home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

D’Haen, Christine

Maakt deel uit van:

CHRISTINE D’HAEN

Sint-Amandsberg, 25 oktober 1923 – Brugge, 3 september 2009

Dichteres, prozaschrijfster, essayiste, vertaalster en Gezelle-kenner

“Wij schrijven gedichten omdat we in gedichten dezelfde liefdesverenigingen kunnen bewerken als met ons lichaam: paringen van klanken, versmeltingen, verleidingen, distanties en hevige toenaderingen, terughouding en overgave, geheime uitstallingen van verboden objecten: la poésie fait tout et plus que tout.

 

BIOGRAFIE

25 oktober 1923: Geboren te Sint-Amandsberg als Christine Elodia Maria D’haen. Ze is de oudste dochter  van Firmin D’haen  onderwijzer, later inspecteur van het lager onderwijs en van Georgette Wallaert, secretaresse en stenotypiste, later huismoeder.

Christine volgt lager onderwijs bij de Zusters van O.L.V.-Visitatie in St.-Amandsberg. Vanwege haar zwakke gezondheid (keelontsteking en koortsigheid) blijft ze vaak weg van school en wordt ze niet aangemoedigd veel te bewegen. In plaats van te fietsen of te zwemmen trekt ze zich graag met een boekje in een hoekje terug. In 1936 doet ze samen met Elsa haar plechtige communie.

1936-1942: Oude humaniora (Grieks-Latijnse afdeling)  aan het Sint Bavo Instituut te Gent.

  • Tijdens haar middelbareschooltijd begint Christine verwoed gedichten te schrijven en laat die aan haar leraressen Nederlands lezen.
  • Sinds 1940 noteert en becommentarieert ze alles wat ze leest. Als onvermoeibare lezeres is ze een omnivoor. Haar geliefkoosde schrijvers worden Dante, Milton, Browning, Rilke en Joyce.

1942 – 1946: Studeert Germaanse filologie (Nederlands-Duits-Engels) aan de Rijksuniversiteit Gent.

  • Begin 1945 wordt ze lid van de Zuidnederlandse Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Spelling (opmerkelijk als we weten dat ze later graag de spelling De Vries-Te Winkel handhaaft).
  • In dat jaar publiceert ze onder het pseudoniem Wega Vandelier (de ster in het sterrenbeeld van Orpheus’ instrument) in Arsenaal, Gentsche Bladen en Nieuwe Stemmen.
  • In juli 1946 promoveert ze tot licentiate Germaanse filologie op het 231 bladzijden tellende proefschrift Geschiedenis van het sonnet in de 16de en 17de eeuw (bedoeld is het Nederlandse sonnet).

1946-47: Tijdens het schooljaar 1946-1947 geeft ze les bij de zusters van de École du Sacré-Coeur in Elsene.

1947:  Publiceert ze onder het pseudoniem Anne Ostrov (Russisch voor ‘Eiland’) in het tijdschrift Golfslag het gedicht Ik heb mijn vader verlaten.

1947-1949: Met een beurs van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord studeert ze tijdens de jaren 1947-1949 filosofie en talen aan de Gemeentelijke Amsterdamse Universiteit. Alleen de colleges van E. W. Beth en Christine Mohrmann vindt ze inspirerend. Ze logeert in het studentenhuis van John Vink en Kira van Kasteel aan de Kalkmarkt 6.

  • Voor de solovoorstellingen van Charlotte Köhler vertaalt ze The Turn of the Screw van Henry James (na Köhlers dood in 1975 schreef ze een tombeau voor de overleden actrice).
  • Als Kira van Kasteel in 1950 vroegtijdig sterft begint zij aan de cyclus Grafgedichten voor Kira van Kasteel, een cyclus van twaalf gedichten die pas 25 jaar later voltooid wordt.

1948: Het lange episch-lyrische gedicht Abailard en Heloys,  reeds in Amsterdam geschreven en als Kristien D’haen in  “Dietsche Warande en Belfort” gepubliceerd, is haar literair debuut.  Het gedicht vindt zijn inspiratie in Bertus Aafjes ‘Voetreis naar Rome’.

  • De essentiële thema’s die haar werk zullen blijven beheersen zijn reeds aanwezig: de complementaire tegenstelling tussen God en mens, man en vrouw, spiritualiteit en lichamelijkheid. Ook haar later geroemde eruditie treedt op de voorgrond, hier een synchretisme van middeleeuwse en klassieke reminiscensies.

1949-1950: Studeert Engels aan de Universiteit te  Edinburgh met een beurs van het British Council.

  • Een van haar medestudenten was Mary Arnold, lerares Grieks, Latijn en Engels. Zij was het die haar Gezelle-vertalingen nakeek waaraan ze op aanraden van Albert Westerlinck was begonnen.

1950-1957: Lerares Nederlands-Engels aan het Koninklijk Lyceum te Brugge.

  • In mei 1950 publiceert het Nieuw Vlaams Tijdschrift de cyclus L’esprit consume la vie, met daarin  het later veelgeroemde Daimoon megas.

September 1951: Uitgeverij Snoeck-Ducaju  brengt de publicatie van de dichtbundel ‘Gedichten’.  De bundel zou nauwelijks verspreid worden omdat haar vader deze poëzie al te indiscreet vond.

1951: Toch wordt ze vanwege de vrouwelijke vrijmoedigheid van de erotische gedichten  in Gedichten de eerste laureate van de Arkprijs van het Vrije Woord.

  • Daarmee passeert ze de jonge experimenteel Hugo Claus. De poëzievernieuwers zijn ‘not amused’.
  • Later – midden de jaren tachtig – zal de Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letteren vermelden: “De gedichten van D’Haen staan door hun taal (hiëratisch vocabulair, archaïserende spelling), stijl ( een sensueel en intellectueel maniërisme) en gedachtengoed (omschrijvingen van aardse archetypen) radicaal tegenover de thans vigerende poëzieopvattingen en komen daarom bij sommige critici als provocatiever over dan de al ingeburgerde ‘experimentelen’.”
  • Anekdote vermeld in Zwarte sneeuw: “Mijn enige conversatie met Hugo Claus. Hij: ‘Je haar zit niet goed’. Ik: ’Ik weet het’.”

5 juli 1952: Huwelijk in de kathedraal van Chartres met René Beelaert, leraar geschiedenis aan het Koninklijk Atheneum in Brugge.

  • 1953: Geboorte van Anna-Livia die later iraniste werd.
  • 1956: Geboorte van Sylvester, die musicoloog werd.
  • Het echtpaar maakte, vaak samen met de kinderen en meestal met openbaar vervoer, lange cultuurreizen door Europa (Frankrijk, Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Groot-Brittannië, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, Tsjecho-Slowakije, Polen, Malta) en daarbuiten (Turkije, Marokko, Egypte, Syrië, de VSA, China). Reisnotities zijn verzameld in het prozaboek Schouwtoneel. (1994)

1957-1970: Lerares Engels aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Brugge, waar ze naar eigen zeggen haar leerlingen inwijdde in de finesses van de Engelse grammatica en literatuur.

De essayist en romancier Paul de Wispelaere was er haar collega.

1958: Publiceert haar eerste bundel “Gedichten 1946-1958”.  en deels bekorte, deels aangevulde versie van de in 1951 gepubliceerde Gedichten.

  • De debuutbundel baart opzien: net op het moment dat de Vijftigers met hun vrijgevochten experimentele gedichten grote sier maken, presenteert zij een gepolijste verskunst vol classicistische metra en rijmen.
  • Uit deze bundel wordt vaak het gedicht ‘Daimon Megas’ gebloemleesd, een rechtstreekse verwijzing naar ‘Het Gastmaal’ van Plato waar Diotima dit demonische antwoord geeft op Plato’s vraag naar het wezen van de liefde.
  • Haar eigen visie op dichtkunst verdedigt ze in het artikel Enkele principiële beschouwingen over dichtkunst (De Vlaamse Gids, 46, 4, 1962)
  • De bundel bevat ook acht grafgedichten voor Kira van Kasteel en speelsere gedichten als Novgorod, Horologio meo en De Internationale Trein. Het geheel schetst de ontwikkeling van een jonge vrouw tot minnares, echtgenote en moeder.

1968: Ze maakt kennis met het werk van de Franse semioticus Roland Barthès, die – kort door de bocht – stelt dat een tekst in relatie staat tot andere teksten. Nu stond D’Haens poëzie altijd al in de grote West-Europese Traditie, maar in haar latere bundels, zoals Mirages en Morgane, wordt steeds duidelijker hoezeer zij zich bewust entte op bestaande teksten. De werkelijkheid als bron voor de poëzie wordt ingeruild voor de tekst.

September 1970 tot november 1982: Werkt als gedetacheerde leerkracht  aan de wetenschappelijke inventarisering en archivering van het Gezellearchief in de Stadsbibliotheek van Brugge.

  • Gezelle wordt haar grote poëtische liefde.
    • 1971: Ze vertaalt ‘haar’ Gezelle in het Engels (Gedichten / Guido Gezelle, 1971; die ze later met Paul Claes reviseert tot The Evening and the Rose (1989).
    • 1988: Schrijft zijn biografie De wonde in ’t hert.
    • 1997: 17 essays (van de ongeveer 50) die ze als lid van het Guido Gezelle Genootschap en van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde geschreven heeft over de tekst en de interpretatie van ‘onze enige grote dichter tussen 1680 en 1880’, worden gebundeld onder de titel Het schrijverke

1975:  Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar publiceert Ick sluit vandaegh een ring, een bundel ‘in kunstige stijl’ met archetypische onderwerpen (huis, tuin, kinderen) in een exuberant maniërisme.

  • Het gedicht Opus roept een woordalchemie op die het taalmateriaal tot het uiterste bewerkt, de ontcijfering bemoeilijkt en het uitgestelde effect versterkt.
  • Een apotheose is het twaalfde en laatste grafgedicht voor Kira van Kasteel, waarin alle anekdotiek wijkt voor het veelduidige symbool van de roos.

1976: Lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Letteren.

1980: Een systematische bloemlezing over de vrouw in de poëzie is Ik ben genoemd Meisje en Vrouw (1980), later geactualiseerd als Het geheim dat ik draag (1998).

1983: De bundel Onyx – een verzamelbundel waarin een keuze is samengebracht uit vroegere publicaties, en waaraan latere ongebundelde verzen zijn toegevoegd – bezorgd haar faam een stevige remonte.(in 1992 zal de Prijs der Nederlandse Letteren ontvangen).

Waarin één van haar bekendste gedichten Daimoon Megas

Mijn Daemoon bedroefde bij nacht mijn bloed:

het hoofd in uw armen, het hoofd van een man,
het is niets. En uw dagen en nachten zijn niets
dan een schaduw van schaduwen; al wat gij doet,

het is niets: en het vlees dat gij eet, en het bloed
dat gij drinkt, het is niets. Verfoei ook den geest!
Want de ziel die gij eet, het visioen dat gij drinkt,
het is niets. En zo gij al wat zoekt, wat gij doet,

het is niets. Het is minder dan de as en het schuim.
En de mond op uw hart, het is niets. Als het zand
aan de zee is u alles, en minder dan as
van het vuur, en uw dromen zijn minder dan puin.

Want alles wat gij drinkt en verteert, alles voedt
slechts mij, en de macht is aan mij, echter gij,
gij zijt niets dan een schaduw, en ik ben die leven
in doodstrijd en sterven al levende doet.

Ik slechts verzwijg u. – Mijn daemoon bij nacht
bedroefde mij bitter – En ’t hoofd in mijn arm,
het hoofd van een man, het is niets. Het is niets
dan een aangezicht, sluimrend, vol koelte en zacht.

Lees in dit verband het essay De kwadratuur van de Onyx (over de dichtkunst van Christine D’Haen), Leiden: Dimensie (Leidse opstellen;1), 1986 waarin Paul Claes op exhaustieve wijze zowel de titel als het gedicht, de bundel als de poëtica van Christine D’haen op schitterende wijze toegankelijk maakt

1985: Bibliofiel verschijnt de Engelse vertaling van Cheops van J. H. Leopold en de Nederlandse vertaling van  A Nocturnall Upon S. Lucies Day, Being The Shortest Day van John Donne, die ze samen met Paul Claes verzorgde.

1986: In samenwerking met Paul Claes, Theo Hermans en Yann Lovelock bezorgt ze een Engelse versie van Hugo Claus’ Het teken van de hamster.

1987:  Een ‘dichterbiografie’ van  Guido Gezelle getiteld  De wonde in ’t hert , rolt van de persen. Ze wordt er meermaals voor gelauwerd.

1989: De dichteres van verheven poëzie verrast de wereld der letteren met de autobiografische prozabundel Zwarte sneeuw.

  • Haar ‘mentor’ Paul Claes, die ze in 1980 leerde kennen, had haar aangemoedigd de vele levensanekdotes die ze graag vertelde te verzamelen. Het boek is een mozaïek van fragmenten die even flitsend en onthullend zijn als de epiphanies van James Joyce.

Er zullen nog meerdere prozageschriften met autobiografische inslag volgen, die een een caleidoscopisch beeld van leven en werk van de dichteres bieden:

  • Duizend-en-drie (1992) en Een brokaten brief (1992). In 1994 bracht de kleine uitgeverij Herik geruisloos het vierde deel op de markt: Schouwtoneel. 1996 brengt Een paal, een steen en 1999 brengt Kalkmarkt 6, De stad & Het begin.
  • In 2002 worden alle prozageschriften gebundeld onder de titel Uitgespaard zelfportret: verzameld proza, waaraan nog Het huwelijk wordt toegevoegd.

1990: Wijst het eredoctoraat dat de Rijksuniversiteit haar aanbiedt, af.

1991: Ontvangt de Anna Bijnsprijs der Nederlandse Letteren.

1992: Ontvangt de Prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre uit handen van Koningin Beatrix.

2002-2007:  Meer dan de helft van de verzamelbundel Miroirs (2002) is nieuw werk. De rest zijn gedichten uit de bundels Mirages (1989), Merencolie (1992), Morgane (1995) en Dodecaëder (1998).

  • Vormexperimenten, intertekstueel spel en filosofische thema’s kenmerken deze laatste periode. Ondanks ouderdomskwalen (twee heupoperaties vanwege osteoporose) blijft haar creativiteit ongebroken.
  • Na Mirabilia (2004) publiceert de vierentachtigjarige dichteres Innisfree (2007), een bundel met doodsgedichten voor drie gestorven vriendinnen en een poëtische samenvatting van Finnegans Wake van Joyce.

De dichtbundel De beker van Djamsjied en Geboorte alsook de bundeling literatuurbeschouwingen De spiegel van Alexander verschijnen postuum.

3 september 2009: Overlijdt op 85-jarige leeftijd te Brugge na een jarenlange slepende ziekte.

In haar laatste bundel “Innisfree” lezen we in het gedicht ‘Ab ovo’:

Nog zijn we uw blijde stemmen, uw nachtegalen hier,
Want Dood, hij rooft ons alles, hen roven kan hij niet”

Christine D’haen is niet meer, maar de unieke nachtegaal die haar werk is, kan ons niet ontnomen worden.

EPILOOG

2009: De stadsbibliotheek te Brugge wijdt een uitgebreide tentoonstelling aan haar onder de titel “De belangrijkste naoorlogse dichteres in Vlaanderen” en de gemeenteraad besluit een straat naar haar te noemen. (De Standaard 2009 en Nieuwsblad 2009)

2010: Vanuit de academische wereld komt een jaar later een eerbetoon. Anne Marie Musschoot en Yves T’Sjoen organiseren op 18 maart 2010 namens de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-en Letterkunde en de Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent een colloquium over D’haen. “Met deze hulde wordt het werk van een prominent lid van de Academie in het licht gesteld”, luidt de aankondigingsflyer.

2011: Uitgeverij Querido publiceert de nagelaten dichtbundel De beker van Djamsjied.

  • Paul Claes had een jaar eerder al naar de bundel verwezen in zijn maandelijkse rubriek “Glimpen” in de Knack: “Quousque tandem, Querido? Hoelang duurt het nog voor u de postume dichtbundel van Christine D’haen publiceert?”

2011: Twee jaar na D’haens overlijden publiceert Paul Claes de bibliofiele bundel  Animula: twaalf zielgedichten voor Christine D’haen die in een oplage van 100 genummerde exemplaren verscheen en geïnspireerd was door D’haens ‘Twaalf grafgedichten voor Kira van Kasteel’. Achterin de bundel zijn, in de stijl van D’haens bundels, aantekeningen opgenomen over de gedichten.

2016: Na de postume bundel De beker van Djamsjied (2011) duikt in haar literaire nalatenschap een codicil op: de ongepubliceerde bundel Geboorte.
Een uitgave van Poëziecentrum vzw te Gent.

  • De cyclus begint met de paradoxale vraag: ‘Hoeveel geboortes hebben mij gebaard?’ De dichteres beantwoordt zelf de vraag door in negentien gedichten evenveel geboortes op te roepen. De allereerste is de lichamelijke geboorte. De volgende geboortes zijn geestelijke gebeurtenissen die haar leven telkens weer een nieuwe wending gaven.
  • Deze autobiografische gedichten uit de jaren 1977-1983 preluderen op de memoires die Christine D’haen in 1989 begon te schrijven. De poëzie was de teelaarde waaruit het proza ontsproot. Meer dan in haar andere verzen biedt de dichteres ons hier een prangende inblik in haar persoonlijkheid.
  • Met een nawoord en aantekeningen door Paul Claes.

BEKRONINGEN

  • 1951: Arkprijs van het Vrije Woord voor nog niet in boekvorm verschenen bundel Gedichten
  • 1960: Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Neerderlandse Letterkunde te Leiden voor de bundel Gedichten 1948-1958.
  • 1961: Interprovinciale Prijs voor Letterkunde (poëzie).
  • 1988: Cultuurprijs van de Stad Gent.
  • 1989: Dr. Wijnaendts Franckenprijs voor De wonde in ’t hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie.
  • 1990: Nominatie voor de AKO literatuurprijs voor Zwarte Sneeuw
  • 1991: Nederlands-Vlaamse Anna Bijns-prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre.
    • Bij de toekenning sprak Paul Claes de volgende woorden : „Uit alles blijkt dat het oeuvre van Christine D’haen uniek is in de Nederlandse letteren. Haar poëzie kenmerkt zich door een ongewone eruditie, een groot poëzietechnisch vernuft, een enorme taalrijkdom en een vrouwelijke verbeeldingskracht van een ongeziene zinnelijke en zintuiglijke geladenheid”.
  • 1991: Teirlinckprijs van de Koninklijke Belgische Academie voor haar Gezelle-biografie De wonde in ’t hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie.
  • 1992:  Prijs der Nederlandse Letteren uit de handen van koningin Beatrix.
  • 2001: Emile Bernheimprijs
  • 2007: Een tweede Henriëtte de Beaufort-prijs voor de autobiografie Uitgespaard zelfportret.
  • 2007: Dirk Martensprijs voor de bundel Mirabilia.

De eerste 11 Grafgedichten voor Kira van Kasteel werden getoonzet door Peter Cabus (1981). De Gezelle-vertalingen werden getoonzet door Vic Nees.

