home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

Notities van een boekenwurm 3 Stiltegedichten Roland Jooris

Naar aanleiding van gedichtendag 2009 (onder het thema ssst.. stilte) kreeg ik van Jan Mariën dit prachtige gedicht opgestuurd. Het was meteen mijn eerste kennismaking met deze boeiende dichter.

Quote

Omdat het thema de stilte is, stuur ik je een minimaal, sober gedichtje van Roland Jooris. Ik weet dat ik dit ongevraagd doe, dus als het je niet zint, stuur het dan maar terug.

MINIMAL

Vogel wipt.
Tak kraakt.
Lucht betrekt.
 
Bijna niets
om naar te kijken
en juist dat
bekijk ik.

ROLAND JOORIS

Unquote

Wat dit simpele gedicht losmaakte: een lawine van associaties of hoe universeel onze dichters wel zijn.

Beste jan,

Dit gedichtje is aangenaam zen. Het resoneert stilte.
Een balsem voor het gedichtendagkabaal dat paradoxaal de stilte als thema kiest of moeten we zeggen als commercieel kleedje voor een rumoerige uitgeversbende.
Stilte is een mooi en diep thema.

Hoe abrikozen
Heel diep het zonlicht drinken
In grote stilte
Otsuji (Japan 1881-1920)
Zij geeft haar geuren
Ook aan de hand die haar brak,
– pruimenbloesemtak
Chiyo-ni (Japan; 1703-1775)
 
 
Toen mijn bijl neerviel
Diep in het winterbos – plotseling
De geur van hout
Buson (Japan 1716-1783)

 

Men vertelt mij dat een roman lezen tijd vraagt, een gedicht lezen geduld.
Gerrit Kouwenaar vraagt: “Maak de taal waar achter de tekens”.
Govinda, in zijn “Mystiek van het Tibetaans boeddhisme” schrijft : “Het is het wezenskenmerk van de waarachtige dichter dat zijn woord de werkelijkheid schept; dat zijn woord iets ‘waarachtigs’ oproept en ontsluiert. Zijn woord ‘spreekt’ niet – zijn woord ‘werkt’ !”

De weg die Roland Jooris in zijn ‘minimal’ toont, is dezelfde als die Rumi een Perzisch dichter begin 13de eeuw toonde

Er is een weg tussen stem en aanwezigheid
Waar informatie stroomt
In toegewijde stilte opent het zich.
Met dwalend spreken gaat het dicht.
 

Dit is het mystieke ervaren zonder franjes doodgewoon van onze omgeving natuur daar waar het door ons ademt verzonken ontbeeld de stilte. De dichter echter zet een stap terug noodgedwongen om met zijn schrandere metaforen dat soort ervaringen doorheen zijn taal te laten resoneren te evoceren een hint te geven enz.
Wittgenstein zei : Waar men niet over kan spreken, daarover moet men zwijgen.
Een driedubbel hoera voor alle dichters die dit toch proberen. Maar dan met betaling van de prijs: met dwalend spreken gaat de weg dicht.

Nog ééntje voor onderweg

Noch gij noch ik doordringt den buitenschijn
Der eeuwigheid, want achter een gordijn
Speelt wat ons boeit; wanneer de sluier valt,
Zal er geen ik, zal er geen gij meer zijn.

 

Dit vind ik een heel speciaal. Het is van ene Aboe ‘I-hasan. Het enige dat ik van deze kerel weet is dat hij gestorven is in 1034 en de vertaling van J.H. Leopold is.
Maar hij spreekt van ‘buitenschijn’, ‘gordijn’ en ‘sluier’ als vormen waarachter de leegte schuilt ‘eeuwigheid’, ‘geen ik, geen gij’

Dit is wat ook bedoeld wordt wanneer in de hartsutra gesproken wordt van ‘vorm is leegte en leegte is vorm’ of in de oude Indische Chandogya Upanisade “That evam asi” (“Dat zijt gij”) of nog de aloude Isis-godin verborgen achter een sluier met daarachter…

Als we nu ook nog volgend gedicht laat weerklinken, hebben we dan niet een mooi wereldburgerschap ?

One must have a mind of winter
To regard the frost and the boughs
Of the pine-trees crusted with snow;
 
And have been cold a long time
And behold the junipers shagged with ice,
The spruces rough in the distant glitter
 
Of the January sun; and not to think
Of any misery in the sound of the wind,
In the sound of a few leaves,
Which is the sound of the land
Full of the same wind
That is blowing in the same bare place
For the listener, who listens in the snow,
And, nothing himself, beholds
Nothing that is not there and the nothing that is.

Wallace Stevens (Amerika, 1879-1955), The Snow Man

 

                                          Maar

Wij beiden leven –
louter en alleen leven –
ik en die klaproos
 
Issa (Japan, 1763-1827)