CHRISTIAENS André-Gerard
Beveren aan de Leie, 24 maart 1905 – Sint Pieters Woluwe, 4 juni 1989
Leraar en journalist
Auteur van 4 dichtbundels, 1 verhalenbundel en 1 novelle. Vertaler van Engelse, Franse en Duitse poëzie, samensteller van bloemlezingen van Vlaamse verhalen uit beide wereldoorlogen.
Aanvankelijk leunt zijn poëzie aan bij die van het Forum. Geleidelijk groeit in de latere bundel zijn non-conformisme en individualisme met soms sterke ironie en sarcasme.
Ondanks zijn beperkte oeuvre schreven zowel oudere critici Marnix Gijsen en André Demedts, en jongere als Willy Spillebeen waarderend over zijn werk.
Vader van dichter Dirk Christiaens
BIOGRAFIE
24 maart 1905: Geboren te Beveren aan de Leie (West-Vlaanderen) als André Gerard Christiaens.
1925: Behaalt het regentaat in de Germaanse talen. Bijna onmiddellijk vond hij een betrekking als leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum te Oudergem. Na Wereldoorlog II tot aan zijn pensionering in 1970, was hij leraar aan het Koninklijk Atheneum in Zaventem
22 november 1929: Een eerste journalistieke bijdrage verschijnt in de krant De Standaard met als enigszins overmoedige titel: Hoe de Waalsche Haan Vlaamsche Victorie kraait.
- Het blijkt een verslag te zijn van een meeting van de destijds Waalse en anti-Brusselse voorman Elie Baussart.
1930-1934: Publicaties onder eigen naam in Dietsche Warande en Belfort (zowel kritische bijdragen als poëzie) en in Forum en Groot Nederland en in 1935 ook onder eigen naam in Voetlicht.
In A.G. Christiaens · dbnl vindt u talrijke van deze bijdragen elektronisch terug.
- Deze vooroorlogse Brusselse tijd moet zijn vlaamsgezindheid hebben aangescherpt. Dat uit zich in een nogal confronterend – maar destijds populaire – gedicht De Vlamingen dat in 1934 voor het eerst verschijnt in het tijdschrift Groot Nederland (later in de dichtbundel Irrequietum, 1937) en waarin hij het gevoelen vertolkt van mensen die overal met de nek worden aangekeken en die maar niet begrijpen waarom hun volk daar in berust (beginregel: “Vlamingen, wat zijn wij toch voor idioten!”). De tekst vindt u in de rubriek Smaakmaker.
1933: Zijn Brusselse ervaringen monden uit in een verhalenbundel tevens debuut Te Brussel bij dag en nacht onder de ps. N.A. Drojine.
- Christiaens’ pseudoniem kan duiden op een anagram van een andere spelling voor androgyne. Dit kan slaan op zijn tweeslachtigheid of dat van een blad als Forum, waarin hij ook onder deze naam publiceerde. Ook in 1935 gebruikte hij deze naam in Groot Nederland.
1934: Debuteert als dichter met de bundel De algemene regel, eveneens gepubliceerd onder de pseudoniem N.A. Drojine
Meteen laat Christiaens verstaan dat hij niet veel op heeft met de kritiek (er zijn teveel criticasters bij, cfr zijn gedicht uit Uit de Toren (1937)).
Zijn bundel vangt aan met het volgend kwatrijntje
Is u een gave bundel lief
Ge vindt hier amper klein gerief
Maar die ’t met perspectieven stelt
Ontdekt er ware voor zijn geld
Ironie is dus een belangrijk perspectief in zijn poëzie. In de jaren 30 verbindt dat perspectief hem met dichters als Jan Van Nijlen, Jan Gresshoff en Richard Minne, hoewel Christiaens meer helt naar het expressionisme en zelfs het humanisme.
1937: Twee dichtbundels: Irrequietum en Uit de Toren, beiden onder eigen naam gepubliceerd.
In Irrequietum zijn tweede bundel evolueert de dichter naar een klassiekere vormgeving, strofisch, metrisch en rijmend. Zijn houding wordt van dan af uitgesproken individualistisch, zij het een ietwat ontgoocheld individualisme. Wel blijven West-Vlaamse dialectwoorden als aanslibsels in zijn gedichten voorkomen. In de Verzamelde gedichten (1981) zijn deze zorgvuldig weggewerkt.
In Uit de Toren is er op inhoudelijk vlak weinig veranderd, tenzij een toegenomen individualisme. Hij beseft dat hij op zichzelf is aangewezen. Met ironie en zelfspot kijkt hij vanaf zijn toren naar zijn tijd.