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Websites

Referenties

  • Hilde van den Hooff en Maaike Meijer. 1996. ‘tot voorbeeld, tot troost, tot gezelschap in de geest.  Christine D’haen, vrijmoedig intellectueel’. In: Keustermans, Lisette; Raskin, Brigitte (red.), Veel te veel geluk verwacht. Schrijfsters in Vlaanderen 1, Amsterdam: Meulenhoff  p. 125-146.
  • Paul Claes, D’HAEN, Christine, in Nationaal Biografisch Woordenboek 22 p. 235 – 249

Meer over Christine D’Haen

  • Hendrik Carette, Christine D’Haen : De prachtige vrouwen die den herfst versieren. Brugge: Vereniging van Westvlaamse Schrijvers. Reeks: VWS Cahiers nr 107 (1984) -16p.
  • Paul Claes. De kwadratuur van de Onyx. Over de dichtkunst van Christine d’Haen (1986);
  • J. van der Hoeven. Christine D’Haen (1991); Juryrapport Prijs der Nederlandse Letteren 1992 (1992);
  • Hugo Brems, ‘En het zong’, in: Dietsche Warande & Belfort 6 (1993) 3, p. 392-398;
  • Hans Vandevoorde, ‘Dante D’Haen’, in: Ons Erfdeel 41 (1998) 5, p. 660-675.
  • Meer secundaire literatuur over Christine D’haen in de dbnl
  • Kila van der Starre, Receptieonderzoek naar de poëzie van Christine D’Haen. (2013)

SMAAKMAKERS

Over haar poëtica (smaakmaker 1)

  • Haar poëzie (en proza) mag dan vol verwijzingen zitten, toch komt ze voort uit het onbewuste: dat moment van de genade van de muze.

Musa

Wil, wereld, mij ontzien mijn Musa, blind.
Zij droomt voorwoordelijk in gedachtekrocht
waar woord om woord mijn oordeel haar bevocht
die onbetwijfelbaar is maar ontzind.
 
Hoe luid en onwelluidend uw geluid!
Onhoorbaar, ongezien haar spraak van puur
cerebrum in formules van azuur,
die het metrum van het bloed der mieren duidt.
 
Eonen duurt de passie van haar les:
van zoen en glimlach van de Vorst beroofd
klemt in haar keel onuitbaar overtal.
 
Hoe taal gepuurd uit onbestuurd gelal?
Natuur, gij voedt alleen wie neemt, onthoofd
Saïs’godin en Brigid de druïdes.
 
  • In de eerste verzamelbundel ‘Gedichten’ (1958) put Christine D’Haen –in volle experimentele tijd- uit de klassieke mythologie en middeleeuwse teksten, zoals ‘Abelard en Héloise ‘ (1948);  Haar eigen existentie wordt en een bredere context geplaatst.
  • De lectuur van Roland Barthès sterkte haar in de overtuiging om haar teksten nog nadrukkelijker in relatie tot andere teksten te plaatsen.
  • Een tijdlang  (in de jaren tachtig) worden haar gedichten minder klassiek in vormelijke zin. Ze geeft meer ruimte aan de zinnelijkheid en twijfelt aan de mogelijkheid om met de ratio de werkelijkheid te beheersen. (Mirages 1989).
Sur un lit semé de cailloux
(mon amour et moi couchés)
een akker vol grindsteen
ons leger een egge, daarop
strekten wij onze leden
wentelden ons en wilden dat niet
trapten de randen en kreten, maar niet van genot;
omdat er geen was, geen randen,
geen leden door steenslag gereten,
zelfs zo’n leger niet, stekend,
kreten wij niet.

 

  • D’haen was zich ervan bewust dat ze niet in een vacuum schreef. Ze plaatste haar invallen en associaties in een breed referentiekader, goochelde zolang met de morfologie en de syntaxis, tot er een poëzie ontstond met een volstrekt eigen idioom. In de tijd en tijdeloos tegelijk.
  • Tevreden was ze niet snel, want ze mat haar gedichten af aan de allergrootsten: Horatius, Dante, Stephane Mallarmé, Arthur Rimbaud. En dus moest ze tot op hoge leeftijd telkens opnieuw beginnen.
  • De bundels ‘Mirabilia’ en ‘Innisfree’ behoren tot haar sterkste werk.

SMAAKMAKER 2

Er werd verhaald

Helena was huwbaar, de prinsen wierven.
Gehuwd, geroofd, en veel ridders stierven.
Haar huid als de schaal van een ei,
glanzend op de wal bij de grijsaards kwam zij:
Geen wonder dat elkeen, al breekt zij haar trouw,
wil sterven voor de schoonheid van zo’n vrouw!
De prins in haar kamer, de mooiste, met lokken
zit aan haar voet, haar wol om het rokken.
Van over de zee bracht hij haar, van haar man weg.
Boodschappers kwamen: geef haar terug.
Nooit geef ik die vrouw terug.
Het bloed van de bloedsteen dronk hij uit haar hand.
Het bloed vergoten, de Stad verbrand,
haar voet op de bank, zit zij naast haar man,
de wol op haar schoot in een zilveren mand.
Maar misschien in een zwarte zee zingt haar stem
op een wit eiland gedichten voor hem.
 

In memoriam

In Uitgelezen  DM 9 september 2009, schrijft Margot Vanderstraeten volgende tekst:

Ze had de pest aan veel. Ook aan journalisten. Journalisten begrepen haar essentie niet. Kunst en in de eerste plaats poëzie, was haar essentie. Alles wat daarnaast bestond, gold als triviaal. Aan trivialiteiten wenste ze geen woorden vuil te maken. Onder andere daarom zweeg ze veel. Meer en meer.
Christine D’Haen hield van weinig. En van heel veel. Ze hield van taal. En in de taal, indien respectvol gebruikt, ging schoonheid schuil. Dat was alles wat ze nodig had.
Ze dichtte.
Ze schreef.
Ze las.
Ze studeerde.
Ze verzette zich tegen de invulling van poëzie als salvo van losse flodders. Kennis en kunde vormden de zuurstof van haar leven. Ze deed niets liever dan zich inspannen. Zonder een stevige diepgravende verankering in de traditie, bestond poëzie voor haar niet. Bestond zij niet.
Dat de buitenwereld haar zelfopgelegde gestrengheid en discipline als tiranniek zou bestempelen, was haar een zorg. Ze kende de tiran in haarzelf beter dan wie ook. Ze wist dat ze voor voor anderen, inclusief naasten, vaak onuitstaanbaar was. Ze wist ook dat dit de tol was die ze voor haar kunst moest betalen.
Ze schreef me brieven. Daarin weidt ze uit over haar roeping. Over het nu en de nutteloosheid van poëzie. Over erkenning en miskenning.
Het zijn prachtige brieven.
Maar sommige enveloppen zijn nog mooier.
Dat komt omdat deze omslagen onmiskenbaar blijk geven van het kleine meisje in de grootste naoorlogse dichteres van Vlaanderen.
Op de achterkant ervan heeft ze nog snel enkele ingevingen van de laatste minuut genoteerd.
In haar brieven schrijft Christine D’Haen me dat ze stokoud is.
Maar met de krabbels op de enveloppen heeft ze een uitgespaard portret van haar immer verwonderde, altijd nieuwsgierige en kritische geest geschetst.
Daarin ligt de heilzame kracht van kunst. En dus van haar werk.
In het wakker en scherp houden.
Altijd
Overal.

Auteur: Margot Vanderstraeten.

 

BIBLIOGRAFIE

Woordje vooraf

  • Na het chronologisch overzicht vindt u een per genre gerangschikte lijst van haar publicaties alfabetisch op titel.
  • Een ruime selectie van D’haens artikels verspreid in diverse tijdschriften zijn elektronisch raadpleegbaar bij Christine D’Haen – dbnl

De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij

  • Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
  • Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
  • Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
  • POËZIECENTRUM vzw – Gent

Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.

Chronologisch overzicht

Jaar Titel Fotogalerij Uitgeverij 1ste druk
1948 Abailard en Heloys. (gedicht)

Onder de naam KRISTIEN D’HAEN.
In 1951 omgenomen in haar debuutbundel ‘Gedichten’

In: Dietsche Warande en Belfort. jrg. 93 nr 2 pp 65-75.
1948 ‘Rond Ten Kate, Braga en het sonnet’. (essay) In: Album Prof Dr. Frank Baur. pp. 301-311.
1951 Gedichten.

Bevat diverse gedichten waaronde ‘Anbailard en Helous’, de cycli ‘L’Esprit consume la Vie’; Gedichten voor een Slaper en verder de afdeligen: ‘Kortere verzen’; Vingeroefeningen’; Verzen in het Engels’.

Gent: Snoeck-Ducaju & Zoon.  -101p.

Afmetingen: 19.50 x 11.60 (ingenaaid – zachte kaft met flappen)
Gedrukt op de persen van Snoeck Ducaju & Zoon te Gent in september 1951.

1953 ‘Franz Kafka’. (essay) In:Nieuw Vlaams Tijdschrift. jrg. 7, pp 1268-1291.
1958 Gedichten 1946-1958; (dichtbundel)

Bevat de cycli: Scotland; Nacht en dag; Gedichten voor een Slaper; L’esprit consume la vie.

Amsterdam: J.M. Meulenhoff.  -112p.

Reeks: De Ceder nr 38
Afmetingen: 22 x 12.80 (gebrocheerd met stofomslag)
Colofon: ‘Gedichten 1946-1958’ van Christien D’Haen is in de herfst van 1958 gezet uit de letter Centaur van Bruce Rogers en gedrukt door Drukkerij Hooiberg te Epe naar typografische aanwijzingen van Jan Vermeulen.
Het is als 38ste deel  van De Ceder uitgegeven door J.M. Meulenhoff te Amsterdam.

1961 Menig vers over veler vrouwen manieren. (vertaling uit het Frans)

Onuitgegeven tekst in de lezing van Marcel De Grève;
Vertaling van Christine D’haen.

Brussel: L’atelier du livre.  -15p.
1962 Het kerstfeest van Magdalena. (jeugdvertelling – vertaling)

Nederlandse versie van Christine D’haen.
Oorspronkelijke  auteur: SUZANNE BOLAND
Illustraties van Josette en Suzanne Boland

Brugge: Desclée de Brouwer.  -49p.

Reeks: Zilvervissen

1962 ‘Enkele principiële beschouwingen over de dichterskunst’. (essay) In: De Vlaamse Gids. jrg. 46, pp 225-237.
1966 Vanwaar zal ik u lof toezingen ? (dichtbundel) Hasselt: Uitgeverij Heideland.  -48p.

Afmetingen: 22 x 14 (gebrocheerd)
Colofon: De eerste druk van ‘Vanwaar zal ik u lof toezingen?’, de gedichten gezet in de Garamond letter, corps 10, de commentaar in de Garamond letter corps 8, werd in het najaar van 1965 voor rekening van uitgeverij Heideland pvba, Hasselt, gedrukt op romanpapier op de persen van Grafische Kunstinrichting Meddens te Brussel.

1971 Gezelle: Poems/Gedichten.

In het Engels vertaald door Christine D’Haen.
Ingeleid door Bernard Kemp.
Tweetalige uitgave.
1972: 2de druk bij Colibrant – Omslagontwerp: G. De Clercq.
D'Haen 25 2de druk  2de druk
1976: Derde verbeterde druk bij Orion, Brugge.
Op het omslag: Symphoricarpus/sneeuwbes. Ontwerp en akwarel van Christine Wiegman. Foto achterzijde omslag: G. Gezelle omstreeks 1860.
D'Haen 29 3de druk
1989: 4de uitgebreide en grondig bewerkte editie van de in 1971 bij uitgeverij Colibrant in Deurle verschenen Engelse vertaling van gedichten van Guido Gezelle onder de titel ‘The evening and the rose; 30 poems’/ Guido Gezelle translated from the flemish by Paul Claes and Christine D’haen, Antwerpen: Guido Gezellegenootschap.
1999: 5de druk onder de titel ‘The evening and the rose: 30 poems / Guido Gezelle translated from the flemish by Paul Claes and Christine D’haen, Antwerpen: Guido Gezellegenootschap.

Deurle / Leie: Colibrant.  -108 +  IIp.

Afmetingen: 19.50 x 12
Colofon: Deze gedichten van Guido Gezelle, samen met de vertaling ervan in het Engels door Christine D’haen, werden in de herfst van 1971 gepubliceerd, door Colibrant-Uitgaven, Deurle. Gedrukt op de persen van de N.V. Erasmus, Ledeberg. Deze bibliofiele uitgave werd gezet uit de Bembo-letter, corps 11, en gedrukt op houtvrij editiepapier. Michel Bracke tekende het ontwerp voor de goudstempel. De lay-out werd verzorgde door Colibrant.
D'Haen 26 Claes Paul 110   D'Haen 24
Uitgave         Uitgave
1999               1989

1975 Ick sluit van daegh een ring.  (dichtbundel)

D'Haen 17a

D'Haen 17 ‘ Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar / Brugge: Sonneville Press.  -55p.

Afmetingen: 20 x 16 (gebrocheerd – zachte kaft met flappen)
Reeks: Nijgh boeken vol 77

1977 Zondagskinderen. (sprookje)

Oorspronkelijke auteur: Tony SINTIDES (ps. van Tony Simon-Wolfskehl)
Oorspronkelijke titel: Die Sonntagskinder.
Uit het Duits vertaal door Christine D’haen.

Gent: Snoeck-Ducaju & Zoon.  -112p.

Afmetingen: 20 x 16 (gebrocheerd)

1980 Ik ben genoemd Meisje en Vrouw. 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde. (bloemlezing)

Omslagontwerp: Philippe Boxy naareen tekening van Raf Coorevits.
Met een tekening van Raf Coorevits over de volle bladzijde bij elk van de 12 hoofdstukken.
1988: Herwerkt uitgegeven als ‘Het geheim dat ik draag. 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde.

Tielt/Amsterdam; Uitgeverij Lannoo. -616p.

Afmetingen: 24 x 15 (gebonden – harde linnen kaft et stofomslag)
Gezet, gedrukt en gebonden bij Drukkerij Uitgeverij Lannoo pvba, Tielt.

1981 The faerie Queen. (vertaald uit het Engels)

Oorspronkelijke auteur: Edmund SPENCER?

Haarlem: De Tuinwijkpers.  -15p.
1983 Onyx.

Verzamelbundel waarin een keuze is samengebracht uit vroegere publicaties en waaraan latere ongebundelde verzen zijn toegevoegd.

D'Haen 18 Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.  -175p.

Afmetingen: 21.50 x 14.20 (gebonden – harde kaft met stofomslag)
Colofon: Onnyx, de vijfde duchtbundel van Christine D’haen, bevat een uitgebreide keuze uit haar broegere publicaties, vermeerderd met latere ongebundelde verzen.
De bundel is gezet uit de letter Spectrum, gedrukt door de Koninklijke Drukkerij Van de Garde BV te Zaltbommel, en gebonden door Wöhrmann Boekbinder BV te Zutphen in een oplage van 1500 exemplaren.

1985 Een nocturne op het feest van St. Lucia, zijnde de kortste dag.

Uit het Engels vertaald samen met Paul Claes.
Oorspronkelijke auteur: JOHN DONNE.
Oorspronkelijke titel: A nocturnal upon S. Lucies day, being the shortest day.

Claes Paul 94 Amsterdam: Regulierenpers.  -7p.

Afmetingen: 19.40 x 12 (ingenaaid)
Colofon: John Donne’s ‘Een nocturne op het feest van St. Lucia, zijnde de kortste dag’ werd vertaald door Paul Claes en Christine D’haen. De Engelse tekst werd ontleend aan ‘John Donne. Complete Poems and Selected prose, edited by John Hayward’ (The nonesuch Press, New York, 1929)
Het gedicht werd met de hand gezet uit de letter Spectrum en gedrukt op de Regulierenpers, Amsterdam in een genummerde oplage van 125 exemplaren. De nummers 1 tot en met 40 zijn bestemd voor de vertalers en drukker, de nummers 41 t/m 125 voor de vrienden van de uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep en de Regulierenpers, vervaardigd ter gelegenheid van de jaarwisseling 1985/1986.
Dit is nummer …

1985 Cheops. (gedicht – vertaing naar het Engels)

Oorspronkelijke auteur: L.H. LEOPOLD
Oorspronkelijke titel: Cheops (1914 – privé druk)
Vertaald in het Engels door Paul Claes en Christine D’haen.
Claes Paul 105a

Claes Paul 105 Amsterdam: Regulierenpers.  -31p.

Afmetingen: 26.50 x 16.50 (gebonden -harde kaft)
Tweetalige uitgave
Oplage van 75 genummerde exemplaren, waarvan 15 op Japans nacré (gebonden in half-perkament, en 60 op Antiek Vergé (waarvan minstens twee gebonden in halfleer in foedraal en 38 gebonden in halfleer), 20 (of 22) gebrocheerd (waarvan 2 Romeins genummerd)
Gedrukt in blauw en zwart.

1987 De wonde in ’t hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie. dhaen-23 Tielt: Uitgeverij Lannoo. -480p.

Afmetingen: 24 x 17 (gebonden – harde linnen kaft met stofomslag)

1989 Mirages. (dichtbundel)

Bevat de cycli: Amors; Un peu d’histoire d’art; Mythologie.

Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij.  -74p.

Afmetingen: 20 x 12.50 (paperback)

1989 Zwarte sneeuw.  (autobiografische notities)

Omslagontwerp: Dooreman.
Aquarel: Christine D’haen.

D'Haen 19 Amsterdam: J.M. Meulenhoff  /  Leuven: Kritak;  -131p.

Afmetingen: 20 x 12.50 (paperback)

1989 The evening and the rose : 30 poems / Guido Gezelle, translated from the Flemish by Paul Claes & Christine D’haen.

Oorspronkelijke auteur: GUIDO GEZELLE
Oorspronkelijke titel: keuze uit het werk.
Vertaald door Paul Claes & Christine D’haen
Omslagillustratie: La rosa indica odorans (fragans) uit P.J. Redouté (Vol I, 1817)
= 4de uitgebreide en grondig bewerkte editie van 1971.
1996: ‘Ego flos’, drie vertaalde gedichten uit de bundel, werden op muziek gezet door Vic Nees.
1999: 5de vernieuwde editie, uitgave Guido Gezellegenootschap.  -116p.

D'Haen 24 Antwerpen: Guido Gezellegenootschap.  -115+Ip.

Afmetingen: 22 x 13 (paperback)
Nota:Dit is een uitgebreide en grondig bewerkte editie van de in 1971 bij Colibrant in Deurle uitgegeven Engelse vertaling van Christine D’haen van gedichten van Guido Gezelle.
De 2de druk werd eveneens uitgegevn bij Colibrant in 1972. De 3de druk bij Orion te Brugge in 1976.

1990 Duizend-en-drie.  (autobiografische notities)

1992: Opgenomen in de gelijknamige bundel autobiografische notities. Uitgave Meulenhoff / Kritak.

1999 burengeruchten Uit de bundel: ‘Burengerucht. Het Vlaamse verhaal doet weer de ronde’.  pp 29-37.

Uitgeverij Amsterdam: Meulenhoff / Leuven: Kritak.
Afmetingen: 19 x 12 (paperback)  -159p.
Omslagillustratie: Ever Meulen.

1991 Zoals het  loof…  . Sonnega: Regulierenpers.  -1p.
1992 Duizend-en-drie. (autobiografische notities)

Omslagontwerp: Dooreman.
Omslagillustratie: Christine D’haen.

D'haen 3 Amsterdam: J.M. Meulenhoff  / Leuven: Kritak.  -92p.

Afmetingen: 20 x 12.50 (paperback)
Zetwerk: Griffo, Gent.

1992 Een brokaten brief. (autobiografische notities)

Vormgeving: Zeno

D'Haen 2 Amsterdam: J.M.Meulenhoff  / Leuven: Kritak.  -61p.

Afmetingen: 21 x 12 (ingenaaid – zachte kaft)
Colofon: ‘Een brokaten brief’ van Christine D’haen, uitgegeven door Meulenhoff bv te Amsterdam en Kritak te Leuven, verscheen ter gelegenhed van de jaarwisseling 1992. De vormgeving werd verzorgd door Zeno. De tekst werd gezet uit de Monotype Meridien en gedrukt door drukkerij Geuze te Dordrecht.
De uitgave is bestemd voor de vrienden van de uitgeverij en is niet in de handel.

1992 Merencolie.  (dichtbundel)

Bevat de cycli: Elementa; Drie mythologische sonnetten; Zes uiteindelijke sonnetten; The dead.

D'Haen 12 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij.  -32p.

Afmetingen: 20 x 15 (garenloos gebrocheerd – zachte kaft)
De eerste druk verscheen in een oplage van 175 exemplaren ter gelegenheid van de uitreiking van De Prijs der Nederlandse Letteren.

1994 Schouwtoneel. (autobiografische notities – reisimpressies)

Vormgeving: Piet Gerards (Heerlen)
Tekeningen: Christine D’haen

D'Haen 6 Landgraaf: Herik.  -56p.

Afmetingen: 23 x 11 (ingenaaid)
Colofon: Schouwtoneell van Christine D’haen werd vormgegeven door Piet Gerards (Heerlen).Gedrukt door drukkerij Bern Claessens bv (Sittard) en afgewerkt door Martin van den Berg (Simpelveld). De tekeningen zijn van de hand van de auteur.
De oplage bedraagt 300 exemplaren.

1995 Tien dizains.  (dichtbundel)

De gedichtenbundel ‘Tien dizains’ werd door Christine D’haen aangeboden op verzoek van Uitgeverij Herik te Landgraaf en werd vormgegeven door Peter Mathias Noordzij, Hurwenen. Jan Sierhuis, Amsterdam maakte de tekeningen en Martin van den Berg, Simpelveld verzorgde de afwerking.

Landgraaf: Herik.  -32p.

Afmetingen: 22 x 16.20 (gebrocheerd)
Reeks: Zwarte Reeks, vol 28.
Colofon: De cyclus is gezet uit Berkeley Old Style, ontworpen door Frederic William Goudy, Deepdene (USA) en gedrukt door Drukkerij Econoom te Beek op 105 grs Mellotex mat van KNP papier, Maastricht.
De oplage bedraagt 299 door de uitgever genummerde en door de auteur gesigneerde exemplaren. Dit is nummer …

1995 Morgane. (dichtbundel)

Bevat de cycli: Zes lezingen over lezen; Tien dizains; Psychomachia; Negen neuvains; Nocturne.

D'Haen 13 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij.  -54p.

Afmetingen: 20 x 15 (garenloos gebrocheerd – zachte kaft)

1996 Een paal, een steen.  (autobiografische notities)

Grafische vormgeving: Karel van Laar.

D'Haen 30 Amsterdam: J.M. Meulenhoff bv.  -61p.

Afmetingen: 21.50 x 14 (ingenaaid)

1996 Dodecaëder: twaalf douzains.  (poëzie- bibliofiele uitgave)

Frontispice [door] Jean Bilquin.


1998: Dodecaëder wordt samen met de bundel Dantis Meditatio gebundeld uitgegeven bij Em. Querido’s uitgeverij te Amsterdam.

Gent: Ergo Pers. -48p.

Afmetingen: 27 x 22.50 in map
Colofon: Dodecaëder, twaalf douzains van Christine D’haen, is een uitgave van Ergo Pers te Gent. De tekst werd gezet uit Plantin corps 14 en gedrukt op vélin d’Arches 160 g. doorReinhart M. Ergo. Het frontspice werd getekend door Jean Bilquin en gedrukt door Henrie Hemelsoet. De oplage bedraagt zestig door de auteur gesigneerde exemplaren, waarvan 48 genummerd van 1 tot 48 en 12 met een suite van drie etsen genummerd van I tot XII. Voor de medewerkers en hun vrienden werden nog enkele proefdrukken bewaard, genummerd van a tot l.
Dit boek draagt nummer …

 1997 De zoon van de Zon. Het werk van Paul Claes. (essay)

De Leidse Opstellen staan onder redactie van Jan Biezen te Leiden.
De grafische verzorging is van Jan Jonker te Leiden.

D'Haen 21 Leiden: Dimensie boeken. Internationaal Forum voor Afrikaanse en Nederlandse Taal en Letteren.  -55p.

Afmetingen: 21 x 14.70 (paperback)
Reeks: Leidse opstellen nr 29
Colofon: ‘De zoon van de Zon’ door Christine D’haen werd in opdracht van Internationaal Forum voor Afrikaanse en Nederlandse Taal en Letteren te Leiden, als nummer 29 van de reeks LEIDSE OPSTELLEN, gezet uit de Janson Text, gedrukt door Cartoprint bv te Den Haag en gebonden door BUVA Grafische Bewerking te Den Haag.
De oplage is 500 exemplaren.

1997 Het schrijverke. (bundeling essays over Guido Gezelle) Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.   -219p.

Reeks: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Reeks 5 – Commissie voorModerne Letteren. Vol 27.

1998 Bérénice: vier-en-twintig nenien.  (grafdichten)

Deze gedichtenbundel getiteld Bérénice, bevat 24 – eerder in gedichtenbundels en tijdschriften gepubliceerde – grafdichten van Christine D’haen, aangevuld met een niet eerder gepubliceerd grafgedicht.
Redactie: Henriëtte M.C. Put, Deventer.
Vormgeving en illustraties: Gretha Bolt, Amsterdam.

D'Haen 7 Deventer: Brokaat.  -98p.

Afmetingen: 21 x 13.90 (gebrocheerd)
Reeks: Goudbrokaatreeks nr 1
Colofon:De tekst werd gezet in de Centaur en gedrukt door Ponsen en Looyen bv te Wageningen op 135 grs papier in een oplage van 350 genummerde exemplaren. De exemplaren genummerd van 1 tot en met 6 zijn bestemd voor de auteur en de nummers 7 tot en met20 zijn bestemd voor Uitgeverij Brokaat.
De nummers 1 tot en met 100 zijn gesigneerd door de auteur.

1998 Dodecaëder: twaalf douzains  / Dantis meditatio. (dichtbundel – handelseditie)

Cycli van Dantis Meditatio: Inferno; Purgatorio; Paradiso.

D'Haen 1 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij bv.  -19p.

[teksten in omgekeerde richting gedrukt] / textes tête-bêche.
Afmetingen: 23.90 x 15.90 (gebrocheerd)

1998 Het geheim dat ik draag. 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandse letterkunde.  (bloemlezing verzmald door Christine D’haen).

Omslagontwerp en vormgeving: Antoon de Vylder.
Omslagillustraties: Andrea del Sarto (1487-1530). Ritratto di ragazza col Petrarchino Scala, Firenze.
Nota: Herwerkte versie – ‘geactualiseerd en verder overwogen’ – van ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ uit 1980.

D'Haen 20 Tielt: Uitgeverij Lnnoo / Amsterdam: Atlas. -664p.

Afmetingen: 24 x 16.70 (gebonden – harde kaft met stofomslag)
Nota 2: De titel va het boek is een gewijzigd citaat uit ‘Niemand’ van Marieke Jonkman. Paul Claes stelde die titel voor.

1999 Kalkmarkt 6. De std & Het begin. (autobiografische notities)

Vormgeving: Joost avn de Woestijne.
Foto achterzijde omslag: Chris van Houts.

Amsterdam: J.M. Meulenhoff bv.  -118p.

Reeks: Meulenhoff Editie 1805

1999 The evening and the rose : 30 poems / Guido Gezelle, translated from the Flemish by Paul Claes and Christine D’haen.

Oorspronkelijke auteur: GUIDO GEZELLE
Oorspronkelijke titel: keuze uit het werk
Vijfde uitgebreide en grondig bewerkte editie (zie ook 1989)

D'Haen 26 Claes Paul 110 Antwerpen: Guido Gezellegenootschap. -116p.
2000 Leda.  (gedichten) Apeldoorn: Eikeldoorpers.  -5p.
2001 Fabula Mundus.  (poëzie – bibliofiele uitgave)

2004: opgenomen in de bundel Mirabilia.

Sonnega: Regulierenpers – private press.
2001 De twaalf warken. (poëzie – bibliofiele uitgave)

2004: opgenomen in de bundel Mirabilia

Sonnega: Regulierenpers – private press.
2002 Miroirs – Gedichten vanaf 1946. (verzamelbundel)

Band en stofomslag: Harry N. Sierman.

D'Haen 5 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij bv -319p.

Afmetingen: 21 x 14.90 (gebonden – harde kaft met stofomslag)

2002 Uitgespaard zelfportret. Verzameld proza.

Bevat o m : Zwarte sneeuw; Duizend-en-drie; Een brokaten brief; Een paal, een steen; Kalkmarkt 6, De stad en Het Begin; Het huwelijk.

Amsterdam: J.M. Meulenhoff bv.  681p.
2003 Het huwelijk.  (autobiografische notities) Amsterdam: J.M. Meulenhoff bv  -61p.

Reeks: Meulenhoff Editie 1957

2004 Mirabilia.  (dichtbundel)

Bevat de cycli: De twaaalf werken; Fabula mundus; Mirabilia; De dichter.
‘De twaalf werken’ en ‘Fabula mundus’ verschenenin 2001 als bibliofiele uitgave van de Regulierenpers te Sonnega.

D'Haen 8 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij bv. -60p.

Afmetingen: 21 x 12 (garenloos gebrocheerd – zachte kaft)

2007 Innisfree. (dichtbundel)

Omslag: Brigitte Slangen.
Binnenwerk: Hannie Pijnappels.

D'Haen 9 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij bv. -43p.

Afmetingen: 21 x 15 (gebrocheerd)

POSTUUM UITGEGEVEN

2011 De beker van Djamsjied. (dichtbundel)

Omslag: Brigitte Slangen
Binnenwerk Hannie Pijnappels
D'Haen 11 Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij. -56p.

Afmetingen:21 x 14.90 (paperback)
2013 De spiegel van Alexander. (essays)

Eindredactie: Paul Claes en Willy Vandeweghe
Postuum gepubliceerde essays over onder meer Gorter, Beets en Gezelle
Brussel:Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde KANTL. -128p.
2016 Geboorte. (dichtbundel)

Met een nawoord en aantekeningen door Paul Claes.
dhaen-22 Gent: Poëziecentrum vzw. -37p.
2023 Het is niets. (bloemlezing)

Wordt verwacht oktober 2023

Gent: Poëziecentrum vzw.  -125p.

Afmetingen: 21.50 x 14 (paperback)

 

 Overzicht per genre alfabetisch op titel (enkel publicaties in boekvorm)

Poëzie

  • Abailard en Heloys. (gedicht) 1948
  • Berenice: vier-en-twintig nenien. 1998
  • De beker van Djamsjied. (poëzie) 2011
  • Dodecaëder : twaalf douzains. 1996
  • Dodecaeder: twaalf douzains. / Dantis meditatio. 1998
  • Geboorte, 2016
  • Gedichten. 1951
  • Gedichten 1946-1958. 1958
  • Ick sluit van daegh een ring. 1977
  • Innisfree. 2007
  • Leda. 2000
  • Merencolie. 1992
  • Mirabilia. 2004
  • Mirages. 1989
  • Miroirs – gedichten vanaf 1946. 2002
  • Morgane. 1995
  • Onyx. 1983
  • Tien dizains.1995
  • Vanwaar zal ik u lof toezingen? 1966

Proza

  • De spiegel van Alexander (essays – postuum uitgegeven) 2013
  • De wonde in ’t hert: een dichtersbiografie. (biografie van Guido Gezelle) 1989
  • De zoon van de Zon: het werk van Paul Claes. (essay) 1997
  • Duizend-en-drie. (autobiografische notities) 1992
  • Een brokaten brief. (gefingeerde biografie) 1992
  • Een paal, een steen. (autobiografische notities) 1996
  • Het huwelijk. (novelle) 2003
  • Het schrijverke. (essay) 1997
  • Kalkmarkt 6, De stad & Het begin. (autobiografisch) 1999
  • Schouwtoneel. (reisimpressies) 1994
  • Uitgespaard zelfportret: verzameld proza.2002
  • Zwarte sneeuw. (autobiografische notities) 1989

Vertalingen

Guido Gezelle

  • The evening and the rose : 30 poems / Guido Gezelle ; translated from the Flemish by Paul Claes & Christine D’Haen. 1989
  • Gezelle: Poems/Gedichten. Naar het Engels vertaald door Christine D’Haen 1971

J.H. Leopold

  • Cheops. (vert. naar het Engels samen met Paul Claes). 1985

John Donne

  • Een nocturne op het feest van St.Lucia, zijnde de kortste dag. (uit het Engels samen met Paul Claes) orig. A nocturnal upon S. Lucies day, being the shortest day).

Edmund Spenser

  • The faerie Queen. (vert. uit het Engels).1981

Tony Sintides

  • Zondagskinderen vertaald door Christine D’haen.1977

Suzanne Boland

  • Het kerstfeest van Magdalena. 1962

Bloemlezingen

  • Het geheim dat ik draag: 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde. 1998
  • Ik ben genoemd Meisje en Vrouw: 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde. 1980