Erik van Ruysbeek
Brussel, 25 april 1915 – Etterbeek, 8 april 2004
Van Ruysbeek – Ps. van Raymond van Eyck – debuteert in 1947 als essayist en publiceert een jaar later zijn eerste dichtbundel “Weerklank”. Zijn totaal oeuvre bestaat uit een twintigtal dichtbundels, 4 romans – De dood en de dageraad (1977), De ark en de ratten (1984), De magische cirkel (1986) en De Gordiaanse knoop (1991) – en een tiental essays. In 1991 ontvangt hij voor zijn gezamenlijk werk de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies.
Centraal in het werk van van Ruysbeek staat de mystieke belevenis en de ervaring van universele eenheid. Zijn levensbeschouwing is in grote mate gebaseerd op filosofieën uit het Verre Oosten. Hij gelooft niet in een creatieve God, maar wel in een kosmisch gevoel waar wij eeuwig deel van uitmaken.
“laat mij verdwijnen in uw zee van licht zelf licht geworden weer en zachte trilling tijdeloos”. Uit: Rusten ga ik weldra
BIOGRAFIE
25 april 1915: Geboren te Brussel als André Guillaume Raymond van Eyck.
- Hij liep school in een Jezuïetencollege in Brussel en daarna studeerde hij Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven.
- Hij was dertig jaar lang leraar aan het middelbaar onderwijs te Brussel en tevens leraar aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken te Brussel en leraar letterkunde aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel.
1945: Publiceerde zijn eerste gedichten in het tijdschrift “Arsenaal”.
Ben je niet gedebuteerd als een traditioneel dichter en in een groep?
– Ja, dat was in het tijdschrift ‘Arsenaal’, in 1945. Dat was het eerste literaire tijdschrift, geloof ik, dat na de oorlog in Vlaanderen verscheen, nl. te Gent. Rik Lanckrock en Remi Boeckaert waren er de twee drijvende krachten van. Ik heb dan gewoon gedichten ingezonden en heb er in gedebuteerd. Het duurde zowat een jaar vooraleer ikzelf in de redactie kwam, als mijn geheugen niet faalt. Het was inderdaad een traditioneel tijdschrift, dat zowat zes, zeven, misschien acht jaar heeft bestaan. Het verdedigde een traditionele poëzie. Dit was dus vóór de opkomst van de Vijftigers. Mijn eerste publicatie was het essay: ‘Karel Jonckheere als dichter’. Dat was een speciaal nummer van ‘Arsenaal’. Wij hadden afgesproken dat we elk een serieus artikel over een auteur zouden schrijven. Ik had Karel Jonckheere voor mijn rekening genomen, en dat is dan een heel nummer geworden.
Uit: Willem M. Roggeman, ‘Erik van Ruysbeek’ In: Beroepsgeheim 1 (1975)
1947: Debuteerde als dichter met conventionele, naar de vorm klassieke gedichtenbundel Weerklank. Tevens verscheen zijn eerste essay: studie die hij wijdde aan Karel Jonckheere als dichter in het literaire tijdschrift Arsenaal net na de tweede wereldoorlog.
De eerste essays van zijn hand waren geschreven in de sfeer van het nihilisme. In een interview zegt hij daarover het volgende:
“Het nihilisme van de Europese mens heb ik meegemaakt en ook in mezelf gevoeld, ervaren. De onmogelijkheid om aan het leven nog een absolute zin te geven, heb ik ervaren. Dat is begonnen met een geloofscrisis zoals bij velen mijner generatie. Stilaan kwam ik tot het besef dat al de vernieuwingspogingen in de kunst (en elders), die in Europa plaats hadden (en dit begint al in de 19de eeuw) dat die pogingen eigenlijk wanhoopspogingen waren, omdat men het essentiële van het leven kwijt was, omdat het leven absurd geworden was, geen zin meer had en omdat de zin van het leven niet meer kon gevonden worden. Het existentialisme van Sartre bv. is een systeem, dat uit de aard van zijn premissen, zichzelf alleen dieper en dieper in de afgrond der absurditeit kan boren. Zo komt men tot een kunst waarin deze problematiek tot uiting komt en waarin allerlei abracadabrante vormen tot uiting komen, die het zinloze uitdrukken”.
Vanuit het nihilisme is een zoektocht ontstaan om dat nihilisme te overstijgen. Een langzaam voortstuwende tocht die de levensvragen uitdiepten en situeerden, eerst in het oosten en later ook in westerse religie en filosofie. Die evolutie in zijn innerlijk leven is cruciaal om te begrijpen en te proeven wat hij met zijn gedichten, essays, romans probeert te suggereren. Daarom zal ik dieper ingaan op een aantal markante gebeurtenissen en ervaringen in zijn leven.”
1948: Op zijn 33ste begon hij aan een jarenlange zelfstudie van vergelijkende godsdienstwetenschappen en filosofie.
- Het gevolg hiervan is een diepgaande bezinning op het wezenlijke van de moderne tijd en de plaats van de mens in de wereld.
- Tegenover absurditeit en nihilisme poneert hij de eenheid van zijn en worden. Het `Ik’ is overigens slechts een (tijdelijk) deel van het `Al’, waarin materiële en geestelijke geledingen in elkaar grijpen. De natuur, niet alleen als fysisch verschijnsel maar als veruiterlijking van de kosmos, staat bij deze ervaring centraal.
- Deze mystiek, met wortels in de oude en oosterse religies, bepaalt de dichterlijke evolutie van Van Ruysbeek vanaf de bundel Van de aarde die ook hemel is (1963), tot zijn laatste bundel ‘Zangen van ongrond’ (2000).
Het centrale begrip in Van Ruysbeek’s poëzie en levensbeschouwing – de ongrond – ontleende hij bij de Duitse theoloog mysticus filosoof Jacob Böhme (1575–1624) : Ungrund.
Zoals bij Böhme verwijst het naar het onuitsprekelijke van de ervaring. Een aantal aspecten kunnen afgeleid worden, maar zijn steeds tegen te spreken. Ongrond is de plaats waar paradoxen thuis zijn.
- “De ongrond is geheel in mij en alles in mij is de ongrond.” . Erik van Ruysbeek benadrukt de eenheid van alles. De mens is ongrond. Hij vergeet dit. Hij vindt dit terug. Anders voorgesteld: de mens is niet-dualiteit.
- Onze opdracht bestaat erin, zoals gezegd, die oorsprong terug te vinden. Maar dé weg die de mens moet volgen om zijn oorsprong terug te vinden, bestaat niet. Alles is ongrond. “Elke weg is reeds ongrond.” Wij zijn ‘het’ reeds. Hier zie je weer dat er niet iets is als dualiteit. Als je meent dat je de ongrond moet bereiken bestaan er twee zaken: het ego en de ongrond. Er is enkel eenheid. Wat er dan wel moet gedaan worden om die opdracht te vervullen is je eigenlijke afkomst beseffen. Dit is mogelijk door je te onthechten van de materie en je ego.
1951-1960: Als redacteur en medewerker van het tijdschrift De Meridiaan/De Kunst-Meridiaan kwam hij onder de invloed van de experimentele poëzie, zonder evenwel de uiterste consequenties van deze poëtica te aanvaarden.
- Van Ruysbeeks aandeel in de experimentele beweging bestond vnl. uit theoretische geschriften, zoals Poëzie en experiment (1956, samen met Karel Jonckheere) en Grondslagen voor een poëzie van morgen (1957). Zijn poëzie is echter veeleer een mengeling van traditionele belijdenislyriek en experiment, waarin de `inhoud’ blijft primeren.
1977: Na tal van poëziebundels en essays komt er een roman: De dood en de dageraad: meditaties over leven en sterven.
- Poëzie, verhalend proza en essay vormen bij Van Ruysbeek een onlosmakelijk vlechtwerk, “varianten op een centrale intuïtie” van een kosmische eenheidsbeleving. De verhaalplot is dan ook heel dun en fungeert louter als uitgangspunt.
- In De dood en de dageraad stort de mannelijk ik-figuur in de Ardennen te pletter van een rots. Als bij een visioen, ziet hij – tussen leven en dood – zijn hele leven in flitsen aan zich voorbijgaan, meteen een bron van meditatie en bespiegelingen.
1984: In De ark en de ratten, zijn tweede roman, hebben buitenaardse wezens de aarde voor het grootste deel vernietigd. Dit is de aanzet van een intrigerende filosofische en mythische geladen queeste naar bezinning binnen een wereld die beheerst wordt door een bikkelharde strijd om te overleven.
1986: De magische cirkel – een autobiografische roman – werpt een goed licht op de eigen leefcontext waarbinnen de auteur zijn visie ontwikkelde. Het is een zoektocht naar de bronnen van het inzicht waartoe hij is gekomen: zijn afkomst uit een burgerlijk milieu, zijn contact met de natuur, de tijdsgeest voor en na de 2de wereldoorlog, het strak omlijnd maatschappelijk kader van -vooral seksuele – taboes.
8 april 2004: De mysticus-dichter overlijdt te Etterbeek.
BEKRONINGEN
- 1972 : literaire prijs Dirk Martens voor de dichtbundel Tussen Bron en Monding’
- 1990: de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies voor zijn oeuvre.
MEER OVER VAN RUYSBEEK
- Diogenes (redactie), Diogenes jg.7/nr.6: Erik van Ruysbeek. Antwerpen, 1991, 96 .pp, paperback
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Websites
- DBNL auteur – Erik van Ruysbeek
- De relevantie van mystieke ervaringen voor metafysisch denken (de site “www. geocities.com/Stijnvh.hoofdstuk11.html” is jammer genoeg intussen gesloten)
- Willem M. Roggeman, ‘Erik van Ruysbeek’ In: Beroepsgeheim 1 (1975)
SMAAKMAKER
Rusten ga ik weldra
in mijn eigen verruimde schoot
eindelijk rusten ga ik
in mijn velden zonder oorsprong. Ontvang mij dan
groot lichaam zonder grenzen
ontvang mij dan
groot onuitblusbaar vuur. Vader en moeder der eeuwige geboorte
laat mij verdwijnen in uw zee van licht
zelf licht geworden weer
en zachte trilling tijdeloos. Het niet weten
Uit:”Zangen van Ongrond” Hoe zou ik weten wat ik ben
ik die alles ben?
alles kent zichzelve niet
het is. Hoe zou ik weten dat ik ben
ik die alles ben?
het ik is in het al verdwenen
voor kennis is geen plaats.Hoe zou ik weten dat ik ben
ik die ben?
zijn is niet iets zijn
het is zichzelf genoeg.
Is dit nirvâna?
Het verlangen verlang ik niethet niet-verlangen verlang ik niet
de diepte komt in mij
en gaat haar gang.
Ik ben mijn doen niet meer
de diepte is mijn doen en
door mij wordt haar doen gedaan
en haar niet-doen, ik voer het uit.Een spiegel ben ik
zonder oordeel, zonder voorkeur, zonder afkeer.
Toch is mij alles dierbaar
want eenheid maakt alles één
en ben ik het niet die liefheeft
ik die niets meer heb
de liefde heeft mij
zij die alles is.
Zij is de bron
en niets ontsnapt haar.Alles is nu Nirvana
samen de dag doorbrengen
eenzaam een cel bewonen
pijn smaken en vreugd
weten en niet-weten
leven en niet-leven.Voor altijd open is het al
in al wat is.
Uitblussing is nu
in het uitblussen van het reeds uitgebluste.
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – Antwerpen
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel – Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles.
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klikt u op de foto.
