Maakt deel uit van:De romantische school
JAN ALFRIED DE LAET
Antwerpen, 18 december 1815- Antwerpen, 22 april 1891
Eig. Jan Jacob Alfried
Dichter en prozaschrijver
Begon zijn loopbaan als dokter in de geneeskunde, maar werd later journalist en volksvertegenwoordiger
Onder het pseudoniem Jozef Colveniers vertaalde hij enige verhalen uit het Frans en Hoogduits. Andere pseudoniemen waren Felix Bogaerts en Robbert Van Halmale.
Enkele bijdragen tot de Vlaamse zaak : De Vlaamsche Beweging. Een antwoord aan de Revue Nationale (1845) en De Vlaamsche zaak (1866).
BIOGRAFIE
18 december 1815: Jan (Jacob) Alfried De Laet werd geboren te Antwerpen.
- Als enig kind groeit hij hij op in een niet onbemiddelde burgerlijk gezin: zijn vader was landmeter, ambtenaar bij Waterstaat en conducteur bij Bruggen en Wegen.
- De Laet doorloopt de humaniora aan het Atheneum van Antwerpen.
1834-1848 : EEN LITERAIRE CARRIÈRE EVOLUEERT VIA DE JOURNALISTIEK NAAR EEN POLITIEKE CARRIÈRE
1834: Zet zijn dichterlijk loopbaan in met Franse verzen, die die men kan terugvinden in Franstalige Brusselse kranten en tijdschriften, zoals L’Artiste, Revue des Arts et de la Littérature (1833-1836).
- Het Brusselse weekblad L’Artiste (1833-1836) groepeerde een aantal jonge kunstenaars uit de literaire en beeldende kunsten en was hun spreekbuis voor hun enthousiaste inzet in de toen moderne en toch wat revolutionaire stroming: het romantisme.
Maar ook in Antwerpen is de romantische stroming volop aan het gisten.
- Onder andere rond de schilder Gustaaf Wappers (1803-1874) – die in 1835 een monumentaal doek (444 × 660 cm) aflevert De episode van de Septemberdagen van de Belgische Revolutie van 1830, dat op een theatrale manier de Brusselse revolutionaire septemberdagen van 1830 oproept – ontstaat een groep jongeren – waaronder ook De Laet, Hendrik Conscience, Door van Ryswyck e a – die door hun inzet en enthousiasme een belangrijke rol in het romantische kunst- en letterenleven te Antwerpen zullen spelen.
- Zijn vriendschap met Door van Ryswyck leidt ertoe dat hij voortaan in het Nederlands zal publiceren. Op zijn beurt overtuigt hij zijn jeugdvriend Hendrik Conscience, toen nog soldaat in het garnizoen te Dendermonde, om in het Nederlands te schrijven.
1835: Oprichting door o a Door van Ryswyck van de oude Antwerpse rederijkerskamer “De Olijftak”. waar hij zijn vriend Hendrik Conscience op 7 augustus 1836 als lid zal voordragen.
1838: Minder bekend zijn de verzen die De Laet in 1838 in Conscience’s Leeuw van Vlaenderen liet opnemen als motto’s boven een aantal hoofdstukken (XI, XII, XVIII en XIX). Ze komen niet voor in de verzamelbundel ‘Gedichten’, maar zijn sterk als voorbeeld van historisch epische poëzie.
- In “Smaakmaker” geven wij zijn “Zwarte Leeuw” dat ook als lied de geschiedenis is ingegaan, en over twee pagina’s verspreid rechtstreeks in Conscience’s verhaal ligt ingebed.
1839: Hij studeert af als geneesheer aan het Militair Hospitaal te Antwerpen (waar hij Pieter Frans van Kerckhoven, pas terug uit Bologna, leert kennen), wordt daarna heelmeester te Ranst op het platteland, maar geeft de dokterspraktijk zeer snel op om in de journalistiek te gaan.
Vele van zijn novellen verschijnen aanvankelijk in de tijdschriften: „Noordstar“ (1840–41) en Taelverbond“ (1845–46).
1840: Huwt met Johanna Gons, de zuster van de Antwerpse kunstschilder Frans Gons.
- In 1845 illustreert Frans Gons Gedenkweerdige chronyk van de geschiedenis der Schildburgers, een vertaling uit het Hoogduits van Ludwig Tieck die de Laet had gemaakt onder de schuilnaam Jozef Colveniers.
