Maris Bayar
Borgerhout, 1937
Dichteres
Ze was redactrice van de literaire tijdschriften Trap en Radar, beheerde samen met Tony Rombouts: de uitgeverij Contramine, het driemaandelijks literair-kritisch en informatief tijdschrift Trap. Beiden stichtten de Trap-prijs voor poëzie.
« Het werk van Bayar en Rombouts […] is een extreem van ‘écriture artiste’, een verfijnd esthetisch spel op de rand van de kitsch, maar gepresenteerd en wellicht ook beleefd alse en houding van artistiek verzet, een ‘contramine’ van schoonheid ». (Hugo Brems en Dirk De Geest)
BIOGRAFIE
1937 : Marie Thérèse Fernanda Léonie Bayar, geboren in 1937 1937 in de volkse wijk Berchem-Groenenhoek uit een Kempense moeder en een Waalse vader.
1951: Tot haar veertien jaar genoot ze katholieke opvoeding bij de Zusters Apostolinnen, maar gaf in het begin van de jaren zestig onder invloed van de oosterse mystiek haar geloof op.
Dan volgen 5 jaar haartooi, inbegrepen een jaar bijzondere vervolmaking.
1956-1966: Beheert een kapperszaak in Wilrijk.
1957: Trouwt met een kleinzoon van Majoor Albert, opper-rijmeester van koning Albert. Een dochter wordt geboren: Pascale Albert.
1959: Het huwelijk wordt ontbonden.
1962: Ontmoet de Joodse student diplomatie en flamenco-gitarist Maurice Rosenfeld met wie ze drie jaar samenwoont.
- Onder invloed van filosofische werken en oosterse mystiek geven beiden hun oorspronkelijk geloof op. Beiden bekeren zich tot het boeddhisme, wat bij haar zal evolueren naar zen-boeddhisme.
- Deze periode leidt tot verinnerlijking van haar verzen die langzaam sterk genoeg worden om gepubliceerd te worden.
In 1965 loopt de verhouding stuk. Rosenfeld vertrekt als diplomaat naar Madagaskar. Toch blijven ze verder corresponderen en hij moedigt haar aan om te blijven schrijven. Ze publiceert in eigen beheer Ik laat mijn hoevetje dansen
1965: Bayar ontmoet de dichter en Pink Poet Hughues C. Pernath en heeft met hem een korte relatie van enkele maanden die voor haar doorslaggevend is op het gebied van poëzie. Pernaths gedichten doen haar besluiten op de literaire weg verder te gaan.
1966: Ontmoet de dichter Tony Rombouts met wie ze acht maanden later trouwt. Rombouts introduceert haar in Antwerpse kunstenaarskringen. Ze geeft haar kapperszaak op om zich volledig aan het dichterschap te wijden.
1967: Publiceert haar eerste bundel, De deur die gesloten bleef, uitgegeven door Adriaan Peel (1927-2009) in de thans gezochte Lepelreeks.
1968: Een jaar later verschijnt Zachte bodem bij Stuip, een tijdschrift uitgave onder beheer van Tony Rombouts. Haar gedichten waren verrassend, speels ingesteld op de taalwerkelijkheid. In het koor van de soms zwaar existentiële ernst van de (neo)- en/of (post)-experimentelen klonk de toon van haar gedichten verfrissend, ludiek en luchtig.
1970: Wordt een tweede dochter geboren, Iris Rombouts. In 1985 gaan Rombouts en Bayar na 19 huwelijk uit elkaar.
- Vanaf 1973 wordt het salon van Maris Bayar en Tony Rombouts een vertrouwde, drukbezochte ontmoetingsplaats.
Bayar en Rombouts stichten hun eigen private press: Contramine.
- Op de legendarische Original F. M. Weiler’s Liberty National degelpers met pedaalaandrijving, een gevaarlijk XIX de eeuwse gietijzeren gevaarte, worden met benedictijns geduld tientallen dichtbundels uitgegeven.
- De Pink Poets publiceerden er 7 bundels (twee bundels van Spillemaeckers, een van Bartosik, een van Conrad en drie van Jespers), naast 7 bundels van Maris Bayar en zes van Rombouts zelf. De overige gepubliceerde bundels vloeiden uit de pen van een nogal heterogeen gezelschap, gaande van gezworen experimentelen als Peel, Ben Klein en Dirk Claus tot figuren uit de Radar-kring (Jan van der Hoeven, Hendrik Carette, Renaat Ramon) en dichters als Joris Denoo, Wilfried Adams, en Lucienne Stassaert.
Tussen 1973 en 1986 publiceert Maris Bayar tien bundels.
- Haar bundels vormden een soort verhuld intiem dagboek en verwijzen haast zonder uitzondering naar concrete, reële situaties die voor de oningewijde lezer niet altijd even toegankelijk zijn. Zij onthult immers vooral door te verhullen. Ze kapselt zich in een aantal feilloze afweermechanismen (of overlevingsstrategieën) in: alles wat de eigenste eigenheid van haar innerlijk leven kan raken of aantasten, glijdt meteen af over het harnas van haar eenzelvigheid.
- Woorden zijn voor haar dingen die haar beschermen en beveiligen tegen een buitenwereld die ze hardnekkig, wellicht uit zelfbehoud, weigert te zien zoals hij werkelijk zou kunnen zijn. En wanneer een pijnlijke luciditeit in haar verzen tot uitdrukking komt, dan gebeurt dit steeds met betrekking tot haar eigen persoon, uiteraard.
- De dichteres verschijnt als een godin in ’t diepst van haar gedachten en zit in het ’t binnenst van haar ziel ten troon. Maar binnenin bijt de pijn zich uiteraard vast, wat dacht u wel. Het verglijden der dingen, de vergankelijkheid, het verval worden immers met de jaren onherroepelijk duidelijker:
De klok staat niet stil De tijd staat niet krom Of nog Het menselijk huis dat zolang bestaat Moet hersteld worden
1985: Rombouts en Bayar gaan na 19 jaar huwelijk uit elkaar.
1987: Ontmoet de mime-kunstenaar Luc Bes met wie ze vijf jaar samenwoont. Hij zal haar inspireren tot lyrische liefdesgedichten. In 1992 eindigt de verhouding.
1988: Die periode van tomeloze creativiteit wordt in 1988 besloten met Een ijzeren hand in een fluwelen handschoen, een bundel met passend gekozen titel, verschenen in 1988 bij An Dekker te Amsterdam. (Tussen haakjes, een hint voor exegeten, de titels van Maris’ bundels hebben altijd betrekking op louter biografische toestanden die ze aldus samenbalt, synthetiseert.)
Maris zou geruime tijd niet publiceren. Maar ze was wel hardnekkig aan het schrijven aan haar Epos van het groot ongelijk.
1990: Publicatie in eigen beheer van ‘Sneeuwbes. Liefdeslyriek, onthullende strofen in balladeske verteltrant en 1 doka-gedicht’.
1992: Toen ze in 1992 vijfenvijftig werd, stelde ze vast dat ze heel veel verdrongen had. Het mechanisme van de herinnering trad in werking, mede op gang gebracht door de Golfoorlog. ‘Het was net of er op de deur geklopt werd’, zei Bayar. Dat werd een ware psychologische schok. Plots gingen de sluisdeuren van het geheugen open en herbeleefde ze de donkere oorlogsjaren die ze als kind meemaakte. Haar werk zou een andere wending nemen.
1993: Begint Maris te schrijven aan haar levenswerk: memoires in dichtvorm.
- Niet de vader, noch de moeder staan hier centraal (zoals het geval was in haar Vrouwelijke elegieën), wel de ziener, de man die haar jeugd betoverde en tijdens de angstige bezettingsjaren een beschermende en beslissende invloed had op haar ontwikkeling.
1998: Uitgever Walter Soethoudt brengt onder het inprint Facet het eerste deel uit van Maris’ epos: Fleur de Flandre.
“Eigenlijk, zegt Maris, ben ik een poëtische romancière”. Ik ben een fantasieloze dichteres. Zij i s anders dan wij, hoorde ze vaak thuis zeggen. Ze voelde zich afgesloten van familie en volk. “Pijnlijk voor een kind”, vertrouwde ze me toe. “Ik had gelukkig destijds mijn frivoliteit mee, waarmee ik het gered heb. Op school bracht ik de kinderen aan het lachen.”
In haar epos zit ze gekneld tussen hooggestemd uiting geven aan haar gevoelens en het onverbloemd weergeven van de werkelijkheid..
Lyrisch realisme dus? Neen, ik zou zeggen maris-realisme.
2004: Een tweede uittreksel verscheen bij P te Leuven, onder de welsprekende titel Ares.
2005 : Verscheen bij Uitgeverij Litera-Este.het derde luik : Het epos van het groot ongelijk. Memoires in dichtmaat
2011: Er verschijnt een verzamelbundel ‘Opgerichte poëzie’ waarin haar eerste 10 dichtbundels opnieuw aan het lezerspubliek worden aangeboden.
Bayars poëzie verscheen in volgende tijdschriften: Stuip, Trap, Radar, Koebel, Yang, Het Nieuw Vlaams Tijdschrift, Het tienjaarlijks tijdschrift, DW&B, Vrouw en Beeld en Boek, Eigen Wegen, Poëziekrant, Surplus, Balustrade, Literair kookboek, STROOM.
Een korte situering
Het werk van Bayar en Rombouts zelf is een extreem van ‘écriture artiste’, een verfijnd esthetisch spel op de rand van de kitsch, maar gepresenteerd en wellicht ook beleefd alse en houding van artistiek verzet, een ‘contramine’ van schoonheid. In de kringen rond Tony Rombouts wordt Maris vereerd als « de inkarnatie van de muze zelf » : « zo leeft Maris tussen ons : als meisje, als mythe, als mens. » (Radar, jrg. 2, nr. 2, 1976)
Uit : Hugo Brems en Dirk De Geest,Opener dan dicht is toe. Poëzie in Vlaanderen 1965-1990 (Leuven 1991, Acco), p.51-53.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
- Opgerichte poëzie. Gedichten 1975-1988-Maris BAYAR : ANSIEL
- Maris-realisme (Bayar blog:mededelingen.Over-blog.Com)
Referenties
- Hugo Brems en Dirk De Geest,Opener dan dicht is toe. Poëzie in Vlaanderen 1965-1990 (Leuven 1991, Acco)
SMAAKMAKER
Vaders staalgroene ogen Flitsen fel Onder de schuin gedragen stetson. Hij glimlachte leep met manlijke mond. Een knappe jongen is Vader, een Dandy, De Ster van Bethlehem, dacht het kind. Hij wierp met véél zwier de koperen ring Van de scheerriem over deurklinken, Spande zijn biceps. Scherpte het scheermes. Soms gewaagde Vader, O Zeus, Wolkenverzamelaar te zijn En liet het scheerschuim sneeuwen. Tik, gekscheerde hij, hier spinnenkop, Snowballs op je benieuwde neus. Bovendien balanceerde hij fiks in handstand Op wankele keukenstoelen, Doorkruiste onstuimig Benepen kamers. Vader liep als een volbloed, Arabische hengst, Verkwanselde automobielen zoals men paarden temt. Droeg als allerlaatste op de Kroon der uitstervende Stamboom Een oudeeuwse Tziganennaam doch Voor een figuur van formaat gelijk Vader Moet dat schrikbaren zijn geweest. Het kind rook in de piepkleine pachtkamer Van de doodgewone Langemarckstraat nr. 5, Zijn parelend zweet. Dàt was Hercules, Krijgsman en Heethoofd in huis en Hemelhoog op zijn vierkante schouders Torende het aankomende kind dat als toeschouwster Naar Epen, Sagen, Bijbelverhalen, boemeltreinen En snelvuurkanonnen keek.******
Dus hij ging niet, want ze weenden om dat ongewisse in het oudere en jongere leven. Zoals wolken wonderbaarlijk zweven, dansten ze met waardigheid. Dicht tegen elkaar aangeduwd, hoofden schouderdiep gebogen, in de stank van bier en brillantine, tussen verschraalde minnaars die bijwijlen oneindig weemoedig zingen. Ze dansten godganse tierende nachten met twee, op blues in bars. Openliggen ging de zee. Uit: Ares. Uitgeverij P, Leuven, 2002
BIBLIOGRAFIE
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- POËZIECENTRUM vzw- Gent
- Naast de Poëzieshop biedt het Poëziecentrum voor liefhebbers van antiquarische kleinoden ook een uitgebreid aanbod modern antiquariaat aan. Recentelijk werd het aanbod uitgebreid tot meer dan 3500 titels èn werden alle prijzen geherwaardeerd. Je vindt een overzicht van al de antiquarische titels op Antiqbook.
Chronologisch overzicht
Overzicht per genre – alfabetisch op titel
- Als Maris Dante zoent. Gedichten van 1965 tot 1975. (1975)
- Ares. (2002)
- De deur die gesloten bleef. (1967)
- De heerlijkheid omhelzen. (1973)
- De innerlijke Belediging. (1978)
- De parade der paladijnen. (1986)
- Dwerg : poëtisch schimmenspel (1974)
- Een ijzeren hand in een fluwelen handschoen. (1988)
- Fleur de Flandre. (1998)
- Het epos van het groot ongelijk. Memoires in dichtmaat.(2005)
- Heldendichten – Zeegezichten. Autobiografische gedichten. (1981)
- Ik laat mijn hoevetjes dansen. (1966)
- Les Chevaliers Bayard. (1977)
- Levend in Leningrad. Een gespalkt gedicht. (1982)
- Lof voor Onwerkelijken. (1976)
- Opgerichte poëzie. Gedichten 1975-1988. (2011)
- Sneeuwbes. (1990)
- Verzamelwoede. (1984)
- Vrouwelijke Elegieën. (1980)
- Zachte Bodem. Al je gronden zon; gedichten 1967 – 1968. (1968)