Maakt deel uit van:'Mens en Tijd'
Maurice D’Haese
Lede, 7 november 1919 – Aalst, 27 april 1981
Schrijver van twee romans een een verhalenbundel.
Het existentialisme in zijn werk doet hem behoren tot de Tijd en Mens-generatie.
“Wij beginnen goede boeken te schrijven, al zeg ik het zelf.” Zo begon Louis Paul Boon zijn bespreking van ‘De Heilige Gramschap‘, de debuutroman (1952) van Maurice D’Haese. Het boek werd bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord. Maar één roman en één verhalenbundel later gaf Maurice D’Haese er de brui aan. En de lezers met hem: zijn naam werd een verre echo, zijn kleine oeuvre haast onvindbaar. Nu is ten minste een deel van die onrechtvaardigheid goedgemaakt. Zijn bundel ‘Verhalen‘ uit 1961 – meteen zijn laatste boek – verscheen in de lovenswaardige Vlaamse Bibliotheek.
(uit: Bart Vervaeck, Bitter maakt gezond in Tijd Cultuur van 22 mei 2002)
BIOGRAFIE
7 november 1919: Geboren te Lede, nabij Aalst.
1934: Op zijn vijftiende verlaat hij definitief de schoolbanken, na enkele jaren klassieke humaniora op het Jzuïetencollege te Aalst
- Tot zowat halverwege de veertiger jaren heeft hij allerlei losse baantjes als landarbeider, pakhuisknecht, warenhuisbediende
1946: Krijgt een betrekking in rijksdienst bij een ministerie te Brussel. Bij zijn pensioen was hij adjunct-adviseur bij het Mijnwezen.
1950: Maurice D’Haese debuteert in Tijd en Mens (1949-1955). Ben Cami en Marcel Wauters maken dat hij in 1950 mederedacteur wordt.
- Behoorde samen met Jan Walravens, Remy C. van de Kerckhove, Ben Cami, Hugo Claus en Louis Paul Boon tot de kernredactie van het tijdschrift Tijd en Mens (1949-1955). Samen met deze auteurs leidde hij een (r)evolutie in die tot op de dag van vandaag de Vlaamse literatuur bepaalt. Toch is hij een vergeten auteur, vooral omdat hij, in tegenstelling tot zijn collega’s, op enkele limericks na, geen poëzie geschreven heeft. Wel droeg hij van alle medewerkers het meeste proza bij, meer dan Hugo Claus of Louis-Paul Boon.
- Maurice D’Haese heeft zich eigenlijk nooit echt voor het literaire leven geïnteresseerd. Zijn vriend Marcel Wauters heeft hem moeten overhalen tot de redactie van het tijdschrift Tijd en Mens toe te treden. Desondanks bleef zijn stoel op de redactievergaderingen meestal leeg.
Het meeste van zijn bescheiden oeuvre schreef hij tussen 1950 en 1960
1950: Zijn eerste verhaal “Het rozenhoedje” verscheen in het derde nummer van Tijd en Mens.
- Meer verhalen vonden hun weg in hetzelfde tijdschrift, maar enkele ook in De Vlaamse Gids, Taptoe en Gard Sivik. Werk van hem verscheen ook in ‘De vijfde kolom’ (1957) een bloemlezing van ‘jong Vlaams proza’ samengesteld door Jan Walravens.
1952: Romandebuut met De heilige gramschap, een roman over het verzet, maar vooral over de tragiek van de vereenzaamde mens en de zinloosheid van het bestaan.
- Voorpublicaties van De Heilige Gramschap verschijnen in Tijd en Mens nummer 5 en 9/10, onder de titels De Heilige Gramschap resp. De doodskisten.
- D’Haese lijkt beïnvloed door de Franse existentialisten Albert Camus en Jean Paul Sartre.
- Inhoud van deze zeldzame verzetsroman met een nihilistische inslag:
- Peter, een jonge lasser die nog inwoont bij zijn ouders, maakt deel uit van het gewapende verzet. Zijn groep is betrokken bij de verdeling van wapens, bij sabotageacties en aanslagen. Wanneer de bevriende legers eindelijk oprukken, verdedigen Peter en zijn kameraden een brug over de rivier, tegen een hoge menselijke prijs. Later sluit hij zich aan bij de legereenheden die de vijandelijke troepen opjagen. Ondanks dat hij vreugde zou moeten voelen over de bevrijding, overvalt hem de zinloosheid van al die jaren van extreem geweld. In bezwerend en bijwijlen poëtisch proza componeerde Maurice D’Haese, vergeten grootmeester van het Vlaamse existentialisme, de enige Vlaamse verzetsroman die naam waardig. Deze heruitgave van ‘De Heilige Gramschap’ mag gelden als de rechtzetting van een historische omissie, die eindelijk ook de literaire representatie van het verzet een plaats geeft tussen de eindeloze volumes die in Vlaanderen gewijd zijn aan oorlog, collaboratie en repressie.
- De roman wordt in 2023 heruitgegeven door uitgeverij Houtekiet.
1953: De roman De heilige gramschap wordt bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord.
1957: Publicatie van een tweede roman De witte muur.
1961: Uitgeverij De Sikkel in Antwerpen bundelt de verhalen van Maurice D’Haese onder de titel Verhalen, waarvoor hem in 1962 de Dirk Martensprijs werd toegekend.
- Weerom speelt het element van vervreemding een belangrijke rol en hier lijkt vooral Franz Kafka de inspiratiebron.
Ondanks de bekroningen verschijnen er enkel nog het korte verhaal Het onding (1971), enkele limericks (1975) en het TV-spel De minnaars (1981).
1981: Vlak voor zijn dood publiceert D’Haese nog het tv-spel De minnaars in De Vlaamse Gids.
27 april 1981: Overlijdt te Aalst.
Epiloog
1981: Postuum wordt Verhalen in een tweede vermeerderde oplage opnieuw uitgegeven met een inleiding door Heere Heeresma.
2002: In de reeks Vlaamse Bibliotheek brengt uitgeverij Houtekiet als nr 20 de verhalenbundel nogmaals uit.
- In zijn nawoord laat Jos Joosten – de specialist van de Vlaamse literatuur rond ‘Tijd en Mens’ zien hoe het existentialisme en surrealisme van D’Haese, ondanks alle zelfrelativering, toch niet hopeloos was. D’Haese wou zijn lezers ‘de bittere pil (…) laten slikken in de hoop dat hiermee wellicht een paar van hen zullen gezond worden.’
2016: In een kleine hulde aan de auteur publiceert Rudi De Coker op gedichtendag 27/01/2016 in Het Nieuwsblad dit kleine teruggevonden gedicht Dan zou je weten.
Dan zou je weten
Kon je eens, met mij alleen, een winderige avond
Zitten staren in het vuur, lange tijd en zwijgen
Terwijl op ons gelaat de rode gloed ligt van de vlammen
Kon je eens, met mij alleen, een witte lentenacht
Luisteren naar de wilde zang van dronken nachtegalen
En ademen de rode geur van mirabellenbloesem
Kon je eens, met mij alleen, een zonnige zomermorgen
Op stap gaan door de natte wei naar blauwe bossen
Hoor je mijn zorgeloze lach, liefste, ben ik een bleke minnaar
Kon je eens, met mij alleen, een gulden najaarsdag
Kleuren zien en vruchten van goede, gele aarde
ls de rijkheid van een volle zomer hene ging
Dan zou je weten dat geluk geen schaterlachen is.
BEKRONINGEN
- 1953: Arkprijs van het Vrije Woord voor De heilige gramschap.
- 1962: Literaire prijs Dirk Martensprijs van de stad Aalst voor Verhalen.
OVER MAURICE d’HAESE
- B. Bartman: Studie over de verhalen van de Vlaamse auteur Maurice d’Haese, Keulen 1981. Deze uitstekende ongepubliceerde verhandeling over het werk van Maurice d’Haese, bevat eveneens een complete bibliografie op het werk van deze auteur. (geciteerd in Herbert Van Uffelen, – De Heilige Gramschap van Maurice d’Haese, de poëtica en het engagement van Tijd en Mens) In: De Vlaamse Gids – 73e jg., nr. 3, mei juni, – 1989, 14-25).