Het schijnt wat wij geen liefdedichten schrijven
Ontrouw geworden aan ’t Germaans gemoed
En slechts het spel van zinne’ en geest bedrijven
En met Latijnendom zijn overvoed
Toch is zijn toren geen ivoren toren
De mensen wonen ieder in een toren
De mijne is geen ivoren of staat niet in zee
maar al wie luistert zal de klokken horen
En die uit ’t zelfde brons zijn trillen mee
Na deze uitbarsting zal het tot 1968 duren vooraleer er nog poëtisch werk zal verschijnen.
1945 tot 1949: Als journalist nam hij een tijdlang de eindredactie waar van het kunst- en geestesleven in ‘De nieuwe Standaard’ later ‘De Nieuwe Gids – Spectator’. Schreef opstellen over ‘De Leie in de letterkunde’ en ‘Brussel in de Poëzie’ en publiceerde artikelen over onderwijs en allerlei literaire thema’s in tal van bladen en tijdschriften.
1946: Onder de titel ‘De zaak-Manderson’ bezorgde hij een vertaling van E.C. Bentley’s klassieke detectivestory ‘Trent’s Last Case’ (1913) Het verscheen als vervolgverhaal in De Standaard..
1968: Twee publicaties, een dichtbundel Onvindbaar land 1937-1967 en een roman Angsten in het Westen
In Onvindbaar land blijft hij zichzelf trouw, prosodisch, een vleugje herinneringsromantiek vermengd met een volks sarcasme. Het sterkst is hij nog waar hij over het onvervulbare verlangen dicht naar het geluk. Zoals in het titelgedicht ‘Onvindbaar land:
Wonderbaar eerste land, waar zijn de dagen
uit onze jeugd, toen naar de horizon
van het tweede land roekloos de tocht begon
en wij de weelde van het eerste niet zagen
Gij tweede land, droef land van mens en plagen
waar wij om diep gemis de weg terug
steeds zoeken en verlangens broze brug
ons doet verdwalen naar het rijk der sagen.
Gij derde land, land van ons welbehagen,
waarop de zwerver zint tot hij ontzind,
pas aan het eind der dagen antwoord vindt:
onvindbaar land waarnaar alle eeuwen vragen!
Een toenmalige mening:
Als dichter schrijft hij in parlando-stijl een belijdenis-poëzie die aanleunt bij die van Forum, in bundels als: ‘De algemene regel’, ‘Irrequietum’, ‘Uit de toren’, ‘Onvindbaar land’
Over het werk van deze ‘ironische filosoof, non-conformist, alleenloper buiten elke school of clan’, schreven waarderend met oordeelkundige zin voor zijn mogelijkheden en beperkingen als nietveelschrijver, oudere critici als Marnix Gijsen en André Demedts, en jongere als Willy Spillebeen.
(in: ‘wij huldigen / wij gedenken’)
Angsten in het Westen verscheen eerst als gedicht in ‘het Nieuwe Vlaams Tijdschrift’ als uiting van het naoorlogse algemeen angstgevoel dat o a door Churchill in zijn Fulton rede werd verwoord, nadien door Spaak namens West-Europa herhaald ‘Nous avons peur!’ en eveneens het thema van de dichtbundel ‘Age of Anxiety’ van de toen nog onbekende W. H. Auden.
- Het prozaboekje zelf is zeer bedachtzaam geschreven. Het bevat enkele sobere en bescheiden aantekeningen over ‘Frontzone 1918’ en ‘Vesting zonder dak’ (vangt aan op 10 mei 1940). Daartussenin staat een kort ‘Interbellum’ over de toenemende oorlogsbedreiging.
1970: Werkt mee als taaladviseur aan de Winkler Prins encyclopedie van Vlaanderen. (5 delen 1972-1974)
1976: Ook in de bloemlezing ‘Afscheid van de zondagsschool’ (Poëtisch Erfdeel der Nederlanden, nr 96) treft de oorspronkelijke toon waarop een individualist zijn existentiële twijfel en ook romantische Schwermut uitspreekt in een nuchtere, vaak sarcastische en enigszins cerebrale taal.
1979-80: Op de vijfde middag van de Poëzie, seizoen 1979-1980 te Brussel, sprak de dichter en prozaschrijver André G. Christiaens over ‘Brussel in de poëzie’. Neerslag hiervan vinden we terug in de bloemlezing Op versvoeten door Brussel van 1350 tot heden, die door hem werd samengesteld.
1981: Zijn poëzie wordt verzameld uitgegeven in de prestigieuze Gulden Veder reeks van Orbis en Orion te Beveren.
Deze publicatie is tegelijk hoogtepunt en eindpunt van zijn activiteit als actief dichter. Zijn verdere publicaties omvatten vertalingen van Engelse, Franse en Duitse dichters en bloemlezingen uit de verhalen, die de Vlaamse schrijvers neerschreven, over beide wereldoorlogen.
1981: Een eerste bundel poëtische vertaling In vreemde voetsporen, verraadt zijn voorkeur voor de Engelse, Franse en Duitse poëzie en vooral de ironische, bijwijlen cynische gedichten die willen ontmaskeren.
1987: Uitgeverij Hadewijch te Schoten geeft een verhalenbundel uit Voor de vrede uitbreekt. Vlaamse verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Waarin hij 12 verhalen bijeenbrengt van evenveel schrijvers over de tweede wereldoorlog.
4 juni 1989: Overlijden te Sint-Pieters-Woluwe
Epiloog
In 1991 verscheen ook een bloemlezing samengesteld en ingeleid door Piet Thomas: Herkenbaar onbehagen: bloemlezing uit de lyriek van André G. Christiaens.
1992-1996: Na zijn overlijden verschenen postuum meer vertalingen van zijn hand uit de Engelse, Franse en Duitse poëzie, alsook een paar bloemlezingen met oorlogsnovellen uit beide wereldoorlogen.
In 2003 bracht zijn zoon Dirk Christiaens – eveneens dichter en schrijver – een keuze van Nagelaten vertalingen uit de Duitse poëzie.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
- André Gerard Christiaens – Wikipedia
- JD, Dichter André-G. Christiaens 75, in tijdschrift Vlaanderen. Jaargang 29(1980) pp 308-309, rubriek wij huldigen / wij gedenken. ‘wij huldigen / wij gedenken’
- A.G. Christiaens · dbnl Bevat veel poëtisch werk verschenen in Dietsche Warande en Belfort en Forum.
Referentie
- Willy Spillebeen, André Gerard Christiaens, Aan eigen wijsheid werk genoeg. Vereniging van West Vlaamse Schrijvers, VWS-Cahiers. Jg XVI nr 3/B – herfst 1981
BEKRONINGEN
- 1933: Vermelding van de Provinciale Prijs van Brabant voor Te Brussel bij dag en nacht
- 1947: Prijs der Poëzie-dagen van Merendree voor het gedicht De stadstuin
- 1981: Prijs van de Scriptores Christiani voor de Verzamelde gedichten
SMAAKMAKER
De Vlamingen
Vlamingen! wat zijn wij toch voor idioten!
Een Haagse koopman op zijn smalst, beweert
Dat hij een ‘Flaming’, zelfs gecultiveerd,
Niet hoger achten kan dan Hollandse malloten.
Een knappe Kaas, waarmee je wel kan praten,
Beantwoordt heus: – ‘Zijn wij intelligent?’ –
– ‘Jouw schuld is ’t niet’ – daar hij de toestand kent
En dat voor reekning van de taal wil laten.
De hele Roomse albergo staat bedonderd
Dat wij uit Belgie komen zonder Frans.
Te Leuven hoort ons een Parijse gans
En vraagt: ‘C’est ça, le belge?’ hoogst verwonderd.
Zoverre staan wij met en van ’t verleden
Als ’t echte leven ver is van de dood,
Dat wij al blij zijn als een Duitse Jood
Kan voelen wat de Vlaming heeft doorstreden.
Uit volken en geschiedenis gestoten,
In eigen huis geen baas door eigen schuld,
Put Goedzak uit zijn lamme deugd geduld
Vlamingen! wat zijn wij toch voor idioten!
Uit: Dietsche Warande en Belfort 1938 p. 128 onder ps Drojine / ook in Irrequietum
De stadstuin
Weg uit het centrum 20 meter hoog
waan nimmer nog een kruimel goede grond
bleef kleven aan de voet waar stof het ook
verdoft en ik van raam tot raam mij wond
gelijk een vink huur ik een tuin; ik tast
naar de aarde, ik keer haar om als was zij dood
Ze ontwaakt, herkent mij, klampt en zuigt zich vast
in ’t nagelvlees, intiem en klam en bloot
als echt van vlees en bloed: want zij, zij voelt
hoe door de schollen van de Leie, ruid
de hand gebleven is die haar doorwoelt
als trots de ziel die zich zelfzeker uit:
Ik ben op weg, o Leiegrond, ik kom
mijn vader roept, ik voel het boerenbloed
van ’t voorgeslacht me omkruipen en daarom
als gij mij opneemt, aarde, wees mij goed.
De Kritikasters
Wanneer een dichter in zijn domme dagen
Een boekje tot de kritikasters richt,
Ze durven hem een meesterwerk te vragen
Waar zelfs hun knappe ouderdom voor zwicht.
Ze moesten dat bij Gods genade eens krijgen.
Daartegen leek hun beste werk abort.
Maar ’t koppensnellen doet hun glorie stijgen.
De Kafferscalpen maken ’t mooiste schort.
Poëten, die om roem en ere werft,
Wilt gij voor kritikasters leven – sterft!