Chronologisch overzicht
Overzicht per genre alfabetisch op titel
Essays
- Bert Decorte. (1966)
- De eeuwigheid is nu: Over eenheidservaring en louter zijn. (1998)
- De sluier van Isis. Schets voor een praktische menselijke cosmographie.(1950)
- Diogenes voor de drempel. 1971)
- Facetten van een diamant : mystieke benaderingen en overwegingen. (1995)
- Grondslagen voor een poëzie van morgen. (1957)
- Karel Jonckheere als dichter. (1947)
- Lumen numen: het numineuze in de poëzie. (1971)
- Ondergang en dageraad. Bijdrage tot een nieuw bewustzijn. 1966)
- Poëzie en experiment. Dialoog in briefvorm over oud en nieuw in de dichtkunst. (1956)
- Van fysika tot metafysika. (1982)
- Wegen naar de ongrond. (1989)
Poëzie
- Bronnen van het nu: gedichten. (1988)
- De bron achter de spiegels. (1974)
- De dans van het ogenblik. (1997)
- De engel en de klei: zomer 1982. (1983)
- De laatste oorsprong. (1994)
- De open wereld.1969)
- De stralen naar het licht. (1975)
- De voorbijganger. (1992)
- Een kleine alchemie. (1973)
- Een klein Thomas evangelie. (1985)
- Een vleugje nirvana. (1992)
- Gedichten.(1995)
- Het rijk van het midden. (1986)
- Het ruisen van de stroom.(1977)
- In de spiegel van de nacht. (1983)
- Overgang. (1950)
- Tussen bron en monding.(1970)
- Van de aarde die ook hemel is. (1963)
- Van golf tot zee. (bloemlezing) (1976)
- Verzamelde gedichten. (1981)
- Verzen. (1955)
- Voorbij dit duister licht. (1980)
- Weerklank. (1947)
- Zangen van ongrond. (2000)
Roman
- De ark en de ratten. (1984)
- De dood en de dageraad : meditaties over leven en sterven. (1976)
- De Gordiaanse knoop. (1991)
- De magische cirkel. (autobiografische roman)(1986)
- De omtrek en het centrum: een metafysisch dagboek. (1978)
Divers (deels genre onbekend)
- Zeven over Karel Jonckheere. (1967)
- De boom en de mens. (1975)
- In dit getaste licht. (1983)
- Raaklijnen van het licht: een huldeboek voor Erik van Ruysbeek. Samengesteld door Johan Van Cauwenbergh. (1987)
- Taptoe dicht / met tekeningen van Reinoud.(1988)
- Mystiek en mysterie. (1992)
- Alles is Reëel. (1997)
VERTALINGEN
FRANS
- 1969: Poèmes Frans / vert. uit het Nederlands door Henry Fagne. Bruxelles Henry Fagne (Poètes Néerlandais). Poëzie, paperback. Bloemlezing.
- 1984: Cette joie t’appartient = Die vreugd behoort u toe Frans / vert. uit het Nederlands door François Jacqmin, Émile Lauf. Leuven: Leuvense Schrijversaktie, (Leuvense cahiers; 46). Poëzie. Bloemlezing. Nederlandse en Franse tekst.
- 1987: Over de vriendschap = De l’amitié. Frans / Vertaald uit het Nederlands door Liliane Wouters. (1987) Leuven: Leuvense Schrijversaktie. (Leuvense cahiers. Europese reeks vol 72).–31p.
HONGAARS
- 1977: Sors; Ember és világ; Körforgás; Lét Hongaars / vert. uit het Nederlands door József Tornai. In Nagyvilág: világirodalmi folyóirat, jrg.22 (1977) nr.2, p.212-214. Poëzie. Bloemlezing.
ROEMEENS
- 1992: farima de nirvana = Een vleugje Nirvana Roemeens / vert. uit het Nederlands door Liliana Ursu. Bucuresti: Cartea Romaneasca. Poëzie. Bloemlezing. Nederlandse en Roemeense tekst.
SPAANS
- 1983: Esta Alegría te pertenece = Die vreugd behoort u toe Spaans / vert. uit het Nederlands door Ria Deckx de Escribano, Justo Jorge Padrón. Leuven Leuvense Schrijversaktie (Leuvense cahiers; 41; Serie Europea). Poëzie, paperback. Bloemlezing. Inleiding: Paul Gillaerts; Nederlandse en Spaanse tekst.