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- NEDWEB/Nederlandistik Wien/Jahresberichte/Jahresbericht 2006-2007
- DBNL auteur – Maurice D’Haese
- Maurice D’Haese – wikipedia
Referenties
- Paul de Wispelaere, Te vuur en te paard. In: Het Perzisch tapijt; p. 182-189.
- Bart Vervaeck, Bitter maakt gezond. in: Tijd Cultuur 22 mei 2002
SMAAKMAKER
DE JUKE-BOX
Voor de kroeg van Betti Paradijs stopte met een vreselijk geknars een zwart en scheef wagentje. Het voerde een nutteloos en ingewikkeld parkeermaneuver uit, doofde zijn lichten en bleef dan dwaas en onooglijk staan. Maar er kwam niemand uit te voorschijn. De deur van de kroeg sloeg open, de zware dreun van de juke-box bonkte door de nacht en een paar dronken meiden vielen giechelend en hoestend naar buiten. Ze zwegen even toen ze het wagentje zagen en zwijmelden er dan nieuwsgierig op af. Ze poogde door de voorruit naar binnen te kijken maar het was stikdonker in het tuig en alles bleef dicht. “Dat is Bobby” zei één van de meisjes. “Dat is Bobby Kombak, die al de uren hoort slaan op de kerktorens.” Ze lachten huizenhoog, staken hun buik vooruit en grepen elkander vast. Doch het wagentje bleef potdicht en geheimzinnig voor de kroeg staan. “Bobby,” riep het eerste meisje met haar gezicht tegen de ruit, “kom eruit, je krijgt een zoen van mij.” – “Doe open, Satantje,” zei de andere, “en laat me erin. We rijden naar de hel.” Ze lachten weer en kromden zich als bogen. Toen er nog steeds geen beweging kwam, gingen ze weifelend naast het wagentje staan.
Toen flapte ineens het portier open, een pikzwarte hond sprong naar buiten, en liep op de deur van de kroeg toe. De meiden gilden als vermoord en verdwenen om de hoek van het huis. Toen ging ook het andere portier open en een lange, blonde man in een trui dook uit het wagentje op. Hij wierp zijn sigaret in de goot, keek een ogenblik naar de roodverlichte gevel en stapte dan met trage passen op de kroeg toe.
De juke-box gromde de laatste diepe bastoon van de speelplaat toen de man de deur opende. Hij bleef in de deuropening staan, keek even rond en zei: “Hier is een man met een hond, die graag de calypso zou leren.”
Uit: Verhalen z.j. [1961]
In “Het Perzische tapijt” p. 187-188, schrijft Paul De Wispelaere:
Ook in het fantastisch verhaal ‘Het vuur’ – het mooiste misschien uit de bundel [verhalen] – treedt diezelfde vermenging op van realistische en imaginaire elementen, van menselijk drama met poëtisch gecreëerde vervoering. De jongens Sabinus en August leggen op het modderig erf een vuurtje aan en intussen is hun verbeelding vervuld van Maria. Nadat het vuur zich plotseling als een verslindend beest heeft opgericht en terwijl hoeve en stallen in lichtelaaie staan, zitten de twee jongens doodsbang verborgen op de zolder onder een hoop zakken en nu weer, in het opperste ogenblik, grijpt de verbinding plaats van dood en zalige verrukking: ‘Ze hielden hun ogen dicht, het was warm, ze dachten aan Maria, hoe ze altijd zo recht en huppelend met haar borsten over de kareelweg liep… Het werd nu heel, heel warm onder de zakken. Daar was Maria. Ze klom door het dakraam, ze was als een grote, roze vlam, die door het dakraam klom en vliegensvlug over de zolder begon te rennen. Dan ging zij ergens neerzitten, niet ver van hen. Ze wiegde haar groot, schoon lichaam in haar roze pullover heen en weer en keek hen met haar stralende ogen aan.’
BIBLIOGRAFIE
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
VERTALINGEN NAAR ANDERE TALEN
DUITS
- 1964: Das Pferd und andere Geschichten Duits / vert. uit het Nederlands door Mira Dinger-Hinterkausen. München etc. Hanser, (Prosa Viva Hanser). Fictie, gebonden. Vert. van Verhalen. Antwerpen De Sikkel, 1961