Maakt deel uit van:Auteur/dichter en vertalerDe bezettingsgeneratievrouwelijke auteurs
CHRISTINE D’HAEN
Sint-Amandsberg, 25 oktober 1923 – Brugge, 3 september 2009
Dichteres, prozaschrijfster, essayiste, vertaalster en Gezelle-kenner
“Wij schrijven gedichten omdat we in gedichten dezelfde liefdesverenigingen kunnen bewerken als met ons lichaam: paringen van klanken, versmeltingen, verleidingen, distanties en hevige toenaderingen, terughouding en overgave, geheime uitstallingen van verboden objecten: la poésie fait tout et plus que tout.“
BIOGRAFIE
25 oktober 1923: Geboren te Sint-Amandsberg als Christine Elodia Maria D’haen. Ze is de oudste dochter van Firmin D’haen onderwijzer, later inspecteur van het lager onderwijs en van Georgette Wallaert, secretaresse en stenotypiste, later huismoeder.
Christine volgt lager onderwijs bij de Zusters van O.L.V.-Visitatie in St.-Amandsberg. Vanwege haar zwakke gezondheid (keelontsteking en koortsigheid) blijft ze vaak weg van school en wordt ze niet aangemoedigd veel te bewegen. In plaats van te fietsen of te zwemmen trekt ze zich graag met een boekje in een hoekje terug. In 1936 doet ze samen met Elsa haar plechtige communie.
1936-1942: Oude humaniora (Grieks-Latijnse afdeling) aan het Sint Bavo Instituut te Gent.
- Tijdens haar middelbareschooltijd begint Christine verwoed gedichten te schrijven en laat die aan haar leraressen Nederlands lezen.
- Sinds 1940 noteert en becommentarieert ze alles wat ze leest. Als onvermoeibare lezeres is ze een omnivoor. Haar geliefkoosde schrijvers worden Dante, Milton, Browning, Rilke en Joyce.
1942 – 1946: Studeert Germaanse filologie (Nederlands-Duits-Engels) aan de Rijksuniversiteit Gent.
- Begin 1945 wordt ze lid van de Zuidnederlandse Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Spelling (opmerkelijk als we weten dat ze later graag de spelling De Vries-Te Winkel handhaaft).
- In dat jaar publiceert ze onder het pseudoniem Wega Vandelier (de ster in het sterrenbeeld van Orpheus’ instrument) in Arsenaal, Gentsche Bladen en Nieuwe Stemmen.
- In juli 1946 promoveert ze tot licentiate Germaanse filologie op het 231 bladzijden tellende proefschrift Geschiedenis van het sonnet in de 16de en 17de eeuw (bedoeld is het Nederlandse sonnet).
1946-47: Tijdens het schooljaar 1946-1947 geeft ze les bij de zusters van de École du Sacré-Coeur in Elsene.
1947: Publiceert ze onder het pseudoniem Anne Ostrov (Russisch voor ‘Eiland’) in het tijdschrift Golfslag het gedicht Ik heb mijn vader verlaten.
1947-1949: Met een beurs van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord studeert ze tijdens de jaren 1947-1949 filosofie en talen aan de Gemeentelijke Amsterdamse Universiteit. Alleen de colleges van E. W. Beth en Christine Mohrmann vindt ze inspirerend. Ze logeert in het studentenhuis van John Vink en Kira van Kasteel aan de Kalkmarkt 6.
- Voor de solovoorstellingen van Charlotte Köhler vertaalt ze The Turn of the Screw van Henry James (na Köhlers dood in 1975 schreef ze een tombeau voor de overleden actrice).
- Als Kira van Kasteel in 1950 vroegtijdig sterft begint zij aan de cyclus Grafgedichten voor Kira van Kasteel, een cyclus van twaalf gedichten die pas 25 jaar later voltooid wordt.
1948: Het lange episch-lyrische gedicht Abailard en Heloys, reeds in Amsterdam geschreven en als Kristien D’haen in “Dietsche Warande en Belfort” gepubliceerd, is haar literair debuut. Het gedicht vindt zijn inspiratie in Bertus Aafjes ‘Voetreis naar Rome’.
