HAESAERT Walter
Merendree, 13 januari 1935
Prozaïst en dichter
Walter Haesaert publiceerde zes dichtbundels: De kleine Prins (1967), Droevig feest (1969), Koudbloedig (1970), Over warme en koelere Gronden (1972), Langzaam naar het zand (1976) en Een warme holte. Daarnaast schreef hij twee romans Vivomanen (1965) en Regenvogels (1970) en een bundel dierenverhalen Onder de dierenriem (1974).
BIOGRAFIE
13 januari 1935: Geboren te Merendree.
Studeert Latijn-Grieks aan het Sint-Jozefscollege in Tielt, daarna voor letterkundig regent aan de Rijksmiddelbareschool te Tielt
1965: Bij Kentaur te Antwerpen verschijnt zijn roman ‘Vivomanen’.
1967: Debuteert als dichter met Kleine Prins, poëzie waarin thema’s als eenzaamheid en dood vanuit een sterk melancholiek levensgevoel worden beschreven, maar ook momenten van een intens geluksgevoel.
In Poëziekrant 5/2015 merkt Stefan Van den Bossche op dat Haesaerts eerste gedichten een grote mate van verwondering bevatten – Saint-Exupéry is nooit ver weg. Hij geeft als voorbeeld het mooie Testament II:
Er zijn zo weinig dingen
die ik heb begrepen, hoe de vogels
zingen,
waarom mijn vader ouder werd
en zoveel mensen naar de oorlog
gingen.
[…]
Want dagen zijn slechts kleine
openingen.
’s Avonds gaat de straatverlichting uit
en hangen sterren als verloren ringen.
Dromen slapen zijn verborgen
oefeningen
van de dood een vrouw, mooi naar
verluidt.
Er ligt in deze poëzie veel voor de hand, schrijft Stefan van den Bossche, maar bij nader toezien is het helemaal anders, zoals blijkt in de slotstrofen van datzelfde ‘Testament II’:
Kijk, hoe de meeuwen langs de hemel
kruipen,
hoe vreemde mensen in de steden
sluipen.
Ik ben een ladder van verleden tijd.
Er zijn zo weinig dingen
– en allen naar de oorlog gingen –
kinderen van zovele rekeningen.
1969: Twee jaar na zijn debuut verschijnt de bundel Droevig feest
- De poëzie van Haesaert vertoont een esthetische gerichtheid die samengaat met een grote taalvirtuositeit, zoals bijvoorbeeld tot uiting komt in de bundels Droevig feest (1969) en Koudbloedig (1970). Latere poëzie, Over warme en koelere gronden (1972) en Langzaam naar het zand (1976), vertoont een sterkere aanvaarding van het leven. (bron:
1970: Een tweede roman Regenvogels, waarin de mens gewaarschuwd wordt voor de mens.
- In het dorp Kommergem gebeurt nooit iets anders dan een begrafenis, of een geboorte, in evenredig tempo. Dan komt plots de oorlog voor de één een erg zwarte dame , voor de ander een lieftallig figuurtje dat fazantebilletjes serveert. De aftakeling van de mens kan beginnen.
In hetzelfde jaar komt ook zijn derde dichtbundel uit: Koudbloedig.
1974: Zijn originele en fijnzinnige dierenverhalen uit Onder de dierenriem (1974) worden zeer gunstig ontvangen.
Haesaert werkt ook als literair criticus en vertaler.
Walter Haesaert publiceerde regelmatig in diverse literaire tijdschriften, o.a. Dietsche Warande en Belfort en het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
1979: Haesaerts laatste bundel Een warme holte, bevat 31 titelloze gedichten. Ook de afdelingen blijven zonder titel. Het ene gedicht lijkt een spiegel van de andere, en alle openen met de versregel: ‘Zij was de tederste van alle tederheden’.
Na zijn zesde dichtbundel ‘Een warme holte’ beslist hij op te houden met publiceren. Naar zijn gevoel had hij alles gezegd. Er volgt een lange stilte.
2015: Dichter Walter Haesaert viert op 13 januari zijn 80ste verjaardag en bij die gelegenheid verschijnt zijn verzameld werk onder de titel “droevig feest“.
13 januari 2020: Walter Haesaert wordt vijfentachtig. Bij wijze van hommage heeft de Stad Tielt twaalf van zijn gedichten in het straatbeeld geplaatst. Nog tot 5 februari 2020 zijn die op vier locaties aan te treffen.
- De krant Het Laatste Nieuws meldt: “Sinds 1979 zijn geen gedichtenbundels meer verschenen van hem, waarop hij zich vooral toelegde op zijn werk als leerkracht aan het atheneum en later als directeur van het CVO. “Ik was ervan overtuigd dat mijn zesde bundel ‘Een Warme Holte’ mijn beste was”, vertelt hij. “Bovendien had ik ooit gezegd dat ik zou stoppen met poëzie schrijven als ik vijftien keer bekroond werd. Uiteindelijk is het zestien geworden. Verder heeft ook het feit dat mijn uitgever failliet ging een rol gespeeld. Tot slot heeft ook de dood van mijn goede vriend Paul Snoek een invloed gehad. Hij kwam van bij mij thuis toen hij verongelukte in Egem. Dat was voor mij een breukmoment. Tegenwoordig schrijf ik wel nog af en toe een haiku. Het is telkens een boeiende uitdaging om een idee in amper zeventien lettergrepen vorm te geven.”
19 januari 2020 : In de publicatie “De glasramen van Max Weiss in de Sint-Pieterskerk van Tielt” (uitgegeven door de heemkundige kring ‘De roede van Tielt’) staan zestien gloednieuwe en gloedvolle haiku’s van zijn hand.
MEER OVER WALTER HAESAERT
- Spillebeen, ‘De dichter Walter Haesaert’, in: Ons Erfdeel 16 (1973) 4, p. 97-100;
- Paul Hardy, ‘Walter Haesaert’, in: Bij benadering. Dagwerk van een recensent (dl 1, 1973), p. 297-302;
- Handtpoorter, ‘Walter Haesaert’, in: P. Huys (red.). Oostvlaamse literaire monografieën (dl 8, 1986), p. 129-159;
- Brems. Walter Haesaert: “Zij was de tederste van alle tederheden” (1996).
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
Referenties
- Stefan van den Bossche, In de natuur genesteld. Over Droevig feest. Verzamelde gedichten van Walter Haesaert. In: Poëziekrant jrg. 39, nr 5, september-oktober 2015.pp.16-17.
BEKRONINGEN
- 1963: Prijs van het tijdschrift “Nieuwe Stemmen” (orgaan van de katholieke Jongerengemeenschap) voor Dood van een kind.
- 1964: Een tweede prijs in de driejaarlijkse Clara Hamendt-wedstrijd voor poëzie;
- 1964: Prijs van de provincie Oost-Vlaanderen (debutantenprijs) voor zijn roman ‘Vivomanen’
- 1965: Prijs van de provincie Oost-Vlaanderen voorbehouden aan de novelle voor Regenvogels.
- 1967: Prijs van de Vlaamse Poëziedagen voor Alfa.
- 1968: Poëzieprijs van de provincie West-Vlaanderen voorde bundel Droevig feest.
- 1967-1969: Driejaarlijkse Arthur Merghelynck-prijs voor poëzie voor de bundel Droevig feest.
- 1969: Prijs van het tijdschrift “Nieuwe stemmen” (orgaan van de katholieke Jongerengemeenschap) voor vier gedichten.
- 1971: Poëzieprijs van Knokke-Heist voor Ik hoor in mijn nabijheid.
- 1973: Literaire Prijs van de Provincie West-Vlaanderen (Novelle/kortverhaal/cursiefje) voor Onder de dierenriem
- 1982: Poëziewedstrijd van de Vlaamse Club Brussel voor Adam.
Bron: Frans Heymans, Het goud van de Vlaamse letteren. 170 jaar prijzen voor de Nederlandse literatuur in België (1830-2000). Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 2001.
SMAAKMAKER
Een warme holte 3
Zij was de tederste van alle tederheden.
Haar naam was gras, was lover van zeer
hoge bomen, was dons van vogels,
was klinkers uit het telwoord tederheid.
Ik hield van haar en van haar woorden, en
van haar warmte en van haar geur.
En zij was voorgerecht, dessert, versnapering.
Soms koud buffet.
En toen ze ging, vielen de deuren
dicht. Te vroeg gevallen donker over-
rompelde het huis waarin wij woonden.
Droomt zij nog af en toe van mij ?
Een warme holte 15
Zij was de tederste van alle tederheden,
het ijzer van mijn erts, de vlokken
van mijn sneeuw. Zij was mijn antwoord
op uw vragen, tenminste als gij een antwoord zoekt.
Van kinderen was zij de stem, van nevel
de met melk doorweven slierten. Ik zie haar nog,
toen wij ons samenzijn met zonlicht vierden,
de gele tarwe in haar schoot tot brood versieren.
Dit was haar jas. Het leed verborg zij in de hagen.
Ik hoor haar nog het einde van een onweer
en de oorlog vragen, ’s nachts, toen wij als kleine
katten in dat ene grote bed te sidderen lagen.
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht