Maakt deel uit van: de Boomgaardgeneratie
FIRMIN VAN HECKE
Ertvelde, 21 november 1884- Gent, 29 juli 1961
Een stille in den lande. Maar een dichter.
Bewonderaar en vertrouweling van Karel van de Woestijne.
Publiceerde hoofdzakelijk in tijdschriften, slechts een beperkt deel van zijn werk werd gebundeld uitgegeven.
Wellicht de meest authentieke dichter van de Boomgaardgroep.
BIOGRAFIE
21 november 1884: Firmin Pieter Félix Van Hecke werd geboren te Ertvelde. Zijn vader was daar gemeentesecretaris.
1895-1904: Zijn middelbare studies deed hij aan het Jezuïetencollege te Turnhout.
1904-1905: Hierna studeerde hij een jaar wijsbegeerte en letteren aan de Gentse universiteit, doch na één jaar stopte hij met zijn studie.
1905-1914: Hij werd dan kantoorbediende op het gemeentehuis van zijn geboortedorp, met de bedoeling zijn vader later als gemeentesecretaris op te volgen.
Maar omstandigheden beslisten er anders over.
1906-1914: Dichter van de Boomgaard-generatie
Een aantal privé gebeurtenissen tussen 1906 en 1912 zullen hem zwaar treffen en zijn poëzie zeker beïnvloeden.
- 1906: overlijden van zijn moeder
- 1911: zijn broer Philibert, die in Congo aan een koopbaan werkte, werd door een luipaard gedood.
- 1912: zijn 17-jarige zus overlijdt.
Maar in dezelfde periode zal hij ook zijn eerste literaire activiteiten ontplooien.
1906-1907: Medewerker van het tijdschrift ‘Vlaanderen’
1907-1908: Publiceerde gedichten in ‘Vlaamsche arbeid’
1908-1909: Maakte deel uit van de redactie van ‘Nieuw Leven’ waarvan ook Gust van Hecke, Reimond Kimpe, Achiel Petitjean, Okt. A. Steghers, Jul. Verwest en voor Nederland M. Jongeneel lid waren.
Behalve gedichten leverde hij twee kritische bijdragen, een over Leo van Puyveldes Albrecht Rodenbach en een over André de Ridders Pastoor Hugo Verriest.
1910-1911: Trad toe tot de redactie van het tijdschrift ‘De Boomgaard’ (vanaf nr 9) ter vervanging van Gust ven Roosbroeck. Hij draagt slechts drie gedichten bij, maar een half dozijn kritische stukjes o.m. een bespreking van P.C. Boutens Vergeten liedjes en Anne Salomons’ Verzen II.
Vanwege een meningsverschil met de redactie n.a.v. de Buysse-viering, zal hij de redactie opnieuw verlaten. Lees tevens: Contextueel – De Boomgaardgeneratie
1912: Bij C.M.B. Dixon en Co. Te Apeldoorn kwam zijn eerste bundel ‘Verzen’ van de pers, bezorgd door J. Greshoff in een oplage van 51 exemplaren. De bundel werd nog tweemaal (1925 en 1936)heruitgegeven telkens vermeerderd met enkele gedichten
1914: Week bij het uitbreken van de Groote Oorlog uit naar Engeland waar hij soldaat werd bij het Britse leger.
Hierover schrijft hij zelf: “ Ik zelf ben van daar uit in november ’14 naar Engeland uitgeweken, waar ik tot in april 1919 heb verbleven. Aangeworven als soldaat van 2de klas, omdat er geen 3de bestond, doch afgevaardigd als “secretaire de l’amirauté Française” te Cardiff (Wales). waar ik diende tot in 1918 om dan te worden verplaatst als privaat-secretaris bij Mr Fred Baxter, metaalnijveraar te Birmingham.Als soldaat teruggeroepen naar België in april ’19 om de Vlaamse “Legerbode” te helpen opstellen.” (Brief aan Bert Decorte dd 19 october 1959 gepubliceerd in: Monografieën over Vlaamse Letterkunde nr 33)
April 1919: Keerde terug naar België.
1920-1950: een zuinig dichter en voltijds ambtenaar
1920: Tot opsteller benoemd bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs.
1920: Behoorde tot de redactie van ‘Het Roode Zeil’. een Brussels literair-artistiek tijdschrift onder leiding van de ex-Boomgaarders, dat slechts een kort leven beschoren was, met name 9 afleveringen in het jaar 1920.
- De individualistische en esthetiserende tendensen van Van Nu en Straks, die door De Boomgaard (1909-1910) waren doorgetrokken, werden nog overtroffen door Het Roode Zeil (1920) in het ideaal van een ‘decadent Vlaanderen’, doordrongen van dandyisme, kosmopolitisme en elegante onverschilligheid.
- Behalve gedichten en kritische artikels levert hij een tiental bladzijden zeldzaam proza in, een evocatie van een herinnering uit zijn oorlogsverblijf in Engeland, waar hij ook zijn vrouw zou vinden. Naam van de bijdrage: In het Lake District.
Hij zal ook nog publiceren in ‘t Fonteintje, waarna hij zijn werk verspreidde over diverse grote en kleine tijdschriften, dag- en weekbladen.
1921: Redacteur van het Vlaams beknopt verslag van de Senaat.
31 augustus 1921: Huwt met May Walker, die hij in Engeland tijdens de oorlog had leren kennen. Uit het huwelijk werden twee zonen geboren: Robert op 19 maart 1924 en Peter op 13 november 1927.
1921: Hij bewerkte ook de Beatrijslegende als libretto voor een lyrisch-dramatische compositie. De tekst ervan werd niet gedrukt.
1923: Benoemd tot onderdirecteur van de Dienst Schone Kunsten en Letteren op het Ministerie van Onderwijs.
1925: Vermeerderde herdruk van ‘Verzen’ onder de nieuwe titel ‘Gedichten’. Aan de oorspronkelijke 26 gedichten werden er 33 nieuwe toegevoegd.
- Bekroond met de vijfjaarlijkse staatsprijs.
1936: Derde vermeerderde herdruk van ‘Verzen’ onder de titel ‘Gedichten’ met toevoeging van 3 nieuwe gedichten.
- De kernproblematiek, twijfel onrust en doodsgedachte, gerelativeerd door kalme wijsheid en berusting, bleef doorheen deze opeenvolgende uitgaven ongewijzigd. Wanhoop wordt gestileerd tot harmonie, de cultus van het schone (Artis sacerdos) bleef onaangetast en de vermoeide stemmingslyriek uit de eerste uitgave kreeg een natuurlijk complement in enkele kwatrijnen op het carpe-diem motief.
- De bundel eindigt met een grootse, rechtstreekse belijdenis, Carissimae, waarin het individuele in het algemeen menselijke en kosmische gevoel wordt opgenomen. (Rutten & Weisgerber pp. 248-249)
Na kabinetssecretaris te zijn geweest, werd hij uiteindelijk directeur van voormelde dienst. Dit bleef hij tot zijn pensionering in 1947.
1947: Bekwam om gezondheidsredenen zijn pensioen
1951-1961
1951: Na een lange periode van stilzwijgen publiceerde hij zijn tweede bundel Lazarus.
- Ondanks de grote tijdsspanne tussen beide bundels is er nauwelijks sprake van evolutie: het zgn. experimentalisme was aan Van Hecke voorbijgegaan en hij schreef na WOII, toen de nieuwe stromingen toch in de lucht hingen, nog steeds volgens hetzelfde klassieke stramien als tevoren.
- Van Hecke werd niet gedreven door het streven naar vormvolmaaktheid, maar gaf in zijn poëzie vooral uiting aan twijfel en metafysische onrust
Vanaf 1951 bracht Firmin van Hecke met zijn vrouw en hun beider vriendin de herfst en de winter door te Cademario, in de vallei van de Tessino , Zwitserland. Hij moest immers ten zeerste zijn gezondheid vrijwaren van het soms te barre Vlaamse klimaat. Lente en zomer waren ze in Sint Martens-Latem. Enkele van de gedichten die in Cademario zijn geschreven vonden hun weg naar tijdschriften, andere werden uitgekozen in de bloemlezing die Karel Jonckheere in 1962 liet verschijnen bij Heideland te Hasselt in de reeks Poëtisch erfdeel der Nederlanden.
Behalve gedichten schreef Van Hecke in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, twee monografieën, over Gustave van de Woestijne (1949) en Jules de Sutter (1958).
Veel van zijn dicht- en prozawerk, waaronder jeugdherinneringen en memoires, bleven onuitgegeven.
29 juli 1961: Firmin Van Hecke overleed in het Akademisch Ziekenhuis te Gent.
Zijn graf kan men bezoeken op het nieuwe kerkhof van Latem.
Epiloog
1962: Een kleine keuze uit zijn poëzie (ook uit zijn laatste niet gebundelde gedichten) werd door Karel Jonckheere gepubliceerd bij Heideland te Hasselt in de reeks Poëtisch erfdeel der Nederlanden
BEKRONINGEN
- 1925: vijfjaarlijkse Staatsprijs voor zijn Gedichten
Meer over Firmin Van Hecke
- R. Van de Moortel, Firmin van Hecke, Oostvlaamse literaire monografieën, dl III, Gent 1980
SMAAKMAKER
Mijn oog is vrij, mijn blik is onbevangen: Op al de boomen zie ik vruchten hangen. En die voor mij niet zijn zie ‘k liefst van al: Zijn het de schoonste, die ‘k nooit proeven zal? Reik mij uw hand totdat ik vrede vinde. Dat zich uw blauwe blik rondom mij winde, Dat alles wat ik smaak uw lippen zij En mooier alles om uw oogen; wees van mij Als ik van u ben…
Ships that pass in the night
Gij kent mij niet, gij die mij ziet, gij kent mij niet: Wie kent de zee die haar slechts van de oever ziet ? Zodra daar woei de wind van het bewuste leven Heb ik het schip der jeugd het volle zeil gegeven. En steunend op de kracht en schoonheid van mijn doel, De steven meest gewend naar de einders van ’t gevoel; En onverpoosd doorkruist de grenzeloze zeeën Van uw hart en mijn hart, de weelden en de weeën; Gij kent mij niet, die met de winden van dees tijd, Ter zelfder zeeën mij voorbijgevaren zijt. Want storm of kalme zee en droeve of blijde stonden Hebben aan ’t roer mijn zelfde kalm gelaat gevonden, En wars van alle vrees en vrij van alle dwang Heb ik mijn schip gestuurd naar lust en eigen drang. Eenzamer steeds ben ik toch immer voortgevaren, En meer dan eens bekoord door ’t lokgeroep der baren. Wier wisselend gelaat mij menige avond bood Het beeld der grote rust ter haven van de dood. Eenzamer steeds heb ik gedurig ondervonden Hoe wij, bij toeval slechts, elkanders sein verstonden. Doch waar de reis ook voer, elk heeft mijn groet gehoord Want onder andre vlag heeft elk zijn leed aan boord.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Vlaamse schrijvers/Louis Jacobs: Firmin van Hecke
- Raymond Herreman, ‘Firmin van Hecke’ In: Den Gulden Winckel. Jaargang 25 (1926)
- Firmin van Hecke – DBNL
Referenties
- Prof. Dr. M. Rutten; Prof. Dr. J. Weisgerber (red.): Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946. Standaard Uitgeverij 1988.
- Decorte Bert, Firmin van Hecke . Antwerpen, Helios, 1964, 42pp.+ 8pp.buitentekstills. uit de reeks “Monografieën over Vlaamse letterkunde” nr.33.
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel – Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht