FIEUWS JACQUES
Lauwe, 22 december 1930 – Brugge, 10 november 1979
Vooral bekend door zijn spraakmakende vertaling van de gedichten van François Villon (uit het Jobelin, de straatroverstaal van de Coquillards (argot uit het midden van de 15de eeuw) en van het Roelantslied
Postuum verschijnt in 1980 de vertaling van Les Vers de la Mort van de 12de eeuws troubadour Helinant
BIOGRAFIE
22 december 1930: Geboren te Lauwe, als vierde van de negen kinderen van Omer Fieuws (1895-1945), bankbediende en Madeleine Verraes (1895-1964)
- Zijn opleiding begon aan het klein seminarie te Roeselare, waar hij naast zijn studie actief was bij de pauselijke Zoeaven en in de Katholieke Studenten Aktie (KSA)
1948-1949: Volgt cursussen voor bestuursrecht te Kortrijk en te Brugge.
Jaren 50 en 60: Beroepshalve actief als secretaris van het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (NCMV), arrondissement Brugge en nationaal secretaris van de papierdetaillanten.
1960: Studeert af in rechten en notariaat aan de Gentse Rijksuniversiteit
Trouwt met Marie-Josèphe Maes. Twee zonen en twee dochters.
1964: Directeur van het filiaal van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen in het beroemde huis ‘Ter Buerse’ in de Vlamingstraat te Brugge.
Hij organiseert ook cultuurevenementen zoals “de Britse veertiendaagse” (1969), de “Brugse Boekenbeurs” (1972, 1973) en “Bouwen Wonen Nu”.
1974: Publicatie van de Villon vertaling, waar hij van 1969 tot 1973 had aan gewerkt.
- Fieuws vertaalde de volledige poëzie van Françoys Villon: Le Lais (ca 1456) of de Legaten, het bekende Testament, waarin de dichter al zijn fictieve bezittingen aan zijn magen en vrienden vermaakt, voorts een aantal ‘Losse gedichten’ en tenslotte de fameuze zes ballades ‘en jargon et jobelin’, de straatroverstaal van de Coquillards (argot uit het midden van de 15de eeuw):
- De Coquillards was een dievenbende die schelpen op hun mantel aanbrachten en zich zo voordeden als bedevaarders naar Compostella
- Fieuws vertaalt deze teksten in een Bargoens dat in de eerste helft van de twintigste eeuw nog net niet uit ons taaldomein verdwenen was. Hoe dat in zijn werk is gegaan kan men lezen in de studie van Paul van Hauwermeiren, De belangstelling voor het bargoens, in: Taal & Tongval 61 (2009), p. 114-183. De relevante passage wordt achteraan het lemma geciteerd.
1977: Publicatie van de vertaling van het Roelantslied, een verhaal van verraad en heldendom.
- Het Roelantslied is een van de oudste Middelnederlandse ridderromans in het genre van het chanson de geste en gaat terug op het Franse Chanson de Roland uit de periode 1050−1150.
- Voor het vertalen heeft Fieuws gebruik gemaakt van de in 1837 ontdekte Anglo-Normandische tekst die zich in de Bodleyan Library te Oxford bevindt. De 4002 verzen lange oorspronkelijke tekst werd eveneens opgenomen in de publicatie en bevindt zich op de bladzijde tegenover de vertaling.
1977: In het Brugse tijdschrift Ommeland verschijnt een bijdrage van Jacques Fieuws onder de titel Een Engels volkslied over de slag der gulden sporen. Het is een Engels spotlied van 17 strofen met telkens 8 regels op rijm (aaab cccb) dat begin 14de eeuw werd geschreven door ‘supporters’ van de Vlaamse wevers en volders en waarin de Fransen en hun ‘o zo machtige’ leger belachelijk worden gemaakt. Zie Gedichten over de Guldensporenslag – Yumpu
1977: Met de teksten uit Fieuws Villonvertaling brengt voordrachtkunstenares Tine Ruysschaert een volavondprogramma in het Arcateater te Gent. Ze zal dit programma meer dan 90 keer op de planken brengen waarvan ruim 30 keer in Nederland.
Oktober 1979: Enkele weken voor zijn overlijden overhandigt de vertaler het manuscript van zijn vertaling van Les Vers de la Mort van de 12de eeuws troubadour Helinant aan zijn uitgever Fernand Bonneure
10 november 1979: Overlijdt in zijn woning te Sint-Michiels Brugge.
POSTUUM
1980: Postuum verschijnt de vertaling van Les Vers de la Mort van de 12de eeuws troubadour Helinant, die na zijn vrij en ongebonden en ook ietwat liederlijke leven monnik werd in het cisterciënzer klooster van Froidmont.
Fieuws wist – toen hij het afgewerkte manuscript in oktober 1979 aan de uitgever overhandigde – dat zijn leven snel zou zijn afgelopen. Hij stond erop dat de vertaling zou worden gepubliceerd met als titel Het lied van de dood.
- Het oorspronkelijke gedicht – geschreven tussen 1194 en 1197 – kende in zijn tijd een groot succes (niet minder dan 24 manuscripten zijn er van overgebleven). Fieuws gebruikte de ‘definitieve’ editie uit 1930, een uitgave van Prof. Coppin van de Université de Lille (Les vers de la mort d’Hélinand, traduits en français moderne et commentés, Paris, Desclée de Brouwer, 1930)
- Het blijft opmerkelijk hoe hij de de glans van de oorspronkelijke versbouw in zijn vertaling wist te behouden. Vijftig maal een strofe van twaalf octosyllaben op twee rijmen (aab, aab, bba, bba), waarvan Helinant waarschijnlijk de uitvinder is van geweest.
1999: Bij de Bucheliuspers te Utrecht verschijnt een bibliofiele uitgave van de Villon vertalingen van J. Fieuws in 5 deeltjes elk verpakt in een cassette: Ballades en jargon jobelin / Balladen van de coquille / Balladen van de zwarte liefde / Balladen van de valsspelers / De balladen in het Bargoens In de vijfde cassette is ‘Het Bargoens van de genaamde Villon’ opgenomen, de Bargoens–Nederlandse woordenlijst die ook voorkomt staat ook in de uitgave van de vertaling uit 1974.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Referentie
- Paul van Hauwermeiren, de belangstelling voor het bargoens, in: Taal & Tongval 61 (2009), p. 114-183).
- Fernand BONNEURE, Jacques Fieuws : wij treuren om wat snel verging, VWS-cahier 116, 1985.
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografie van Jacques Fieuws is onderverdeeld in 2 afdelingen en een citaat over Fieuws vertaaltechniek van het 15de eeuws argot in een Nederlands bargoens.
1. Chronologisch overzicht
2. Audiografie
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht
AUDIOGRAFIE
FIEUWS EN HET BARGOENS
Geciteerd uit Paul van Hauwermeiren, De belangstelling voor het bargoens, in: Taal & Tongval 61 (2009), p. 114-183).
De balladen van Villon bijvoorbeeld, geschreven in een argot uit het midden van de
vijftiende eeuw, zijn door Jacques Fieuws vertaald in een Bargoens uit het begin
van de twintigste eeuw. Het Bargoens waarvan de vertalers zich bedienden, had
vaak geen woord dat overeenkwam met een argot–woord in het Franse origineel.
[…]
Fieuws heeft geschikte vertalingen opgezocht in een paar woordenlijsten en woordenboekjes. ‘Het Bargoens van de genaamde Villon’, een Bargoens–Nederlandse woordenlijst bij de vertaling van de zes balladen, telt 258 woorden en uitdrukkingen. Daarvan komt er 60% voor in De Gabbertaal van E.G. en/of De Boeventaal van W.L.H. Köster Henke. De overige woorden heeft Fieuws bijna allemaal ontleend aan de lijst die Paul de Keyser in 1927 gepubliceerd heeft in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal– en Letterkunde. Die lijst bevat Bargoens uit Antwerpen, Brussel, Kortrijk en Roeselare. Fieuws heeft dus vooral geput uit de Hollandse dieventaal.
Zelf zegt Fieuws: ‘De woorden werden geplukt uit het nog zeldzaam gangbaar Bargoens, de dieventaal en de taal van de prostitutie’ (François Villon. Gedichten, Frans en Nederlands, prostitutie’ (p. 278).
Fieuws vormt graag samenstellingen met Bargoens materiaal. Met pieper ‘rover’ en pieperdolman ‘galg’ maakt hij pieperdolmanfeest ‘rovergalgenfeest’ . Snoeien is ‘snijden, kopen bij het kaartspel’ en de maf is de boer van het kaartspel’. Snoeimaf is dus de troefboer. Soemkoef is Bargoens voor politieman. Een politiehond wordt dus een soemkoefhond. Kalle betekent ‘roede’ en Kallebikken ‘eten’. Met die twee woorden maakt Fieuws de samenstelling kallebikker met de betekenis ‘homofiel’.
Hij waagt zich ook aan een enkele afleiding: als vertaling voor ‘kaartspeler’ bedenkt hij blaffer (<blaffen, kaartspelen), voor ‘bedrieger’ gebruikt hij foefelaar (<foefelen, onderduims handelen) en van heibel, ‘drukte, rumoer, ruzie’ leidt hij heibelen ‘storen’ af. Waar hij bestaande Bargoense woorden gebruikt, krijgen die soms een minder algemene betekenis: een bollebof is niet zomaar een baas, maar de baas van het kaartspel en gosers zijn niet kerels of vrijers zonder meer, maar jongens uit een dievenhuis.
Fieuws verruimde de uitdrukkingsmogelijkheden van het Bargoens dus op twee manieren: door betekenissen te vernauwen en door samenstellingen te construeren met Bargoense grondwoorden. Het Bargoense woordmateriaal dat hij in lijsten en woordenboeken kon vinden, was ontoereikend voor het ambitieuze doel dat hij zich had gesteld: hij vond dat hij van elke ballade drie vertalingen moest maken, omdat iedere ballade en zelfs elke zin en elk woord volgens hem kan worden gelezen als een waarschuwing aan het adres van de coquillards, de valse kaartspelers of de homo’s. ‘De drie betekenissen of situaties liggen in elk van de zes balladen op mekaar gestapeld, zodat deze zes in feite achttien balladen uitmaken’. (Villon, 1974, p. 277).
Het idee van deze drieduidigheid heeft de vertaler overgenomen van Pierre Guiraud, die geprobeerd heeft het jargon van Villon te verklaren met gebruikmaking van lexicografisch materiaal uit verschillende Franse gewesten en van de methode van de structurele linguistiek. Pierre Guiraud, Le jargon de Villon ou le gai savoir de la Coquille, Gallimard, Parijs, 1968.