Omer Karel De Laey
Hooglede, 18 september 1876 – Hooglede, 16 december 1909
Dichter van 5 bundels, toneelschrijver van 2 stukken en essayist.
Postuum werden zijn dierensprookjes – “van zoet en zerp, kleine sprookjes voor groote kinders” – uitgegeven.
Een anti-romanticus onder de Blauwvoeters
Hij publiceerde ook onder de schuilnaam Alta Leda.
BIOGRAFIE
18 september 1876: Geboren te Hooglede. Audomarus Carolus Desiderius De Laey
- Hij was een zoon van Desiderius (Desiré) De Laey, een welgestelde boer, de burgemeester van Hooglede en later ook provincieraadslid.
- Reeds als kind had Omer-Karel een hartkwaal.
- Door dat zwakke hart en ook wat reuma moet hij heel wat lessen missen. Ook kan hij niet volop met zijn klasmakkers deelnemen aan hun spelletjes. Te vaak wordt hij gedwongen alleen maar met de ogen te kunnen participeren.
1889-1895: Hij is haast veertien en niet de jongste van de klas als hij zich laat inschrijven in het Klein Seminarie te Roeselare om humaniora studies te beginnen.
1896: Hij is twintig als hij naar Leuven trekt om doctor in de rechten te worden.
- Te Leuven woont regelmatig de voordrachten bij van het literair-cultureel studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’.
- Vanaf de winter 1896 declameert jij zelf – op een droge, komische wijze – zijn hekeldichtjes , die hij nadien in de ‘Lettervruchten’ van het genootschap of in het studentenblad ‘Ons Leven’ publiceert.
- De gebruikelijke pseudoniemen zijn vooral Alta Leda en Sherry.
- In 1896 wordt De Laey redacteur van ‘Ons Leven’, in 1900, secretaris van ‘Met Tijd en Vlijt’.
1898: Behaalt zijn diploma van licentiaat in geschied- en zedenkundige wetenschappen
December 1900: Promoveert doctor in de rechten met onderscheiding.
- Na zijn diplomering treedt De Laey als stagiaire in dienst bij H. Veltman te Mechelen.
- Ondertussen volgt hij te Leuven nog les aan de Consulaire School, studeert Spaans en verkent het werk van H. Heine, die hem zeer zal beïnvloeden.
- Vanaf 1900 was hij medewerker aan de “Dietsche Warande en Belfort”
1902: Debuteerde met de dichtbundel Ook verzen, uitgegeven in een genummerde door V. Delille te Maldegem op Hollandsch papier gedrukte uitgave.
- Hij bevat een keuze van gedichten die reeds in ‘Met Tijd en Vlijt’ werden gehoord. Een verrassing zijn de ‘Vacancerimen op z’n Westvlams: 11 beeldrijke plattelandsgedichten in het Hoogleedse dialect, waarin hij zich als een bijzonder knap waarnemer van de natuur laat kennen..
Midden oktober 1902: gaat in de praktijk bij Meester Hector Lebon, Antwerps advocaat, flamingant en inspirator van de Vlaamsche-Christene Volkspartij.
Zijn interesse voor de renaissance kan hij uitleven in het Plantijn Moretus museum en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
April 1903: Trekt zich, na een eerste ziekteverlof, terug in zijn geboortedorp Hooglede.
Nog in 1903 verscheen een tweede bundel Van te Lande, pittoreske schetsjes van landelijk leven.
November-december 1903: Maakt een reis naar Italië met zijn vele reminiscenties aan de renaissancetijd. Hij bezoekt er Venetië, Firenze, Siëna, Rome, Napels en Nizza.
- Na zijn thuiskomst verwerkt hij zijn reisnota’s tot een studie die later zal verschijnen in Dietsche Warande. Zij bevat drie bijdragen: “De jongste gedachten over Renaissance” (1906), “Franz-Xavier Kraus en de Renaissance” (1906) en “De Spaanse tak der Renaissance” (1907).
De bundel ‘Van over Ouds’ is afgewerkt maar vindt geen uitgever.
- Het is een soepel berijmd album met figuren en tafereeltjes uit deze vroegere renaissancestad. Heel wat tafereeltjes herinneren aan de schilderijen van Breughel en Teniers.
- De bundel zal uiteindelijk in 1905 van de persen rollen.
Luister naar deze eerste strofe
Mei
In’t begijnhof klepte ’t klokje, en iedre zilverlichte klop, lijk ’t gerinkel van ’n romer, welde in ’t avondduister op.Of
DE SPELEMAN
’s avonds op de markt en in de zoelte, met een volle kan gerstebier, bezijds z’n voeten, zat ’n vreemde speleman. * En hij vlocht z’n vlugge vingers door het spannig snarenspel, dat z’n gulden harpe bromde, lijk ’n zware kerkebel. * Lustig zong hij, en z’n kele, zwolg en zwol in ’t groen gestraal van de volle mane, lijk de gorgel van ’n nachtegaal. * Rond hem, op de lippen van de mensen speelde’n blij gelach, en de jongens klepten hun san- dalen mee, op mateslag. * ’t Lied was ten einde, en z’n harpe trilde stervend uit en zweeg. Dorstig greep hij naar de kan en, smekkend trage, dronk ze leeg.1904: Keert terug naar het ouderlijk huis te St. -Jozef Hooglede. Zijn ziekte dwingt hem tot een rustig, haast onopgemerkt bestaan.
1905 tot aan zijn dood: Werkt aan Flandria illustrata: 8 epische gedichten, waarin hij het Vlaanderen uit de Spaans-Franse tijd evoceert.
- De bundel verschijnt niet in boekvorm en wordt pas bezorgd door E. Vliebergh en J. Persyn in hun ‘Het werk van Omer Karel De Laey’ uit 1911/1912.
- Enkele gedichten verschijnen afzonderlijk in “Dietsche Warande en Belfort” en in “Vlaanderen”
1905: Toneel stuk Falco: Vlaams-Spaanse strijd in 1699, dat zich in het 17de eeuwse Leuven afspeelt.
1906: Toneelstuk Hardenburg: Vlaams-Franse strijd circa 1490.
- Beide toneelstukken hebben groot gebrek aan scenische kwaliteiten. Het is eerder ideeëntheater of met de woorden van criticus Deloof: er staan teveel ideeën op het podium ipv mensen .
- Hardenburg wordt niet in boekvorm uitgegeven. Ook hier wordt de tekst voor het eerst bezorgd door E. Vliebergh en J. Persyn in hun ‘Het werk van Omer Karel De Laey’ uit 1911/1912.
1907: Begint te werken aan een bonte waaier van ‘Dierensprookjes’, dat voor het eerst postuum zal verschijnen in 1912 onder de titel ‘Dierensprookjes voor schoolgebruik’.
- Het is een boekje, met moraliserende ondertoon, dat snap shots uit het leven van 19 verschillende dierensoorten.
1907: Verschijnt de bundel ‘Bespiegelingen’ waarin hij opnieuw, zoals in Ook verzen uit 1902, ’s mensen kleine ondeugden op de korrel neemt.
1907-1909: Stelt nog een bundel gedichten samen onder de titel ‘Andere Bespiegelingen’, die niet in boekvorm gepubliceerd raakt.
- Ook hier worden ze voor het eerst gepubliceerd in‘Het werk van Omer Karel De Laey’ uit 1911/1912 door E. Vliebergh en J. Persyn.
Tijdens heel deze periode – waarin hij eigenlijk bijzonder actief is – levert hij eveneens bijdragen aan een aantal literaire tijdschriften zoals ‘Biekorf’, ‘Keikop’, ‘De groene Linde’, ‘Vlaamsche Arbeid’, ‘Het Rodenbachsblad’, ‘Hooger Leven’.
16 december 1909: Overlijden te Hooglede op 33 jarige leeftijd
EPILOOG
1911-1912: Zijn werk wordt een eerste maal door de zorgen van Emiel Vliebergh en Julius Persyn in 2 delen uitgegeven, met een merkwaardige inleiding (74p.) van J. Persijn.
1942: In een vijfdelige serie wordt het verzameld werk ‘Het werk van Omer Karel De Laey’ uit 1911-1912, heruitgegeven door Lannoo te Tielt, aangevuld met brieven, opstellen en recensies.
1959: Een eerste langspeelplaat “Omer K. de Laey / Maurits Sabbe” werd geperst, met daarop teksten van beide auteurs. Van De Laey bevat zij het dierensprookje “Van schichtigen zwaluw”, evenals zeven gedichten. De tekst van De Laey werd ingesproken door Guido Cafmeyer. De fonoplaat is een uitgave van de “Westvlaamse Discotheek”, onder impuls van het tijdschrift ‘Vlaanderen’ en met medewerking van het platenmerk ‘Biem’.
1976: Ter gelegenheid van de viering van zijn eeuwfeest bracht het feestcomité van Hooglede (o.l.v. Willy Pattyn) en in samenwerking met “Malegys” te Kemmel een langspeelplaat uit. Zij bevat vijf dierensprookjes en veertien gedichten. De voordrachtkunstenaars zijn Guido Cafmeyer, Rose Calmeyn en Rudolf Neyrynck een bloemlezing uit De Laeys werk. De begeleidende muziek is van het zangduo Alfred den Ouden en Kristien (Dranouter)
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- Omer Karel De Laey – Wikipedia
- Omer-Karel de Laey – dbnl • digitale bibliotheek voor de …
- Omer-Karel de Laey – Literair Gent
Referenties
- André de Tavenier. Omer Karel de Laey: een eeuw later (1996);
- Karel Jonckheere, Omer K. De Laey, Monografieën over Vlaamse Letterkunde nr 55, Antwerpen/Amsterdam: De Nederlandsche Boekhandel. (1976)
- Herwig Verleyen, Landelijk leven. Omer Karel de Laey, Hasselt: Uitgeverij heideland. Reeks: Poëtisch erfdeel der Nederlanden. Nr 99 (1977)
MEER OVER OMER KAREL DE LAEY
- J. Persyn. Omer Karel de Laey. Een schets (1910);
- J. Deloof. Omer Karel de Laey. Ter herwaardering (1970);
- Anton van Wilderode, ‘Omer-Karel de Laey: leven en werk van een alleenloper’, in: R. van de Perre (red.) Anton van Wilderode. Dienstbaar het woord (1985), p. 111-131;
- M. Ryssen, ‘Van Lustigen Krekel en andere dieren van ‘te lande’: negentien dierensprookjes van Omer Karel de Laey’, in: Tiecelijn 12 (1999) 2, p. 64-77.
SMAAKMAKER
Verhangen
’s Nuchtens, over winter, hangt een schuwe schooier in de top van een eike, langs een wegel, witgeijzeld, aan een strop. Zijn gerokken lijf , in vodden, wiegelt met een doof gezucht van de takken, lijk de slinger van een uurwerk, door de lucht. Diepe, met de randen voor zijn ogen, zit een vette hoed, en er leken uit zijn neuze- gaten zwarte druppels bloed. Over’t veld, in wilde snakken, loopt de scherpe wind en vaart, huilend lijk een brakke, door de stoppels van zijn roste baard. Uit de hemel, grauw lijk asse, met een aardig moordgeschreeuw draait een kraaie, rond de eike, nerewaarts, tot in de sneeuw. En ze vlucht, omdat de schooier zijn bebloede tong uitsteekt naar de zon, die lijk een gouden penning, door het oosten breekt.Uit: Van te lande (1903)
BIBLIOGRAFIE
De gegevens van deze bibliografie werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- POËZIECENTRUM vzw- Gent
Chronologisch overzicht