Ad Multos-reeks (1958-1967)
Uitgeverij Manteau
INLEIDING
1958: Start van de reeks met gebonden boeken met stofomslag aan redelijke prijs (60 frank) in een oplage van 1000 à 2000 exemplaren
- De Ad Multos-reeks wou een antwoord bieden op de zogenaamde ‘pocketrage’, die in de jaren vijftig was ontstaan en het boekenvak ingrijpend veranderde. Ondanks de ‘hype’ bleef Angèle Manteau zweren bij een hoogstaande typografische vormgeving. Daardoor zweefde de reeks wat onbestemd tussen een echte pocket en een doorsnee gebonden boek.
De Ad Multos-reeks blijkt zeer gevarieerd. Nieuw werk aantrekken ging moeizaam.
- In de eerste negen delen van voor 1960 bevindt zich een herdruk van Johan Daisnes roman De man die zijn haar kort liet knippen, Franco Vegliani’s biografie van Curzio Malaparte, een essay van Karel Jonckheere (De poëziemuur doorbreken) en een ludiek zeer Brits boek over honden (De hond des huizes en hoe hij zijn baas dresseert van John Tickner)
- Maar ook nieuw werk: Jos Vandeloo met zij roman De muur (1958) en Het gevaar (1960), Chris Yperman met Een heel klein scheepje (1959). Ook Jan Walravens kon worden aangetrokken met Waar is de eerste morgen? De levende experimentele poëzie in Vlaanderen (1960)
Uiteindelijk werden 32 titels in de reeks gepubliceerd.
Maar de keurige, klassieke vormgeving van de Ad Multos-boeken bleek te weinig ‘hip.’ Manteau’s verjongingskuur was te halfslachtig en ongeloofwaardig. Om jonge lezers en schrijvers te overtuigen had de uitgeverij een krachtiger en bovenal eenduidig signaal nodig. Het zou de reeks ‘DE VIJFDE MERIDIAAN’ worden.
OVERZICHT
1958
1 Johan Daisne, De man die zijn haar kort liet knippen.
2 Ward Ruyslinck, Wierook en tranen.
3 Franco Vegliani, Malaparte.
4 Karel Jonckheere, De poëziemuur doorbreken.
5 Jos Vandeloo, De muur.
6 John Tickner, De hond des huizes en hoe hij zijn baas dresseert.
1959
7 Theo Oegema van der Wal, Waarom dromen wij? De betekenis van dromen voor ons dagelijks bestaan 1959.
8 Ward Ruyslinck, De madonna met de buil.
9 Chris Yperman, Een heel klein scheepje.
1960
10 Karel Jonckheere, Gemini. Een eeuw gedichten in België. Un siècle de poésie en Belgique.
11 Jan Walravens [ed.], Waar is de eerste morgen? De levende experimentele poëzie in Vlaanderen.
12 Gust van Brussel, De visioenen van Jacques Weiniger.
13 Jo Verbrugghen, Ik ben Judas Iskáriot.
14 Colijn van Rijsele, De spiegel der minnen. Een spel van zinnen.
15 Jos Vandeloo, Het gevaar.
1961
16 Chris Yperman, Zon op de weg.
17 Françoise Sagan, Kasteel in Zweden.
1962
18 Jos Vandeloo, De vijand.
19 Ward Ruyslinck, De stille zomer.
20 Clem Schouwenaars, Dokter Simon Falbeck.
21 Willy Roggeman, Het goudvisje.
1963
22 Jos Vandeloo, Het huis der onbekenden.
23 Clem Schouwenaars, De zeven nachten.
24 Dirk de Witte, Het glazen huis geluk.
1965
25 Frans de Bruyn, De holbewoners.
26 Jos Vandeloo, Een mannetje uit Polen.
27 Dirk de Witte, De vlucht naar Mytilene.
1966
28 Jet Falter, Andreas.
29 Roobjee, De nachtschrijver.
30 Daniël van Hecke, De ijsheilige.
1967
31 Werner Pauwels, Een koele hel.
32 Gust van Brussel, Voor een Plymouth Belvedere.