N.A. Drojine
In: Forum. Jaargang 4(1935) p 288. – Eveneens in Uit de toren (1937)
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht
POSTUME UITGAVEN
1991 | Herkenbaar onbehagen: bloemlezing uit de lyriek van André G. Christiaens. Samengesteld en ingeleid door PIET THOMAS | ![]() |
Waregem: Gemeentebestuur. -33p.
Afmetingen: 20.80 x 13 (gelijmd) Colofon: Herkenbaar onbehagen, een bloemlezing uit de lyriek van A.G. Christiaens werd gedrukt in de zomer van 1991 in opdracht van het gemeentebestuur te Waregem |
1992 | Ver van vreemd. Vertaalde poëzie.
Omslagontwerp: G. Dooreman. Deeltitels: Engels label; Frans intermezzo; Duits huis |
![]() |
Gent: Poëziecentrum vzw.-55p.
Reeks: Bladen voor de Poëzie vol 40:5 (extra nummer) Colofon: “Ver van vreemd”, vertaalde gedichten van A.G. Christiaens werd gedrukt in opdracht van het Poëziecentrum v.z.w. te Gent, op de persen van de Drukkerij Sanderus n.v. te Oudenaarde in de maand oktober 1992. |
1994 | De Grote Oorlog. Novellen over 14-18
Samenstelling en redactie A.G. Christiaens. Inhoud: Franz de Backer – Longinus (pp 7-52) Raymond Brulez – Ultima Thule (pp 53-64) Cyriel Buysse – De heren Bollekens in oorlogstijd (pp 65-102) Ernest Claes – De moeder en de drie soldaten. (pp 103-128) Fritz Francken – Seppe-de-beer (pp 129-138) Paul van Ostaijen – De trust der vaderlandsliefde. (pp 139-166) Filip de Pillecyn – De rit (pp 167-176) Jozef Muls – De dood van Yperen. (pp 179-188) Maurits Sabbe – De honden uit de buurt. (pp 189-200) Jozef Simons – Zijn derde ster. (pp 201-228) Frans Smits – Het huis der smart. (pp 229-258) Stijn Streuvels – Onze fiets in oorlogstijd. (pp 259-292) |
![]() |
Leuven : Davidsfonds-Clauwaert. -294 + [IV]p.
Afmetingen: 24,8 x 17,3 (gebonden – harde linnen kaft met stofomslag) Gezet in Goudy 11/14 Vormgeving en omslagontwerp: Gregie de Maeyer Omslagillustratie: Charles Léonard, Patrouille in overstroomd gebied (detail) Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Brussel. Gedrukt en gebonden bij Scheerders van Kerchove NV, Sint-Niklaas. |
1996 | De laatste oorlog. Novellen over 40-45 .
Samenstelling en redactie A.G. Christiaens. Bevat 18 Vlaamse novellen samen die alle over de Tweede Wereldoorlog handelen. |
Leuven: Davidsfonds-Clauwaert. -408p. | |
2003 | A.G. Christiaens. Nagelaten vertalingen.
Bezorgd door Dirk Christiaens. Het betreft: Gottfried Benn, Kringloop; Bertold Brecht, Terugkeer; Peter Huchel, Wegen; Werner Wendt, Politiek kindergebed; Wolfdietrich Schnurre, Bericht en Erich Kästner, Het nieuwe jaar. |
In: Nagelaten vertalingen – Gierik & NVT |
Bibliografie per genre
POËZIE
- De algemene regel, Steenlandt Kortrijk 1934
- Irrequietum, De Bladen voor de Poëzie, Mechelen, 1937
- Uit de toren, De Bladen voor de Poëzie, Mechelen, 1937
- Onvindbaar land, Sanderus Oudenaarde, 1968
- Afscheid van de zondagsschool, Heideland, Hasselt 1976
- Verzamelde gedichten, Orbis en Orion, Beveren 1981
PROZA
- Te Brussel bij dag en nacht, Jos Janssens, Antwerpen, 1933
- Angsten in het Westen, Sanderus Oudenaarde, 1968
VERTALINGEN
Poëzie
- In vreemde voetsporen. Vertaalde gedichten. Uitgeverij E. Van Hyfte, Ertvelde, 1981
- Ver van vreemd. Vertaalde poëzie, Poëziecentrum, Gent, 1992
- G. Christiaens. Nagelaten vertalingen. In: Gierik & NVT, 2003
Proza
- C. Bentley, Trents last case. Als feuilleton in de krant De Standaard, 1946
- A. Romein-Verschoor, Karakter en Cultuur van de Hollander, Septentrion, Rekkem, 1973
BLOEMLEZING
- Op versvoeten door Brussel. Van 1350 tot heden. – A. Manteau, Antwerpen, 1983
- Voor de vrede uitbreekt. Vlaamse verhalen over de Tweede Wereldoorlog. – Hadewijch, Schoten 1987
- De Grote Oorlog. Novellen over 14-18. Davidsfonds, Leuven 1994