- De essentiële thema’s die haar werk zullen blijven beheersen zijn reeds aanwezig: de complementaire tegenstelling tussen God en mens, man en vrouw, spiritualiteit en lichamelijkheid. Ook haar later geroemde eruditie treedt op de voorgrond, hier een synchretisme van middeleeuwse en klassieke reminiscensies.
1949-1950: Studeert Engels aan de Universiteit te Edinburgh met een beurs van het British Council.
- Een van haar medestudenten was Mary Arnold, lerares Grieks, Latijn en Engels. Zij was het die haar Gezelle-vertalingen nakeek waaraan ze op aanraden van Albert Westerlinck was begonnen.
1950-1957: Lerares Nederlands-Engels aan het Koninklijk Lyceum te Brugge.
- In mei 1950 publiceert het Nieuw Vlaams Tijdschrift de cyclus L’esprit consume la vie, met daarin het later veelgeroemde Daimoon megas.
September 1951: Uitgeverij Snoeck-Ducaju brengt de publicatie van de dichtbundel ‘Gedichten’. De bundel zou nauwelijks verspreid worden omdat haar vader deze poëzie al te indiscreet vond.
1951: Toch wordt ze vanwege de vrouwelijke vrijmoedigheid van de erotische gedichten in Gedichten de eerste laureate van de Arkprijs van het Vrije Woord.
- Daarmee passeert ze de jonge experimenteel Hugo Claus. De poëzievernieuwers zijn ‘not amused’.
- Later – midden de jaren tachtig – zal de Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letteren vermelden: “De gedichten van D’Haen staan door hun taal (hiëratisch vocabulair, archaïserende spelling), stijl ( een sensueel en intellectueel maniërisme) en gedachtengoed (omschrijvingen van aardse archetypen) radicaal tegenover de thans vigerende poëzieopvattingen en komen daarom bij sommige critici als provocatiever over dan de al ingeburgerde ‘experimentelen’.”
- Anekdote vermeld in Zwarte sneeuw: “Mijn enige conversatie met Hugo Claus. Hij: ‘Je haar zit niet goed’. Ik: ’Ik weet het’.”
5 juli 1952: Huwelijk in de kathedraal van Chartres met René Beelaert, leraar geschiedenis aan het Koninklijk Atheneum in Brugge.
- 1953: Geboorte van Anna-Livia die later iraniste werd.
- 1956: Geboorte van Sylvester, die musicoloog werd.
- Het echtpaar maakte, vaak samen met de kinderen en meestal met openbaar vervoer, lange cultuurreizen door Europa (Frankrijk, Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Groot-Brittannië, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, Tsjecho-Slowakije, Polen, Malta) en daarbuiten (Turkije, Marokko, Egypte, Syrië, de VSA, China). Reisnotities zijn verzameld in het prozaboek Schouwtoneel. (1994)
1957-1970: Lerares Engels aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Brugge, waar ze naar eigen zeggen haar leerlingen inwijdde in de finesses van de Engelse grammatica en literatuur.
De essayist en romancier Paul de Wispelaere was er haar collega.
1958: Publiceert haar eerste bundel “Gedichten 1946-1958”. en deels bekorte, deels aangevulde versie van de in 1951 gepubliceerde Gedichten.
- De debuutbundel baart opzien: net op het moment dat de Vijftigers met hun vrijgevochten experimentele gedichten grote sier maken, presenteert zij een gepolijste verskunst vol classicistische metra en rijmen.
- Uit deze bundel wordt vaak het gedicht ‘Daimon Megas’ gebloemleesd, een rechtstreekse verwijzing naar ‘Het Gastmaal’ van Plato waar Diotima dit demonische antwoord geeft op Plato’s vraag naar het wezen van de liefde.
- Haar eigen visie op dichtkunst verdedigt ze in het artikel Enkele principiële beschouwingen over dichtkunst (De Vlaamse Gids, 46, 4, 1962)
- De bundel bevat ook acht grafgedichten voor Kira van Kasteel en speelsere gedichten als Novgorod, Horologio meo en De Internationale Trein. Het geheel schetst de ontwikkeling van een jonge vrouw tot minnares, echtgenote en moeder.
1968: Ze maakt kennis met het werk van de Franse semioticus Roland Barthès, die – kort door de bocht – stelt dat een tekst in relatie staat tot andere teksten. Nu stond D’Haens poëzie altijd al in de grote West-Europese Traditie, maar in haar latere bundels, zoals Mirages en Morgane, wordt steeds duidelijker hoezeer zij zich bewust entte op bestaande teksten. De werkelijkheid als bron voor de poëzie wordt ingeruild voor de tekst.
September 1970 tot november 1982: Werkt als gedetacheerde leerkracht aan de wetenschappelijke inventarisering en archivering van het Gezellearchief in de Stadsbibliotheek van Brugge.
- Gezelle wordt haar grote poëtische liefde.
- 1971: Ze vertaalt ‘haar’ Gezelle in het Engels (Gedichten / Guido Gezelle, 1971; die ze later met Paul Claes reviseert tot The Evening and the Rose (1989).
- 1988: Schrijft zijn biografie De wonde in ’t hert.
- 1997: 17 essays (van de ongeveer 50) die ze als lid van het Guido Gezelle Genootschap en van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde geschreven heeft over de tekst en de interpretatie van ‘onze enige grote dichter tussen 1680 en 1880’, worden gebundeld onder de titel Het schrijverke
1975: Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar publiceert Ick sluit vandaegh een ring, een bundel ‘in kunstige stijl’ met archetypische onderwerpen (huis, tuin, kinderen) in een exuberant maniërisme.
- Het gedicht Opus roept een woordalchemie op die het taalmateriaal tot het uiterste bewerkt, de ontcijfering bemoeilijkt en het uitgestelde effect versterkt.
- Een apotheose is het twaalfde en laatste grafgedicht voor Kira van Kasteel, waarin alle anekdotiek wijkt voor het veelduidige symbool van de roos.
1976: Lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Letteren.
1980: Een systematische bloemlezing over de vrouw in de poëzie is Ik ben genoemd Meisje en Vrouw (1980), later geactualiseerd als Het geheim dat ik draag (1998).
1983: De bundel Onyx – een verzamelbundel waarin een keuze is samengebracht uit vroegere publicaties, en waaraan latere ongebundelde verzen zijn toegevoegd – bezorgd haar faam een stevige remonte.(in 1992 zal de Prijs der Nederlandse Letteren ontvangen).
Waarin één van haar bekendste gedichten Daimoon Megas
Mijn Daemoon bedroefde bij nacht mijn bloed:
het hoofd in uw armen, het hoofd van een man,
het is niets. En uw dagen en nachten zijn niets
dan een schaduw van schaduwen; al wat gij doet,
het is niets: en het vlees dat gij eet, en het bloed
dat gij drinkt, het is niets. Verfoei ook den geest!
Want de ziel die gij eet, het visioen dat gij drinkt,
het is niets. En zo gij al wat zoekt, wat gij doet,
het is niets. Het is minder dan de as en het schuim.
En de mond op uw hart, het is niets. Als het zand
aan de zee is u alles, en minder dan as
van het vuur, en uw dromen zijn minder dan puin.
Want alles wat gij drinkt en verteert, alles voedt
slechts mij, en de macht is aan mij, echter gij,
gij zijt niets dan een schaduw, en ik ben die leven
in doodstrijd en sterven al levende doet.
Ik slechts verzwijg u. – Mijn daemoon bij nacht
bedroefde mij bitter – En ’t hoofd in mijn arm,
het hoofd van een man, het is niets. Het is niets
dan een aangezicht, sluimrend, vol koelte en zacht.
Lees in dit verband het essay De kwadratuur van de Onyx (over de dichtkunst van Christine D’Haen), Leiden: Dimensie (Leidse opstellen;1), 1986 waarin Paul Claes op exhaustieve wijze zowel de titel als het gedicht, de bundel als de poëtica van Christine D’haen op schitterende wijze toegankelijk maakt
1985: Bibliofiel verschijnt de Engelse vertaling van Cheops van J. H. Leopold en de Nederlandse vertaling van A Nocturnall Upon S. Lucies Day, Being The Shortest Day van John Donne, die ze samen met Paul Claes verzorgde.
1986: In samenwerking met Paul Claes, Theo Hermans en Yann Lovelock bezorgt ze een Engelse versie van Hugo Claus’ Het teken van de hamster.
1987: Een ‘dichterbiografie’ van Guido Gezelle getiteld De wonde in ’t hert , rolt van de persen. Ze wordt er meermaals voor gelauwerd.
1989: De dichteres van verheven poëzie verrast de wereld der letteren met de autobiografische prozabundel Zwarte sneeuw.
- Haar ‘mentor’ Paul Claes, die ze in 1980 leerde kennen, had haar aangemoedigd de vele levensanekdotes die ze graag vertelde te verzamelen. Het boek is een mozaïek van fragmenten die even flitsend en onthullend zijn als de epiphanies van James Joyce.
Er zullen nog meerdere prozageschriften met autobiografische inslag volgen, die een een caleidoscopisch beeld van leven en werk van de dichteres bieden:
- Duizend-en-drie (1992) en Een brokaten brief (1992). In 1994 bracht de kleine uitgeverij Herik geruisloos het vierde deel op de markt: Schouwtoneel. 1996 brengt Een paal, een steen en 1999 brengt Kalkmarkt 6, De stad & Het begin.
- In 2002 worden alle prozageschriften gebundeld onder de titel Uitgespaard zelfportret: verzameld proza, waaraan nog Het huwelijk wordt toegevoegd.
1990: Wijst het eredoctoraat dat de Rijksuniversiteit haar aanbiedt, af.
1991: Ontvangt de Anna Bijnsprijs der Nederlandse Letteren.
1992: Ontvangt de Prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre uit handen van Koningin Beatrix.
2002-2007: Meer dan de helft van de verzamelbundel Miroirs (2002) is nieuw werk. De rest zijn gedichten uit de bundels Mirages (1989), Merencolie (1992), Morgane (1995) en Dodecaëder (1998).
- Vormexperimenten, intertekstueel spel en filosofische thema’s kenmerken deze laatste periode. Ondanks ouderdomskwalen (twee heupoperaties vanwege osteoporose) blijft haar creativiteit ongebroken.
- Na Mirabilia (2004) publiceert de vierentachtigjarige dichteres Innisfree (2007), een bundel met doodsgedichten voor drie gestorven vriendinnen en een poëtische samenvatting van Finnegans Wake van Joyce.
De dichtbundel De beker van Djamsjied en Geboorte alsook de bundeling literatuurbeschouwingen De spiegel van Alexander verschijnen postuum.
3 september 2009: Overlijdt op 85-jarige leeftijd te Brugge na een jarenlange slepende ziekte.
In haar laatste bundel “Innisfree” lezen we in het gedicht ‘Ab ovo’:
Nog zijn we uw blijde stemmen, uw nachtegalen hier,
Want Dood, hij rooft ons alles, hen roven kan hij niet”
Christine D’haen is niet meer, maar de unieke nachtegaal die haar werk is, kan ons niet ontnomen worden.
EPILOOG
2009: De stadsbibliotheek te Brugge wijdt een uitgebreide tentoonstelling aan haar onder de titel “De belangrijkste naoorlogse dichteres in Vlaanderen” en de gemeenteraad besluit een straat naar haar te noemen. (De Standaard 2009 en Nieuwsblad 2009)
2010: Vanuit de academische wereld komt een jaar later een eerbetoon. Anne Marie Musschoot en Yves T’Sjoen organiseren op 18 maart 2010 namens de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-en Letterkunde en de Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent een colloquium over D’haen. “Met deze hulde wordt het werk van een prominent lid van de Academie in het licht gesteld”, luidt de aankondigingsflyer.
2011: Uitgeverij Querido publiceert de nagelaten dichtbundel De beker van Djamsjied.
- Paul Claes had een jaar eerder al naar de bundel verwezen in zijn maandelijkse rubriek “Glimpen” in de Knack: “Quousque tandem, Querido? Hoelang duurt het nog voor u de postume dichtbundel van Christine D’haen publiceert?”
2011: Twee jaar na D’haens overlijden publiceert Paul Claes de bibliofiele bundel Animula: twaalf zielgedichten voor Christine D’haen die in een oplage van 100 genummerde exemplaren verscheen en geïnspireerd was door D’haens ‘Twaalf grafgedichten voor Kira van Kasteel’. Achterin de bundel zijn, in de stijl van D’haens bundels, aantekeningen opgenomen over de gedichten.
2016: Na de postume bundel De beker van Djamsjied (2011) duikt in haar literaire nalatenschap een codicil op: de ongepubliceerde bundel Geboorte.
Een uitgave van Poëziecentrum vzw te Gent.
- De cyclus begint met de paradoxale vraag: ‘Hoeveel geboortes hebben mij gebaard?’ De dichteres beantwoordt zelf de vraag door in negentien gedichten evenveel geboortes op te roepen. De allereerste is de lichamelijke geboorte. De volgende geboortes zijn geestelijke gebeurtenissen die haar leven telkens weer een nieuwe wending gaven.
- Deze autobiografische gedichten uit de jaren 1977-1983 preluderen op de memoires die Christine D’haen in 1989 begon te schrijven. De poëzie was de teelaarde waaruit het proza ontsproot. Meer dan in haar andere verzen biedt de dichteres ons hier een prangende inblik in haar persoonlijkheid.
- Met een nawoord en aantekeningen door Paul Claes.
2023: De bloemlezing ‘Het is niets’ biedt een representatieve keuze uit de vaak als hermetisch ervaren gedichten. Ze werd samengesteld en van verhelderende aantekeningen voorzien door Paul Claes en Piet Couttenier.
BEKRONINGEN
- 1951: Arkprijs van het Vrije Woord voor nog niet in boekvorm verschenen bundel Gedichten
- 1960: Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Neerderlandse Letterkunde te Leiden voor de bundel Gedichten 1948-1958.
- 1961: Interprovinciale Prijs voor Letterkunde (poëzie).
- 1988: Cultuurprijs van de Stad Gent.
- 1989: Dr. Wijnaendts Franckenprijs voor De wonde in ’t hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie.
- 1990: Nominatie voor de AKO literatuurprijs voor Zwarte Sneeuw
- 1991: Nederlands-Vlaamse Anna Bijns-prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre.
- Bij de toekenning sprak Paul Claes de volgende woorden : „Uit alles blijkt dat het oeuvre van Christine D’haen uniek is in de Nederlandse letteren. Haar poëzie kenmerkt zich door een ongewone eruditie, een groot poëzietechnisch vernuft, een enorme taalrijkdom en een vrouwelijke verbeeldingskracht van een ongeziene zinnelijke en zintuiglijke geladenheid”.
- 1991: Teirlinckprijs van de Koninklijke Belgische Academie voor haar Gezelle-biografie De wonde in ’t hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie.
- 1992: Prijs der Nederlandse Letteren uit de handen van koningin Beatrix.
- 2001: Emile Bernheimprijs
- 2007: Een tweede Henriëtte de Beaufort-prijs voor de autobiografie Uitgespaard zelfportret.
- 2007: Dirk Martensprijs voor de bundel Mirabilia.
De eerste 11 Grafgedichten voor Kira van Kasteel werden getoonzet door Peter Cabus (1981). De Gezelle-vertalingen werden getoonzet door Vic Nees.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- NEDWEB/Literatuur in context – D’haen, Christine
- D’Haen Christine – Wikipedia
- Christine D’Haen – dbnl
Referenties
- Hilde van den Hooff en Maaike Meijer. 1996. ‘tot voorbeeld, tot troost, tot gezelschap in de geest. Christine D’haen, vrijmoedig intellectueel’. In: Keustermans, Lisette; Raskin, Brigitte (red.), Veel te veel geluk verwacht. Schrijfsters in Vlaanderen 1, Amsterdam: Meulenhoff p. 125-146.
- Paul Claes, D’HAEN, Christine, in Nationaal Biografisch Woordenboek 22 p. 235 – 249
Meer over Christine D’Haen
- Hendrik Carette, Christine D’Haen : De prachtige vrouwen die den herfst versieren. Brugge: Vereniging van Westvlaamse Schrijvers. Reeks: VWS Cahiers nr 107 (1984) -16p.
- Paul Claes. De kwadratuur van de Onyx. Over de dichtkunst van Christine d’Haen (1986);
- J. van der Hoeven. Christine D’Haen (1991); Juryrapport Prijs der Nederlandse Letteren 1992 (1992);
- Hugo Brems, ‘En het zong’, in: Dietsche Warande & Belfort 6 (1993) 3, p. 392-398;
- Hans Vandevoorde, ‘Dante D’Haen’, in: Ons Erfdeel 41 (1998) 5, p. 660-675.
- Meer secundaire literatuur over Christine D’haen in de dbnl
- Kila van der Starre, Receptieonderzoek naar de poëzie van Christine D’Haen. (2013)
SMAAKMAKERS
Over haar poëtica (smaakmaker 1)
- Haar poëzie (en proza) mag dan vol verwijzingen zitten, toch komt ze voort uit het onbewuste: dat moment van de genade van de muze.
Musa
Wil, wereld, mij ontzien mijn Musa, blind.Zij droomt voorwoordelijk in gedachtekrocht
waar woord om woord mijn oordeel haar bevocht
die onbetwijfelbaar is maar ontzind. Hoe luid en onwelluidend uw geluid!
Onhoorbaar, ongezien haar spraak van puur
cerebrum in formules van azuur,
die het metrum van het bloed der mieren duidt. Eonen duurt de passie van haar les:
van zoen en glimlach van de Vorst beroofd
klemt in haar keel onuitbaar overtal. Hoe taal gepuurd uit onbestuurd gelal?
Natuur, gij voedt alleen wie neemt, onthoofd
Saïs’godin en Brigid de druïdes.
- In de eerste verzamelbundel ‘Gedichten’ (1958) put Christine D’Haen –in volle experimentele tijd- uit de klassieke mythologie en middeleeuwse teksten, zoals ‘Abelard en Héloise ‘ (1948); Haar eigen existentie wordt en een bredere context geplaatst.
- De lectuur van Roland Barthès sterkte haar in de overtuiging om haar teksten nog nadrukkelijker in relatie tot andere teksten te plaatsen.
- Een tijdlang (in de jaren tachtig) worden haar gedichten minder klassiek in vormelijke zin. Ze geeft meer ruimte aan de zinnelijkheid en twijfelt aan de mogelijkheid om met de ratio de werkelijkheid te beheersen. (Mirages 1989).
- D’haen was zich ervan bewust dat ze niet in een vacuum schreef. Ze plaatste haar invallen en associaties in een breed referentiekader, goochelde zolang met de morfologie en de syntaxis, tot er een poëzie ontstond met een volstrekt eigen idioom. In de tijd en tijdeloos tegelijk.
- Tevreden was ze niet snel, want ze mat haar gedichten af aan de allergrootsten: Horatius, Dante, Stephane Mallarmé, Arthur Rimbaud. En dus moest ze tot op hoge leeftijd telkens opnieuw beginnen.
- De bundels ‘Mirabilia’ en ‘Innisfree’ behoren tot haar sterkste werk.
SMAAKMAKER 2
Er werd verhaald
Helena was huwbaar, de prinsen wierven. Gehuwd, geroofd, en veel ridders stierven. Haar huid als de schaal van een ei, glanzend op de wal bij de grijsaards kwam zij: Geen wonder dat elkeen, al breekt zij haar trouw, wil sterven voor de schoonheid van zo’n vrouw! De prins in haar kamer, de mooiste, met lokken zit aan haar voet, haar wol om het rokken. Van over de zee bracht hij haar, van haar man weg. Boodschappers kwamen: geef haar terug. Nooit geef ik die vrouw terug. Het bloed van de bloedsteen dronk hij uit haar hand. Het bloed vergoten, de Stad verbrand, haar voet op de bank, zit zij naast haar man, de wol op haar schoot in een zilveren mand. Maar misschien in een zwarte zee zingt haar stem op een wit eiland gedichten voor hem.In memoriam
In Uitgelezen DM 9 september 2009, schrijft Margot Vanderstraeten volgende tekst:
“Ze had de pest aan veel. Ook aan journalisten. Journalisten begrepen haar essentie niet. Kunst en in de eerste plaats poëzie, was haar essentie. Alles wat daarnaast bestond, gold als triviaal. Aan trivialiteiten wenste ze geen woorden vuil te maken. Onder andere daarom zweeg ze veel. Meer en meer. Christine D’Haen hield van weinig. En van heel veel. Ze hield van taal. En in de taal, indien respectvol gebruikt, ging schoonheid schuil. Dat was alles wat ze nodig had. Ze dichtte. Ze schreef. Ze las. Ze studeerde. Ze verzette zich tegen de invulling van poëzie als salvo van losse flodders. Kennis en kunde vormden de zuurstof van haar leven. Ze deed niets liever dan zich inspannen. Zonder een stevige diepgravende verankering in de traditie, bestond poëzie voor haar niet. Bestond zij niet. Dat de buitenwereld haar zelfopgelegde gestrengheid en discipline als tiranniek zou bestempelen, was haar een zorg. Ze kende de tiran in haarzelf beter dan wie ook. Ze wist dat ze voor voor anderen, inclusief naasten, vaak onuitstaanbaar was. Ze wist ook dat dit de tol was die ze voor haar kunst moest betalen. Ze schreef me brieven. Daarin weidt ze uit over haar roeping. Over het nu en de nutteloosheid van poëzie. Over erkenning en miskenning. Het zijn prachtige brieven. Maar sommige enveloppen zijn nog mooier. Dat komt omdat deze omslagen onmiskenbaar blijk geven van het kleine meisje in de grootste naoorlogse dichteres van Vlaanderen. Op de achterkant ervan heeft ze nog snel enkele ingevingen van de laatste minuut genoteerd. In haar brieven schrijft Christine D’Haen me dat ze stokoud is. Maar met de krabbels op de enveloppen heeft ze een uitgespaard portret van haar immer verwonderde, altijd nieuwsgierige en kritische geest geschetst. Daarin ligt de heilzame kracht van kunst. En dus van haar werk. In het wakker en scherp houden. Altijd Overal.Auteur: Margot Vanderstraeten.
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
- Na het chronologisch overzicht vindt u een per genre gerangschikte lijst van haar publicaties alfabetisch op titel.
- Een ruime selectie van D’haens artikels verspreid in diverse tijdschriften zijn elektronisch raadpleegbaar bij Christine D’Haen – dbnl
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
POSTUUM UITGEGEVEN
Overzicht per genre alfabetisch op titel (enkel publicaties in boekvorm)
Poëzie
- Abailard en Heloys. (gedicht) 1948
- Berenice: vier-en-twintig nenien. 1998
- De beker van Djamsjied. (poëzie) 2011
- Dodecaëder : twaalf douzains. 1996
- Dodecaeder: twaalf douzains. / Dantis meditatio. 1998
- Geboorte, 2016
- Gedichten. 1951
- Gedichten 1946-1958. 1958
- Ick sluit van daegh een ring. 1977
- Innisfree. 2007
- Leda. 2000
- Merencolie. 1992
- Mirabilia. 2004
- Mirages. 1989
- Miroirs – gedichten vanaf 1946. 2002
- Morgane. 1995
- Onyx. 1983
- Tien dizains.1995
- Vanwaar zal ik u lof toezingen? 1966
Proza
- De spiegel van Alexander (essays – postuum uitgegeven) 2013
- De wonde in ’t hert: een dichtersbiografie. (biografie van Guido Gezelle) 1989
- De zoon van de Zon: het werk van Paul Claes. (essay) 1997
- Duizend-en-drie. (autobiografische notities) 1992
- Een brokaten brief. (gefingeerde biografie) 1992
- Een paal, een steen. (autobiografische notities) 1996
- Het huwelijk. (novelle) 2003
- Het schrijverke. (essay) 1997
- Kalkmarkt 6, De stad & Het begin. (autobiografisch) 1999
- Schouwtoneel. (reisimpressies) 1994
- Uitgespaard zelfportret: verzameld proza.2002
- Zwarte sneeuw. (autobiografische notities) 1989
Vertalingen
Guido Gezelle
- The evening and the rose : 30 poems / Guido Gezelle ; translated from the Flemish by Paul Claes & Christine D’Haen. 1989
- Gezelle: Poems/Gedichten. Naar het Engels vertaald door Christine D’Haen 1971
J.H. Leopold
- Cheops. (vert. naar het Engels samen met Paul Claes). 1985
John Donne
- Een nocturne op het feest van St.Lucia, zijnde de kortste dag. (uit het Engels samen met Paul Claes) orig. A nocturnal upon S. Lucies day, being the shortest day).
Edmund Spenser
- The faerie Queen. (vert. uit het Engels).1981
Tony Sintides
- Zondagskinderen vertaald door Christine D’haen.1977
Suzanne Boland
- Het kerstfeest van Magdalena. 1962
Bloemlezingen
- Het geheim dat ik draag: 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde. 1998
- Ik ben genoemd Meisje en Vrouw: 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde. 1980