1842: Publicatie van zijn roman Het huis van Wesenbeke.
- Stevig gestructureerd boek waarvan de intrige stevig verankerd zit in het historisch gebeuren. Niet zozeer sterk in het episch beeldende , maar wel in de psychologische analyse, al blijft die beperkt tot het hoofdpersonage. Het is dan ook de betreurenswaardige passie van Norbrecht van Wesenbeke voor de “femme fatale” Suzannah da Candore, die de lezer zal meeslepen. Een passie die tot gevolg heeft dat hij met vader, broer en vergevingsgezinde verloofde door de inquisitie op de brandstapel terecht komt.
1 januari 1844: Wordt hoofdredacteur van het eerste Vlaams dagblad in België “Vlaemsch België”. Andere medestichters en medewerkers waren Domien Sleeckx en Jaak van de Velde. Hendrik Conscience, Theodoor van Ryswyck.
- De richting van de krant was unionistisch en wilde zowel de liberalen als de katholieken aanspreken, binnen het jonge koninkrijk. Het doel was in de eerste plaats de belangen van de Vlamingen te behartigen. Zo verzette het blad zich herhaaldelijk tegen de verfransing van onderwijs, rechtspraak en bestuur.
- Ten gevolge van toenemende financiële moeilijkheden en van politieke verdeeldheid en na-ijver binnen de redactie, verdwijnt het blad op 22 november 1844.
1845: Wordt titelvoerend hoogleraar (professeur agrégé) bij de Hoogeschool te Gent.
1846: De landelijke novelle ‘Het lot’ is eveneens het vermelden waard.
- Het is een raamvertelling, waarin de ondergang verteld wordt van een boer die de weelde niet kan dragen die hem door een lot uit de loterij te beurt is gevallen.
- De Laet beschikt echter niet over de levendige toets die Conscience’s dorpsgeschiedenissen zo aantrekkelijk maakt. De Laet was een rationele geest, die een tijdlang aan de romantische vogue participeerde.
1847-1848: De Laet en Conscience werken mee aan het satirisch blad “De Roskam” van Lodewijk Vleeschhouwer, en steunen daarin de katholiek-unionistische kandidaat voor de Kamer
1847: Een bittere vechtdiscussie – vertroebeld door een persoonlijke vete – over hoe de Vlaamse Beweging op het politieke vlak zich moest gedragen en hoe ze in het politieke leven moest worden ingeschakeld tussen unionist Conscience en liberaal Pieter F. van Kerckhoven, escaleert dermate dat zowel De Laet als Conscience en L. Vleeschouwer uit “De Olyftak” worden gezet.
NA 1848: VAN SCHRIJVER NAAR ZAKENMAN EN POLITICUS
1848: Publicatie van ‘Gedichten’, een verzamelbundel waarmee hij meteen ook afscheid neemt van zijn jonge dandyeske literaire jaren om definitief in de journalistiek, de politiek en de zakenwereld te stappen.
- Zijn romantische conceptie van het dichterschap verwoordde hij in enkele gedichten: de dichter als tolk “die ’t woord des hemels aan de menschen overgeeft” (‘Aen de dichters’, 1838), de dichter die dankzij de goddelijke gave van de verbeelding en het woord machtiger is dan de koningen (‘Het lied des dichters’, 1847).
Na 1848 ruilt hij geleidelijk aan zijn schrijverschap in voor het zakenleven en de politiek en wijdt zich vrijwel uitsluitend aan de taalstrijd en aan zijn politieke carrière.
- De jonge De Laet was liberaal, antiklerikaal en niet erg kerks. Zijn politieke strekking viel dan ook in het Vlaamsgezinde liberalisme te situeren. Maar toen in 1840 de Vlaamse Beweging haar eisen aan de regering via het petitionnement kenbaar maakte, werd het hem duidelijk dat van de katholieke partij meer te verwachten was dan de liberale. Pas in 1860 zou hij overstappen naar de Meetingpartij, om als kamerlid voor de rest van zijn leven bij de katholieke partij aan te sluiten.
1849: Wanneer in 1844 het dagblad “Vlaemsch België”, ophoudt te verschijnen wordt hij door de raad van beheer der Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten gelast met het opstellen van een Catalogue du musée d’Anvers.
- Een eerste proeve verschijnt in 1849, algauw in 1851 gevolgd door een verbeterde en meer uitgebreide editie ‘Notices sur le catalogue du Musée d’Anvers’, opgesteld door de Antwerpse advokaat en publicist Théodore Frans van Lérius. In 1857 komt dan een herziene versie als Catalogue du Musée (herdruk in 1861), alweer gevolgd door een supplément in 1863 en een volledige uitgave in 1874.
- In dezelfde periode is tevens als vertaler en als correspondent van Duitse bladen werkzaam.
1849: Hoofdredacteur van het katholiek-unionistische ‘Journal d’Anvers’
1853: In de zomer van 1853 vinden we De Laet terug in Brussel en waar hij hoofdredacteur is van de katholieke krant L’Emancipation, die nog veel van haar unionisme bewaard had.
1854: Bij de parlementsverkiezingen laat hij zich voordragen als Vlaamsgezinde kandidaat op een coalitielijst van radicale liberalen, Vlaamsgezinden en katholieken, ter verdediging van enkele Brusselse randgemeenten tegen hun inlijving bij Brussel.
- Zijn politieke standpunten over deze kwestie kunnen we lezen in zijn pamfletten : De l’annexion à la ville de Bruxelles des communes suburbaines considérée au point de vue local en De l’annexion à la ville de Bruxelles des communes suburbaines considérée au point de vue national
1854: Vanaf 1854 maakt hij fortuin aan het hoofd van een industriële bakkerij: J.J De Laet & Cie, “boulangerie Bruxelloise” in de Hoogstraat 50 te Antwerpen. Jan De Laet had eveneens een bakkerij in Brussel.
1860: Wordt volksvertegenwoordiger voor de Meetingpartij: en is de eerste Belgische politicus die bij zijn ambtsaanvaarding in de Kamer de eed in het Nederlands aflegde.
1861: Is één van de stichters van de Nederduitse Bond, een unie van Vlaamsgezinden in de schoot van de Meetingpartij.
1865: Wordt door de Franstalige Minister voor Oorlog Pierre Chazal uitgedaagd voor een duel in verband met de Mexicaanse kwestie. Bij dit duel – dat met vuurwapens werd uitgevochten -wordt de minister licht gewond. Beiden worden daarvoor veroordeeld door het Hof van Cassatie, maar de straf wordt hun later kwijtgescholden.
1867: Dient een wetsontwerp in om Nederlandsonkundigen van rechterlijke mandaten te laten uitsluiten in de Vlaamse provincies en in de hoofdstad.
1870: De val van de liberale regering in 1870 en de meerderheid van katholieken in de daaropvolgende regeringen maken de weg vrij voor Meeting-volksvertegenwoordigers De Laet en Edward Coremans om de voorgelegde wetsontwerpen te realiseren.
1878: Zijn wetsontwerp uit 1867 ter regeling van het gebruik van het Nederlands in bestuurszaken wordt kracht van wet.
Het lijkt wel dat De Laet hiermee zijn doel bereikt had, want op de voorgrond treden laat hij vanaf dat moment achterwege, hoewel hij tot aan zijn dood volksvertegenwoordiger is gebleven.
1883: Bezorgt nog de tweede uitgave van zijn Gedichten,
1886: Lid van bij de stichting van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde op 8 juli 1886 en werkend lid, tot aan zijn overlijden.
1889: Verkozen tot bestuurder van de Vlaamse Academie, maar niet voor lang want vanaf het jaar 1889-90 treedt hij af als bestuurder en neemt geen zitting meer vanwege zijn slechte gezondheidstoestand.
22 april 1891: Overlijden van Jan Alfried De Laet te Antwerpen.
- Ligt begraven op het St-Fredeganduskerkhof te Deurne.
- Het grafmonument voor Jan De Laet bevindt zich op perk A – KH – 02. Het praalgraf is uitgevoerd in gele zandsteen. Voor een obelisk staat een vrouw, de maagd van Vlaanderen, met vaandel en rouwkrans. Zij wordt begeleid door de Vlaamse leeuw die zich onvervaard opricht. Het monument werd in 1908 onthuld. De ontwerper ervan is de beeldhouwer Baggen uit Borgerhout.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
Referenties
- Ada Deprez, Bouwstenen voor een geschiedenis van de 19de –eeuwse Vlaamse poëziebeoefening. In: Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 3, p. 172-176.
- Karel Wauters, Het Vlaamse fictionele proza van Conscience tot Loveling. In: Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw. Deel 1, p. 187-188.
- Jacob Antoon, Fransche verzen van J.A. de Laet. Siffer 1914. -7p.
SMAAKMAKER
Aan een vriend
Geheugt het u hoe we eens in vroeger dagen
Met lichten voet, vriend lief, en hand aan hand,
De doffe stad verlieten om op ’t land
Langs de oosterkim den morgen zien te dragen?
Geheugt het u dat wij dan ’t leven zagen
Als ’t lieve veld met bloemen rijk beplant,
Bij zinnegloed bestraald en niet verbrand,
Van regen frisch en niet van onweêrsvlagen?
Toen wisten wij, wij gulle droomers, niet
Hoe luttel den ontwaakten overschiet,
Hoe vaak de slang zich schuil houdt onder bloemen,
Hoe vaak de zon het dorstig veld verschroeit,
Hoe soms het kleinste wolkje ’t onweêr broeit,
Wat ijdelheid wij hier als leven roemen!
Zwarte Leeuw
Ziet gy den zwarten leeuw niet ryzen, Zoo fier op ’t trotse gouden veld? Ziet gy zyn forsche reuzenklauwen, Waarvan één slag den vyand velt; Ziet gy zyn bloedige oogen gloeyen, Beschouwt zyn maen zoo breed verward ? – Die leeuw is onze Leeuw van Vlaendren Die rustend nog de wereld tart! Hy sloeg zyn klauwen op het Oosten En ’t Oosterheir vlood siddrend heen, Zyn blik vernielde d’halve manen Van d’ongetemden Saraceen. Dan toog hij weder naer het Westen En schonk, hun’ dapperheid loon, Aen d’onversaegdsten zyner zonen Een konings- of een keizerstroon. Hy sluimert nu. – Der Walen koning Beknel’ hem vry in yzren band, Hy sture vry zyn rooversbenden Tot op der leeuwen Vaderland… Want zoo de leeuw ontwaakt, – gyroovren! Wordt ge allen door zyn klauw verscheurd, Dan wordt uw trotse witte lelie Door hem met bloed en slyk besmeurd.
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
Om de foto’s uit de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
LATERE UITGAVEN
1914 | Fransche verzen van J.A. de Laet. (tekst van een lezing)
Auteur: Jacob Antoon. |
Gent: W. Siffer, Drukker der Koninklijke Vlaamsche Academie. -7p.
Afmetingen: 21.50 x 13.50 |
|
1919 | Uitgekozen gedichten. (bloemlezing)
Bevat: Voorwoord van E. D. B. (Eugène de Bock) (pp 7-9); Bloemlezing (pp 11-45); Bibliographie (pp 47-48); Inhoudstafel (p 49) |
Antwerpen: Uitgave “De Sikkel” (Antwerpen, Van Schoonbekestraat, 147).
Afmetingen: 16.50 x 10.40 |
|
1983 | Brieven uit Wenen en Gent. F.A. Snellaerts en J.A. De Laets correspondentie met G. Höfken, 1842-1850.
Bezorgd door Prof. Ada Deprez |
In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1983. pp 173-242.
Elektronisch beschikbaar bij DBNL |
|
2017 | Johan Alfried de Laet (1815-1891) (bloemlezing)
Bevat de gedichten: Onttovering (p. 69); Aan een vriend (p. 70); Sonnet (p.70); Sonnet (p. 71); Klinkdicht (p. 71); Daniel Seghers (p. 72); Mattheus van Bree (p. 72); Aan Quinten Massys (p. 73); Aan Rubens(p. 73); Aan Jan Van Eyck (p. 74); Aan Fanny (p. 74); Aan Lenora (p. 75); Het beeld des tijds (p. 75); Het hart (p. 76); Drinklied (p. 76); Het lied des dichters (p. 77); Aan Maria (p. 78); Een traan (p. 78); Aan mijn zoontje (p. 79); Aan ene zangster (p.80). Uit: Gedichten, tweede druk, Antwerpen 1883) |
In: Tien van Negentien. Vlaamse poëzie uit de negentiende eeuw. pp. 69-80
Samengesteld en ingeleid door Dirk Christiaens. Afmetingen: 21 x 14.50 (paperback) |