Maakt deel uit van:jeugdliteratuur
DAAN INGHELRAM
Middelkerke, 23 juli 1905 – St.Denijs-Westrem, 26 september 2003
Schrijver van zowel jeugdboeken als kortverhalen en romans.
Inghelram werkte mee aan talrijke tijdschriften (o.m. Dietsche Warande en Belfort). Hij schreef korte verhalen voor o.m. Ons Volk en Taptoe en hij was film-, toneelcriticus
Pseudoniemen: Jan Van Marlinghen P.C. Duyncanter, P.C. Vercruysse, P.C. Geldhof, en K. Yperman.
BIOGRAFIE
23 juli 1905: Geboren te Middelkerke in een gezin met zes kinderen, vijf jongens en één meisje. Zijn vader, Thomas Inghelram, was hoofdonderwijzer te Middelkerke.
Hij studeerde aan het O.-L.-V.-College te Oostende, daarna aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Gent (afd. Germaanse talen), waar hij het diploma geaggregeerd leraar Middelbaar Onderwijs in de Germaanse talen behaalde.
1928-1931: Onderwijzer in zijn geboortedorp.
Daarna was hij achtereenvolgens leraar Middelbaar Onderwijs te Gembloers, Boom, Aarschot, Blankenberge, Poperinge, Zottegem.
1935: Huwde met Maria De Bruyne uit Sint-Kruis, bij Brugge. Samen kregen ze twee dochters, Anneke & Lieve.
1943: Debuteerde met Lotsverbonden onder pseudoniem JAN V. MAERLINGHEN.
In hetzelfde jaar verschijnt Walrave’s ijde ditmaal onder eigen naam.
- Daarin vertelt hij over Walrave, die ervan droomt een vervallen vissersgehucht zijn vroeger aanzien terug te schenken. Maar de omstandigheden zijn hem ongunstig: de rijken en machtigen werken tegen, zijn kinderen verlaten hem en zijn liefste zoon, de enige waarop hij zijn hoop gesteld had, komt in de golven om. Ook Walrave sterft op zee en met hem verzinkt wat hij had willen redden.
1947: De Boskanter uit 1947 is dan weer een heimatverhaal, verwant met het werk van Boschvogel en Van Hemeldonck.
1948: Zijn best bekende werk Angélique, een magisch-realistische roman die zich afspeelt in de 19de eeuw, bracht hem een reisbeurs op voor Noorwegen, het land van Knut Hamsun, waarvoor en door wie hij zich steeds heeft aangetrokken gevoeld.
Vanaf 1950 hadden zijn boeken vooral onderwerpen die ontleend waren aan de geschiedenis of aan de bijbel.
- Zo handelde hij over de Germaanse oudheid, maakte een bewerking van het Nibelungenlied of verhaalde hoe het graafschap Vlaanderen was ontstaan.
- Gegevens uit de bijbel liggen ten grondslag aan ‘Om u treur ik, Jonathan’ (1953), dat met de prijs van de Vlaamse provinciën bekroond werd, en aan ‘De Zwerver’ (1955), een geromanceerde biografie van Ismaël, de zoon die Abraham bij ‘de dienstmaagd gewon’.
“De Zwerver” werd in 1956 in het Duits vertaald door Georg Hermanowski met als titel: Sarai und die Ägypterin (Köln: J.P.Bachern)
1956 – 1970 (op pensioenstelling): Leraar Nederlands-Duits aan de Rijksnormaalschool te Blankenberge.
1974: Verscheen zijn laatste boek, een jeugdboek De brief aan koning Albert.
26 september 2003: Overlijden te St.Denijs-Westrem.
Inghelram werkte mee aan talrijke tijdschriften (o.m. Dietsche Warande en Belfort). Hij schreef korte verhalen voor o.m. Ons Volk en Taptoe en hij was film-, toneel-, en was variétécriticus voor De Standaard.
BEKRONINGEN
- 1946: De novellenprijs Ad Iterim voor De stroom
- 1947: Emiel Vlierbergh-prijs voor De Boskanter
- 1955: Vijfjaarlijkse interprovinciale prijs voor het jeugdboek voor Om U treur ik Jonathan
In Blankenberge, de plaats waar Inghelram voor het laatst voor de klas stond, werd de Daan Inghelram-prijs uitgereikt; een tweejarige prozaprijs ingesteld door de uitgeverij Zuid en Noord. De prijs werd onder andere gewonnen door John Gheeraert en Bart Plouvier.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
- Website van Daan Inghelram
- Daan Inghelram – Wikipedia
- Daan Inghelram – dbnl • digitale bibliotheek voor de Nederlandse .
- Inghelram, Daan – Literair Gent (lemma opgesteld door Lieve Inghelram)
SMAAKMAKER
DE KOMST VAN ZINGARELLI
Alleen Simon scheen haar te verstaan. Hij had haar ouders gekend en was bij haar huwelijk haast als een deel van haar bruidschat meegegeven. Toen hij onder haar man diende, stond zijn gezicht altijd stroef; slechts na zijn dood was het ontplooid en drukte het zijn zacht begrijpen uit voor haar nood.
…
Hij was het, die de poort opende, toen Zingarelli voor het eerst verscheen. Vóór hem stond de donkere zuiderling met de vioolkist onder de arm. Hij droeg geen pruik; gitzwart fladderde zijn haar in de wind, toen hij met een diepe buiging de driesteek afnam; een snorretje gaf hem het aanzien van avontuurlijkheid en tegelijk van wereldse verfijning.
Aanvankelijk was hij slechts een van de vele vioolspelers, die mevrouw Maelcamp in haar huis bezochten en er enkele avonden kwamen musiceren. Hij was niet rijk; de kleur van zijn just-au-corps was verschoten; zijn schoenen waren met veters dichtgeregen en de heren, die op de uitvoering aanwezig waren, stieten elkaar aan en wezen elkander op de weinig brede lubben van zijn mouw.
Maar hij speelde wonderbaarlijk. Mevrouw Maelcamp begeleidde hem op het klavecimbel en uit elke klank van het strenge concerto hoorde zij zijn moeilijk bedwongen hartstocht oprijzen; donker vuur gloeide naast haar, verborgen en beheerst nog, maar elk ogenblik de uitbarsting nabij. Hij bracht geen verrukking; zijn spel sleepte haar in het begin niet mee en zij voelde alleen de man in hem, die alle conventies en het verfijnde dubbelspel van de beschaving breken kon.
“Speel ons wat uit Napels” vroeg ze hem, haast met tegenzin, maar meegevoerd door de stroom muziek.
En zij lette op zijn mooie , slanke hand, die met brede zwier de strijkstok bewoog, en hoewel de passie van zijn lied haar opschrikte uit de ijdele galanterie, waarin zij gewoon was te leven, bleef zij er geboeid naar staren : buitengewoon verzorgd was ze, met donkere olijfglans overtogen en getuigend van zijn adellijk kunstenaarschap.
Maanden nadien herinnerde ze zich die ogenblikken nog, waarop ze voor het eerst zijn handen had gezien. Zo waren ze haar ook bijgebleven, wanneer buiten reeds het licht daalde en de kaarsen ontstoken werden : twee schemerende vlekken die op en neer gingen, heftig en dan weer trager, zoekend, zoals handen langzaam kunnen gaan over een diep geliefd gelaat. ‘Nachts bleef zij wakker met de gedachte aan haar man, die dood was, maar twee klaarten zweefden over zijn gezicht. Het verdween en ze hoorde Zingarelli spelen. Waar zou hij nu zijn, dacht ze dan.
Uit: Angélique. (1948)
BIBLIOGRAFIE
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007.
Chronologisch overzicht
Verspreid gepubliceerde korte verhalen
Jaar | Titel & gebruikte auteursnaam | Gepubliceerd in… |
1935 | Reisbrieven uit Engeland. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Vlaamschen Toeristenbond |
1942 | Een Jaar Blankenbergse Geschiedenis : 1875. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Vlaamschen Toeristenbond |
1942 | Paradise regained. (Toeristische Novelle)
Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM Prijs V.T.B. |
Vlaamschen Toeristenbond |
2.1.1946 | Heideroosje. Onder pseudoniem K. YPERMAN | E.Wouters, Huart Hamoirlaan 9 Brussel Weekend roman nr. 30 |
15.5.1946 | Saartje uit de duinen. Onder pseudoniem VAN DEN DAELE P.C | E.Wouters, Huart Hamoirlaan 9 Brussel Weekend roman nr. 49 |
18.9.1946 | Bedreigde liefde. Onder pseudoniem VAN DEN DAELE P.C | E.Wouters, Huart Hamoirlaan 9 Brussel Weekend roman nr. 67 |
1946 | De stroom. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM In Nederland bekroond met Pr.”Ad Iterim” | |
1946 | Het stille buurschap. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Het Volk – Taptoe |
1946 | De paascheieren. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk |
1946 | De hond van mr gough. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk |
1946 | Ik hou van muziek. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | De Zweep |
1946 | Verhuren aan de kust. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Het Volk – Taptoe |
1947 | Voor de bruiloft. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1947 | Zoo op een laten avond…. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | ABC |
1947 | De deserteur. Onder pseudoniem P.C. GELDHOF | Ons Volk – Overal |
1947 | Het plekje. Onder pseudoniem P.C. VEBRUGGE | Ons Volk |
1948 | De tweede nederlaag. Onder pseudoniem K. YPERMAN | Ons Volk |
1948 | Ontvluchtingspoging. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Land |
1948 | Onze melkboer. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk – Overal |
1948 | Zijn zuster. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk – Overal |
1948 | Land over de grenzen. Onder pseudoniem P.C. VAN LATEM | Ons Volk |
1948 | Pere boeboe. Onder pseudoniem P.C. VERCRUYSSE | Ons Volk |
1948 | Ook verloofd. Onder pseudoniem P.C. GELDHOF | Ons Volk |
1949 | De bruidsmarsch. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1949 | De droom. Onder pseudoniem P.C.TERDUYN | Ons Volk |
1951 | Solveigs lied. Onder pseudoniem P.C. GELDHOF | Ons Volk |
1951 | Aan het veer. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1951 | Avontuur in de grootstad. Onder pseudoniem K. YPERMAN | Ons Volk |
1952 | Het huwelijksaanzoek. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1952 | Omdat er voor hen geen plaats was. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk |
1953 | Portioncula. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Zondagsvriend |
1953 | De waker. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | De Tafelronde |
1953 | De derde wens. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk |
1954 | Onder de marentak. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Ons Volk |
1955 | Bij wijze van schadevergoeding. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1955 | Vogeltje in de open hand Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Het Volk – Ons Zondagsblad |
1955 | Word eigenaar. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Volk |
1955 | Zolang er leven is. Onder pseudoniem P.C. DUYNCANTER | Ons Zondagsblad |
1957 | Ieder heeft zijn eigen uur. Onder de auteursnaam: DAAN INGHELRAM | Desclée De Brouwer |