Maakt deel uit van:vrouwelijke auteurs
VAN THILLO LIESBETH
Edegem, 04 maart 1914 – Antwerpen, 29 juli 1988
BIOGRAFIE
4 maart 1914: Geboren als Elisabeth Maria van Thillo te Edegem.
Als dichteres was zij in de loop van de jaren 1930 vrij actief. Verscheidene van haar gedichten verschenen in tijdschriften. Zie het gedicht ‘Augustus’ in de rubriek Smaakmaker geschreven in 1930 en verschenen in het blad Brabantia Nostra in 1936.
1937: Haar eerste dichtbundel De doem der droomen werd opgenomen in de eerste jaargang van het door René Verbeeck begonnen losbladige poëzietijdschrift Bladen voor de poëzie.
1938 : Weigerde de haar toegedachte René de Clercq-prijs (‘voor verdiensten op dichterlijk en Dietsch gebied’, ook ‘Zilveren Eikenblad’ genoemd) in ontvangst te nemen. Zij zou de eerste laureaat zijn. De prijs was dat jaar in het leven geroepen door de Nederlandse dichter, activist en De Clercqbiograaf J.J. Wijnstroom.
1939: Lerares Nederlands te Antwerpen.
1941: Huwde met advocaat Edgar Boonen.
- Boonen werkte als verantwoordelijke voor samenvattingen en arresten mee aan het Rechtskundig Weekblad dat een belangrijk aandeel had aan de vernederlandsing van de rechtsliteratuur in België. Het Rechtskundig Weekblad as opgericht door de Antwerpse jurist René Victor, waar Boonen als aankomend advocaat stage had bij gelopen.
- Boonen was vrij actief binnen de Vlaamse Beweging. Jan Verstraete wijdde er een boekje aan: Het Grote Verzwijgen. Een schets van het leven van Edgar Boonen, Brugge, Die Keure, 2013.
Ze was de schoonmoeder van dichter Eddy van Vliet, die trouwens deel uitmaakte van het advocatenkantoor van Edgar Boonen.
Ze was verbonden aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen.
1943: De verzenbundel Het gulden uur verschijnt bij de uitgeverij Wiek Op. De bundel werd in 1948 heruitgegeven door uitgeverij Luctor.
1956-1959: Correspondeerde met Godfried Bomans.
Excursie: In 1957 kon Johan Daisne een reeks ‘Grafschriften voor levenden’ publiceren in Dietsche Warande & Belfort (p 574), Dat voor Lisbeth van Thillo luidt als volgt :
Lisbeth van Thillo
Eens liep ik in het spoor van Pieter G.
en van De dans der Kristallen;
die Doem der dromen liet ik vallen.
Vliegt de Blauwvoet, Storm op Zee.
Lisbeth van Thillo was medewerker aan Dietsche Warande & Belfort, Dietbrand, Brabantia Nostra, Vormen en Werk.
1983: De Stichting Mercator-Plantijn geeft haar verzamelde gedichten uit
29 juli 1988: Overlijdt te Antwerpen
Haar poëzie werd – tot vrij recent – meermaals opgenomen in bloemlezingen, als In aanbouw ( Leopold, Den Haag, 1939), De Vlaamsche poëzie tussen 1918 en 1941 (uitgegeven door de Kunstuitgeverij Pro Arte, Diest, 1941), Spiegel van de Nederlandse poëzie. Dichters van de twintigste eeuw (Meulenhoff, Amsterdam 1979), Ik ben genoemd meisje en vrouw (Lannoo, Tielt, 1980), Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie (Meulenhoff/Kritak 1984, 1992), Geen dag zonder liefde (De Bezige Bij, 1994), Vrouwen dichten anders (Bert Bakker, 2000).
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
BEKRONINGEN
1938: René de Clercq-prijs (‘voor verdiensten op dichterlijk en Dietsch gebied’, ook ‘Zilveren Eikenblad’ genoemd). Ze weigerde echter om de prijs in ontvangst te nemen.
SMAAKMAKER
Het gulden uur
Als ’t licht van zon en maan verweeft in ijle droomen
en alle sterren dansen op een vreemde wijs,
dan zwijmelt onder bloesemende boomen
de dichter naar de delta van het paradijs
Vogelen vliegen kleurig langs zijn haren
hun vlugge wieken wenken hem tot spoed,
de winden tokkelen op ongeziene snaren,
dit grijpt hem naar de ziel en wekt zijn overmoed.
Bloedende bloemen streelen langs zijn handen
een vuren engel zwaait een wierookvat
hij zelf zal tot een toorts belanden
vergankelijk vuurwerk op dit feestelijk pad.
Gouden verdwazing van die zoekt naar andere dingen
dat wat één warme dag hem biedt,
hij moet een eeuwig schoon bezingen
en brandt zichzelven op in dit verlossend lied.
Uit: de Doem der droomen
Augustus
Op het veld, het koren,
Het zingende, suizende, zachte koren,
Blonde zangers
Gouden helmen
Krijgers zonder wapendos.
Tusschen het koren, bloemen, bloemen,
Helle, roepende klaprozen rood,
Vurige droomen
Flikk’rende vlammen
Zoo in leven, zoo weer dood.
Tusschen het koren, maaiers, maaiers,
Zeisende, zingende, wreede maaiers
Het koren buigt
Het koren valt
Het koren suist niet meer.
En de rilde roepende klaprozen rood
Zoo in leven, zoo in dood
Zij vallen
Zij dooven
Zij leven niet meer.
Nu zingen de zwaaiende maaiers hun lied:
Het koren is dood, het koren is dood,
Op blonde lijven, druppels rood,
Dat zijn de wiegende wuivende bloemen
Dat zijn de klaprozen, rild’ en tood.
Nu is het koren, het koren dood.
Het gedicht ‘Augustus’ werd door Liesbeth van Thillo in het tijdschrift ‘Brabantia Nostra’ gepubliceerd in de aflevering van 1 augustus 1936. Het werd echter al in 1930 geschreven
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht