willem Elsschot een lovende inleiding bij het boek ‘een uiting van bitter sarcasme’. En ‘dwars door al dat kleine potsierlijke gedoe, dringt de onbarmhartige blik van de schrijver, als een Röntgenlamp door onze weefsels, zodat alle personages ons als het ware naakt voor de ogen staan. Van deze schrijver kan, als van Mephisto, gezegd worden dat hij het bal leidt als een perfecte dansmeester’.
- Elsschots Inleiding is ook opgenomen in: Willem Elsschot: Zwijgen kan niet verbeterd worden. Ongebundelde teksten. Samengesteld door A. Kets-Vree. Met medewerking van Gerd De Ley (Amsterdam, Loek & Van der Velden/Borsbeek, Baart, 1979, blz. 139).
1940-1945: DE OORLOGSJAREN
1942: Het zwakke verzet verscheen tegelijkertijd bij twee uitgeverijen: De Lage Landen in Brussel (183 blz.) en A.J. Strengholt in Amsterdam (184 blz.). Het werd herhaaldelijk herdrukt.
- Het is een op historische grondslagen geschreven verhaal van de Kempenaar Suske Martens, alias Suske de Poup, zijn eerste vrouw Anna Katrijntje en de tweede Anastasia Kaky, en de Bretoen Jean Baptiste Petit alias het Voorvelleke en zijn zoon en van de vele anderen uit het Haspengouwse land.
- De gebeurtenissen spelen zich af tussen 1774 en 1784-’85. Sint-Truiden maakte deel uit van het Prinsbisdom Luik dat een wat toleranter bestuur kende dan de Oostenrijkse Nederlanden onder het bewind van Jozef II. De stad lag in een agrarisch gebied dat relatief welvarend was, maar geteisterd werd door Bokkenrijdersbenden, waarvan hogergenoemden misschien wel deel uitmaakten. Zowel Suske als Voorvelleke werden te Sint-Truiden op de brandstapel geëxecuteerd. Anastasia Kaky werd terechtgesteld door wurging.
- De auteur maakte een overvloedig gebruik van de stedelijke archieven, hierin gesteund door zijn vriend de fotograaf Achilles Thijs (1903-1986)
- Het is geen toeval dat zowel Louis-Paul Boon (De Bende van Jan de Lichte, 1957) als Fred Germonprez (Dossier Bakelandt, 1963) dezelfde werkwijze volgden zij het, en dat moet toegegeven, met vaster hand en zuiverder pen.
- 1945: Vertaald in het Engels door Silvia De Ridder als Faible résistance. August Mathys bezorgde een Duitse versie: Wenn das Fleisch nachgibt (1960).
Over de vertalingen schreef Annemarie Prijs op 24 juni 1988: ‘De Duitse vertaling is bij Verlag J.P. Bachem-Haus Keulen geweest, niet tot een drukken gekomen. De Engelse vertalingen zijn naar Alliance Press Limited Londen gegaan. Ze schreven dat het werk van papa hun erg beviel, doch dat de vertaling in ’t Engels de geest die juist zo typisch is aan zijn romans, niet goed weergaf. Een nieuwe verbetering zou moeten gedaan worden, doch daar heeft papa geen stappen meer voor gedaan. Zo was het ook gelijktijdig bij Alfred A. Knopf, Borzoi Books te New York. Als dat heen en weer gepalaver begon, schoof papa het werk gewoon in zijn bureelschuif. Hij wou immers niet dat net dát waar hij zo’n goede kritiek op gekregen had in ’t oorspronkelijk werk, in vertaling teloor zou gaan. Daar hij een fervente lezer van Franse literatuur was, kon hij zelf goed oordelen over de vertalingen van De Pauw en Coeckelberghs. Deze ontgoochelden hem ná lezing. Zo bleven die werken gewoon hier liggen in typoscript.’ (bron: Luc Decorte)
- In 1986 werd een ‘historische speelfilm anno 1784’, in regie van Michel Ruymen, gedraaid naar Prijs’ Het zwakke verzet onder de titel: Suske de Poep en ’t voorvelleke. De film werd in St.-Truiden vertoond in het cultureel centrum ‘De Bogaart’ op 14, 26, 27 september en op 3 en 11 oktober 1986. (bron: Luc Decorte)
1943: Solden verscheen bij Uitgeverij Ignis te Brussel.
NA DE OORLOG
1953: Een historische heimatroman Geuzenvesper
- Deze roman is gesitueerd in de eeuw van Willem van Oranje toen Lodewijk van Nassau de stad voor korte tijd bezette en plunderde, de abt gevangen meevoerde en losgeld eiste.
- Het verhaal draait om de wever Aert van der Laeck die de stadspoorten zou geopend hebben, en daarvoor tot de dood veroordeeld werd.
1956: Schrijft een openluchtspel over de H. Trudo en inspireert zich daarbij op een werk van de Sint-Truidense dominikaan Christaen Fastraets uit 1562 dat hij sterk inkort. Het wordt opgevoerd in 1956 en in 1963.
Van 18 mei tot 2 november 1957 publiceert Hendrik Prijs, onder de ‘nom de plume’ Reinaert, in De tram ‘een kortroman in brieven’, getiteld: Het meisje Elise. Tot een uitgave in boekvorm is het evenwel niet gekomen.
1958 tot 1966: Bespreekt voor Omroep Limburg in Van muzen en mensen en Kleine boekenparade niet minder dan 638 boeken.
1959 : In De onvruchtbare vijgeboom beschrijft hij een kinderloos huwelijk.
- Hendrik Prijs’ realistische aanpak van allerlei problemen (in casu: de kinderloosheid in een huwelijk) was nieuw voor zijn tijd (we schrijven: 1959!), en werd hem altijd in dank afgenomen. Zo was er iemand die er genoegen in had een gestencilde circulaire te verspreiden met een aantal zogezegd ‘ergerniswekkende’ citaten uit Prijs’ roman. Cf. de reactie van het bestuur van de Vereniging van Limburgse Schrijvers in het ts. Oostland, 1960, nr. 39, blz. 48.
Januari 1961: Gaat in Hasselt (St.-Hubertusplein 17) wonen.
1966: Zijn laatste roman Marieke Bosteels, meid voor alle werk rolt van de persen.
- Tegen Trudo Hoewaer zei Hendrik Prijs in Het Belang van Limburg (4 april 1973) het volgende: ‘Ik heb dan in 1966 ’n punt achter mijn publicaties gezet met de roman Mariette Bosteels, meid voor alle werk. Deze roman was al minder goed gelukt. Ik voelde dat het stilaan tijd werd om ook als auteur ‘op pensioen’ te gaan. Ik heb mij nog eens laten verleiden en schreef Het waterkraantje. Hierin behandel ik op satirische wijze een kibbelpartij ontstaan omwille van het aanleggen van de waterleiding in een stad. Het zal bij een manuscript blijven. Ik zal niet meer schrijven. Het gaat niet meer, de grondtoon, de ironie, die Prijs eigen was, is er niet meer. Ik wil eerlijk zijn tegenover mijzelf en tegenover mijn lezers. Ook voor een auteur is er een tijd van komen en een van gaan.’
Af en toe verschijnen toch nog en aantal losse teksten in tijdschriften
- Een fragment uit de roman Het waterkraantje (van Leopold II) verscheen onder de titel: En Peer Kordeels trouwde… in 55 Limburgers aan het woord (Hasselt, Vereniging van Limburgse Schrijvers, 1973), blz. 157-161. Kamiel Vanhulle vertaalde een hoofdstuk uit de (onvoltooide) roman in het Esperanto: La konservema ribelanto (Brugge, 1973 – Sonorilo Normlinga serio no 5).
- Uit een ander onafgewerkt produkt van Hendrik Prijs publiceerde het ts. Appel (1978, III, nr. 2, blz. 20-22) het fragment: Mijmer, oude man. Zeventig jaar geleden.
1981: Het tijdschrift Appel verbindt zijn naam aan een jaarlijkse prijs voor korte verhalen met medewerking van de Kredietbank en de groep Concentra (Het Belang van Limburg), een prijs in voor het kortverhaal met de naam ‘Hendrik Prijs-prijs’; de prijs, bestaande uit een waardevol kunstwerk en een publicatie in Appel.
- De eerste laureaat was Joris Denoo met Belle époque (een fragment uit zijn roman: Defit-o-meter, 1981), cf. Appel, 1981, VI, nr. 3, blz. 17-22
- in 1982 ging de prijs naar Xina Desto, die verder onbekend wenste te blijven, voor haar verhaal Uw wil is wet, cf. Appel, 1982, VII, nr. 1, blz. 43-58
- in 1983 verwierf André Janssens met Het andere graf (uit de bundel De blinde op de uitkijktoren, 1984) de derde Hendrik Prijs-prijs, cf. Appel, 1983, VIII, nr. 1, blz. 38-42
- in 1984 bekroonde de jury (Guido Bex, Leopold Nicolai, Guido Wulms en Gerard Van Oorlée) het verhaal Genese van Romain-John Van de Maele, cf. Appel, 1984, IX, nr. 1, blz. 2-6;
- in 1985 sleepte Will Knibbeler (= Willem van Kevelaer) uit Nijmegen met De trap de vijfde Hendrik Prijs-prijs in de wacht, cf. Appel, 1985, X, nr. 1, blz. 3-14;
- in 1986 mocht Gie Bogaert de aan de prijs verbonden trofee (sinds 1983 van de hand van Willy Ceyssens) in ontvangst nemen uit de handen van Peter Baert; zijn bekroonde verhaal Tempus fugit verscheen in Appel, 1986, XI, nr. 1, blz. 2-7;
- in 1987 kreeg Guido Eekhaut de zevende Hendrik Prijs-prijs voor het verhaal De route der zes grotten, cf. Appel, 1987, XII, nr. 1, blz. 4-9;
- de achtste Hendrik Prijs-prijs ging in maart 1988 naar Mia Schotte voor haar verhaal Gebed, cf. Appel, 1988, XIII, nr. 1, blz. 6-8.
Maart 1983: Neemt samen met zijn vrouw zijn intrek in een bejaardenverblijf te Terkoest-Alken (Belgisch-Limburg); daar vierde het echtpaar Prijs op 22 januari 1984 zijn diamanten huwelijksverjaardag:
18 maart 1984: Op zijn 86ste verjaardag overlijdt Prijs, ‘voorzien van de Sacramenten der Zieken’, in het St.-Ceciliarusthuis, Parkstraat 9, Terkoest-Alken.
24 maart 1984: Ten grave gedragen in zijn geboortestad, na een plechtige uitvaartmis in de Onzelievevrouwekerk aan de Grote Markt.
Tot slot
- Tot vóór zijn overlijden was Hendrik Prijs ere-voorzitter van de Koninklijke Kunstkring van Sint-Truiden, die hij in 1931 mee had helpen stichten (van 1942 tot 1959 was hij er voorzitter van), lid van de Limburgse Schrijvers (vanaf 1936), lid van de Raad van Beheer van de Vrienden van Bokrijk, lid van de C.O.V.-Gepensioneerden Hasselt, van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van St.-Truiden, het Propaganda-comité van het astronomisch Festraets-uurwerk enz.;
- Medewerker (soms onder de schuilnamen Reinaert (II), ’t Vosken, De Vos en Reintje) aan diverse bladen en tijdschriften: Hooger Leven, Tooneelgids S(in)t-Truidensch Weekblad (van 1934 tot 1938), Limburg, Het Belang van Limburg, Letterkundig Bijblad, Nederland, Dietsche Warande en Belfort, De Tram (van 1951 tot 1959), De Tijdspiegel, Nieuws uit Limburg, De Toerist.
Epiloog
31 mei tot 26 juni 1985 : Tentoonstelling in de vzw Snuffel (Frans Massystraat 19, 3500 Hasselt) onder de titel: ‘Hendrik Prijs, leven en werken’ (cf. de openingstoespraak door Paul Leenders in Oostland, september 1985, nr. 86, blz. 30-37; er verscheen tevens een Catalogus bij de tentoonstelling, 19 blz. dik).
BEKRONINGEN
Literaire bekroningen
- 1951: Wedstrijd voor hoorspelen georganiseerd door het N.I.R. Studio Hasselt i s m het “Comité van de André Dumont-feesten ter herdenking van de 50ste verjaardag van de eerste steenkoolboring in Limburg” voor De profeet.
Eretekens
- 1948: Ridder in de Orde van Leopold II (bij besluit van de prins-regent).
- November 1956: Ridder in de Kroonorde.
- 1953: Burgerlijk Kruis Eerste Klas.
- 1956: Gouden Kruis van St.-Lambertus.
MEER OVER HENDRIK PRIJS
- Kemp B. in: De Vlaamse letteren tussen gisteren en morgen (1930-1960). Hasselt, Heideland, 1963, blz. 88-89;
- Lissens R.F. in: De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden. Brussel-Amsterdam, Elsevier, 19674, blz. 217;
- Marc Andries. Hendrik Prijs, een onderschatte, zachtmoedige cynicus. in: Kamers voor lezers. Vijftig Nederlandstalige auteurs uit Vlaanderen en Nederland, MIM uitgaven 1985. pp. 86-89
- Lissens R.F. e.a. in: Winkler Prins lexicon van de Nederlandse letterkunde. Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1986, blz. 319;
- Loots S. in: Vlaamse kinder- en jeugdboeken van 1830 tot heden. Bibliografie met biografische gegevens. Deel I: 1830-1930. Antwerpen, Vlaamse Bibliotheek Centrale-Uitgeverij Exa, 1986, blz. 158;
- Rutten M. e.a. in: Van Arm Vlaanderen tot De Voorstad Groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1886-1946). Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1988, blz. 449;
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- Ik verwijs de geïnteresseerde lezer naar de uiterst volledige ‘Proeve van bibliografie’ (gestencild en niet gepagineerd) van Ria Croux: Werk van Hendrik Prijs. Antwerpen, Stedelijke Technische Leergangen voor Bibliotheekwezen, 1978-79.
Andere Hendrik Prijs-bibliografieën vindt men in de Mededelingen Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, februari 1974, nr. 78, blz. 14-16 (door Hilda Van Assche) én in Oostland, 1976, nr. 56, blz. 47-48. - Tal van onuitgegeven teksten van de hand van de auteur berusten, in manuscript of in typoscript, in het Provinciaal Archief- en Documentatiecentrum te Hasselt. Daaronder bevinden zich bijv. een paar filmscripten voor het t.v.-feuilleton van de B.R.T.: Schipper naast Mathilde. De commissaris werd uitgezonden in 1958. Andere afleveringen werden niet uitgezonden, omdat één van de actrices (Marieke) het gezelschap verliet, op het ogenblik dat de teksten moesten worden ingestudeerd.
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- Luc Decorte, ‘Bio- en bibliografie ‘van’ en ‘over’ Hendrik Prijs (1898-1984)’ In: Vlaanderen. Jaargang 37 (1988)
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht