Gisteravond waren we te gast op de dubbellezing Doina Ioanid en Jan H. Mysjkin. Beiden stelden er hun nieuwste werk voor.
Doina Ioanid las voor uit haar dichtbundel Ritmen om de vrouwtjesegel te temmen in een vertaling door Jan H. Mysjkin. Mysjkin stelde zijn eigen dichtbundel voor Dit is nobel gezegd maar duister.
- Met deze bundel sluit Mysjkin een vierluik af dat aanvatte met ‘Voor mijn ogen ligt het zwijgen’ (2010), en vervolgde met Rekenkunde van de tastzin (2011) en Enz.Enz. (2014). In deze bundel wordt heel wat gereisd, werelden worden met woorden vorm gegeven, woorden worden de ontdekking van werelden…
De verkenning van de morgen Er was de morgen en de zon Er was de grootste sluitersnelheid en geen diafragma Er waren de afdrukken van mijn foto’s *** Er was dat ik niets verzuimde te zien *** Er was een kleine haven vol slijk Er was de ruwe zee Er was de kleine steam launch die een uur deed over zes mijl *** Er was dat de zon onderging Er was dat ik de aarde zag verdwijnen
Uit: Dit is nobel gezegd maar duister.p. 52
Van Doina Ioanid, een Roemeense dichteres, heeft Jan H. Mysjkin misschien wel al haar poëzie vertaald.
- Het juffertje van marsepein.Vertaald uit het Roemeens en van een nawoord voorzien door Jan H. Mysjkin Rotterdam: Uitgeverij Douane. 2011
-
Interval. In een bijzondere vormgeving van Danny Dobbelaere, Uitgeverij Zegwerk, Gent 2012
- Het gaat hier om de eerste van de twee reeksen uit Overgangsgedichten
- Oorbellen, buiken en eenzaamheid. Vertaling en nawoord door Jan H. Mysjkin Amsterdam: Uitgeverij Perdu. 2013
-
Brieven voor opa Dumitru, vertaald en ingeleid door Jan H. Mysjkin, in: Jan H. Mysjkin, Voor de prijs van mijn mond. Hedendaagse poëzie uit Roemenië. Uitgeverij Poëziecentrum vzw, Gent. 2013
- Het gaat hier om de laatste van de twee reeksen Overgangsgedichten.
En nu is er Ritmen om de vrouwtjesegel te temmen.
Doina Ioanid (Boekarest, 1968) schrijft prozagedichten. “Prozagedichten”, zo schrijft ze in de Poëziekrant van januari/februari 2012, “lijken een grotere mate van vrijheid te verlenen, en toch zijn ze niet vrij van dwang. Als ik me aan het schrijven van een gedicht zet, weet ik dat ik niet aan een vast patroon moet voldoen, maar ik weet ook dat ik me aan eisen van andere aard moet houden, zoals persoonlijke ervaring, nood aan relevantie, het zoeken naar de juiste woorden, beelden en ritmen, het nastreven van het optimale register en de gepaste toon, terwijl gemeenplaatsen en clichés moeten worden vermeden. Bovendien moet een schrijver na nu worstelen om zijn of haar stem te vinden in de hedendaagse vocale chaos.”
Laten we dus even naar haar stem luisteren
Misschien ben ik ook als de meeuwen op de kade dan Dâmboviţa, een geverfde raaf’, zoals Mika-Lé zei. Je gelooft toch niet dat het echte meeuwen zijn ? wat zouden meeuwen midden in Boekarest komen zoeken? vroeg Mika-Lé me op spottende toon, haar lippen als scheermesjes. En toch hoorde ik hun hongerig gekrijs en zag ik ze met stakkers van vissers twisten om dezelfde tengere prooi in het vuile water. Ik zag ze naast de daklozen pikken in de vuilnisbakken. En van mijn kant vroeg ik me af wat ik op de kade van Dâmboviţa zocht, wat ik in deze dolle stad was komen zoeken. Aardwormen kropen na de regen naar mijn voeten. Langzaam maar zeker. En ik, ik kon niet anders dan daar blijven staan, alleen, als een potplant met beschimmelde wortels.
Ritmen om de vrouwtjesegel te temmen. p.35
en
Ze was me niet opgevallen, toen ik binnenkwam. Ik sloot het raam, draaide me om en toen zag ik haar. Ze zat te midden van mama’s snuisterijen. Ze kwam langzaam de kastplank af. Haar stekels glansden, met zorg aangescherpt. We waren enkel met ons tweeën en de nacht die pas was ingevallen. Aan de vooravond van mijn veertigste levensjaar waren er enkel wij twee, voorbij goed en kwaad, als twee bonen in een peul.
Ritmen om de vrouwtjesegel te temmen. p.65
In zijn inleiding verwijst Mysjkin naar een parabel van Arthur Schopenhauer (in: Parerga en Paralipomena, 1851), waar Sigmund Freud (in: Massapsychologie en Ik-Analyse, 1921) naar teruggrijpt om uit te beelden hoe mensen zich affectief tegenover elkaar gedragen: het dilemma van de egel.
Op een koude winterdag kroop een troep stekelvarkens dicht op elkaar, om door elkaars lichaamswarmte te voorkomen dat ze zouden doodvriezen. Maar algauw kregen ze last van hun stekels en gingen ze weer een beetje uit elkaar. Wanneer de behoefte aan warmte ze weer dichter bijeenbracht, gebeurde hetzelfde, zodat ze tussen het ene en het andere ongemak heen en weer geslingerd werden, totdat ze ontdekten dat ze het op een mùatige afstand van elkaar het beste uithielden. (Vertaling van Wim Raven)
Of, hoe en waarom teksten belangrijk zijn, denk ik dan.
De avond hield meer verrassingen in.
Want Ioanids tekst inspireerde Lies van Gasse tot een sprankelend graphic poem die tijdens de avond getoond en voorgelezen werd. Je vindt het graphic poem in een haast luxueuze presentatie in de Poëziekrant van december 2012 (nr 7-8). Op het internet krijg je een idee op het adres Doina Ioanid & Lies Van Gasse op Felix Poetry Festival
Meer kruisbestuiving: we konden genieten van twee video poems gemaakt door SWOON, ééntje van een gedicht van Doina Ioanid “kijk hoe we onszelf aanvullen’ en ééntje van Jan H. Mysjkin “De barometer hapert, The barometer stuck“.
En als toemaatje was er een ruim muzikaal staal uit de rijke Roemeense volksmuziek en liederenschat en een lekker glaasje wijn tijdens de babbel achteraf.
Bibliografie
Doina Ioanid, Ritmen om de vrouwtjesegel te temmen. Vertaald uit het Roemeens en ingeleid door Jan H. Mysjkin. Uitgeverij De contrabas, Utrechht & Leeuwarden. 2014
Jan H. Mysjkin, Dit is nobel gezegd, maar duister. . Uitgeverij De contrabas, Utrechht & Leeuwarden. 2014