CONSTANT EECKELS
Antwerpen, 5 september 1879 – Elsene, 19 september 1955
Katholiek dichter, prozaïst en toneelschrijver
De poëzie van Constant Eeckels is melancholisch en zachtmoedig, zonder diepe of heftige emoties. Zijn novellen daarentegen getuigen van een scherpe opmerkingsgeest.
Hij schreef ook talrijke toneelwerken, waarvan er verscheidene werden bekroond.
Eeckels stond vooral bekend als dichter, geïnspireerd door een orthodox-katholieke vroomheid.
BIOGRAFIE
5 september 1879: Constant Eeckels werd geboren te Antwerpen.
Na de lagere school wordt hij leerjongen in een drukkerij en daarna magazijnmeester en bediende in een fabriek. Gedreven door een nooit aflatende wilskracht maakt hij tenslotte carrière als ambtenaar en gaat op rust als directeur bij het Ministerie van Landbouw.
1903: Gedichten van hem worden vrij snel opgenomen in Dietsche Warande & Belfort. Marie Elisabeth Belpaire – Eeckels gaat al snel tot haar vriendenkring behoren – is zeer onder de indruk van zijn gedichten en beschouwt hem als een ‘modern katholiek’ dichter. Tot aan zijn dood zal hij in Dietsche Warande & Belfort blijven publiceren.
1903-1907: Ook in het literaire tijdschrift “Vlaanderen, een Maandschrift voor Vlaamse Letterkunde”, kon hij als jonge ‘nieuwe’ dichter enkele gedichten kwijt.
1905 – 1910: Publiceert poëzie in het katholieke en flamingante literaire tijdschrift “Vlaamsche Arbeid” vanaf 1905. In 1909 wordt hij als lid van de redactie van opgenomen, maar staakte zijn medewerking na de vijfde jaargang. Hij schreef ook onder het pseudoniem “Koelie“.
1905: Debuteert met de dichtbundel Heimwee
In Dietsche Warande en Belfort schrijft Belpaire in superlatieven positief over de bundel
“De geloofvolle jongen die in de reine borst het warme hart der jeugd draagt, als een kelk vol rijken, edelen wijn, kan mijne overtuiging niet koel laten, mijn geestdrift niet kalm. Alle hooge gaven zijn hier vereenigd: katholiek-bestempelde ziel, geest vol edele wijding, gemoed geadeld door deze kuische fierheid die het reine der ingeving vergunt.”
In De Gids jg 69 schrijven Carel Scharten en Margo Scharten-Antink:
“Constant Eeckels geeft, in een paar honderd bladzijden lange reeks eentonig-voortvlietende jamben, die rijmen nu eens bij rijtjes van zes, dan van vijf, vier of drie, – erg woordkunstig-opgezette beschrijvingen van zeeën, poelen, meeren, schemeringen, avondluchten, Gethsemane’s, zonsondergangen, bosschen, herfsten en duistere nachten,…. welke beschrijvingen tevens, meer of minder symbolisch of direct, de zielestaten van den beschrijver te vertolken hebben.
[…]
Bladzijde na bladzijde is van een duffe saaiheid, die het voortlezen tot een bezoeking maakt; waar in vele gevallen niet weinig toe bijdraagt de overbodig pappige, driedubbele aandikking van het toch al zoo veelvuldig vale en onzindelijke in deze verzen. Zoo wordt er gewaagd van: ‘het zompe, drabbe slijk’, van: ‘bloempjes, zompig vuil bemodderd’, van: ‘het duister’ dat ‘dikker dringt met grauwer, zwarter zwart’; van het: ‘uit slijkerige poelen zwaar gedomp zien dichten’; van: ‘de bleeke valing’, het ‘weeë wee’, en de ‘lauwe labbering dier laffe loome luwing’, (blz. 149).”
WERELDOORLOG I
In de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging lezen we:
- “Tijdens de Eerste Wereldoorlog wees Eeckels het activisme scherp af op grond van wat hij beschouwde als voor elke katholiek onaantastbare waarden: de vaderlandsliefde voor België en het gezagsprincipe dat trouw aan de richtlijnen van kardinaal Désiré Mercier impliceerde.
- Op gevaar van zware vervolging verspreidde hij zijn standpunt, via sluikschriften zoals De Vlaamsche Wachter, ook al riepen de activisten van Antwerpen hun achterban op jacht te maken op dergelijke opposanten.
- Na de oorlog pleitte hij, vanuit zijn Vlaamsgezindheid, voor een humaan en genuanceerd oordeel over de activisten waarbij hij zich toespitste op de katholieken onder hen zoals Lodewijk Dosfel die hij al van voor de oorlog kende. Hij vroeg dat de rechtspraak en de epuratie zich niet door wraak, maar door rechtvaardigheid zouden laten leiden.” (Luc Vandeweyer)
INTERBELLUM
Tussen de twee wereldoorlogen ontpopt Eeckels zich als een zeer productief schrijver. Zowel dichtbundels als toneelwerken (waarvan er verschillende werden bekroond), novellenbundels en romans vloeien uit zijn pen.
Aan werkkracht ontbreekt het hem dus niet. Maar de kritische stemmen blijven wijzen op het gebrek aan emotionele kracht in zijn poëzie, hoewel zijn dichterschap op zich niet wordt betwist. Ook wijzen dezelfde stemmen op een gebrek aan formuleringskracht in zijn proza, hoewel men steeds weer respect toont voor zijn scherpe opmerkingsgeest.
In “Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit 1888-1946” schrijft Prof. Weisgerber op p 379 over drie van zijn toneelwerken:
1920: Hoge Omes van Constant Eeckels (1879-1955) was al een poging tot grappige satire op het knarsende mechanisme van het landsbestuur met de gebruikelijke verschijnselen van knoeierij en protectionisme, maar zonder pit verteld, plomp en onwaarachtig.
1921: In De afgrond (1921) bespreekt hij per pièce-à-thèse problemen van geboortebeperking en geslachtsziekten; als imitatie-Brieux loopt het stuk mank in karakters en bouw.
1922: Nog Ibseniaans doet hij in De keur der parochie (1922), een hekeling van schijngodsvrucht in het onvermijdelijke middenstandersmilieu, met eindeloze gesprekken.
En zo is het dus gegaan: opgehemeld door de orthodoxe katholieke lezers rond Marie Elisabeth Belpaire, en met meewarige negatieve kritieken bedeeld door meer nuchtere lezers, uiteindelijk weggezet bij het meubilair van het literaire verleden.
19 september 1955: Hij overlijdt te Elsene.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
Referenties
Prof. Dr. M Rutten & Prof. Dr. J. Weisgerber (red.), Van “Arm Vlaanderen” tot “De voorstad groeit” 1888-1946, Standaard Uitgeverij, Antwerpen (1988), 614pp.
SMAAKMAKER
Vergeten
Hoe eenzaam staat Ge daar, midden die doode pracht
Van remonstransengoud en felle flonkerstenen.
In leêge kerke, waar geen lievend hart U wacht,
En urenslagen droef om uw verlaten weenen.
En zelfs de zonne zakt en schemert, moe geschenen,
Nog mat op bleeke heilge’in goud en purperdracht.
Het weemlend kaarsevuur, dat wijflend naar U lacht,
Blijft eenig nog als ’t laatste glimmen is verdwenen
Och, arme eenzame God, die allen weten hier
En toch niet weten, en, onachtzaam levend, schier
Niet kennen in het teerste en uiterst’ van uw minnen!
Och, arme eenzame God ! En ik, die niets bezit
Dan ’t kleine, schamel hart, en, ’t gansch U gevend, bid
En schuchter troosten wil, en weet niet hoe beginnen…
BIBLIOGRAFIE
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht
BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE PER GENRE
Poëzie
- Verzen 1905
- Heimwee 1905
- Kruisbloemen. 1908
- Bloeitijd. 1913
- Levensweelde. 1915
- Geestelijke oorlogsliederen 1914-1919. 1919
- Het antwoord van den wijze. 1928
- Een ruikertje voor O.-L.-Vrouw 1925
- Een tuiltje voor het lentebloempje : liederen de Heilige Theresia van het Kind Jezus ter eere. (gedichten) 1925
- De eenzame tuin. 1929
- In memoriam: Marche-les-Dames, 17 februari 1934; Kussnacht, 29 augustus 1935 1935
- Het voortdurend mirakel. 1939
- De stralende stoet. 1949
- Onder de zoden. 1953
- Lof- en liefdelitanie. 1954
Proza
- De strijd. (novellen) 1909 of 1914
- België’s geest en hart tijdens den wereldkrijg: twee sluikvlugschriften, te Antwerpen verschenen binst de Duitsche bezetting, 1914-1918. 1918
- Gerechtigheid!, gerechtigheid! (pamflet) 1919
- Het licht (novellen) 1928
- De Schelde. (novellen) 1929
- De vlucht (novellen) 1929
- Van simpele menschjes (novellen) 1929
- De maalstroom. (roman) 1929
Toneel
- De bruidschat. Drama in drie bedrijven. 1926
- Het beleg. Spel in twee bedrijven. 1926
- Het bruiloftsmaal. 1926
- Drie bloempjes uit den St.-Franciscus-Tuin. 1927
- St. Franciscus wereldvaart: dramatisch spel van hemel en aarde in drie bedrijven. 1927
- De afgrond. Drama in vier bedrijven. 1928
- Wat nog overbleef. Dramatische eenakter. 1928
- Een klaverblaadje uit den karmelustuin: drie episoden uit het wonderbaar leven der gelukzalige Anna van Sint Bartholomeus. 1928
- De mislukte ontvluchting. 1928
- Onze hooge oomes. Blijspel in drie bedrijven. 1929
- De plaatsvervanger. 1929
- ’n Schrok. Bekroond missie-tooneelspel in één bedrijf. 1929
- Twee jongens. Tom, 1 bedrijf. De lafaard, 1 bedrijf. 1929
- Om ’t kind. 1929
- De perequatie. Bekroond blijspel in één bedrijf. 1930
- Het conflict. Drama in drie bedrijven. 1932
- De pierewaaier. Tooneelspel in één bedrijf. 1934
- Broeder Angelus en de drie roovers. Sint Franciscusspel in drie bedrijven. 1937
- De martelaar van Molokaï. Vier episoden uit het leven van Pater Damiaan met voorspel en verheerlijking. 1938
Religieus proza
- De geest der Gelukzalige Theresia van ’t Kind Jezus. Naar haar geschriften en de ooggetuigen van haar leven. (vertaling) 1924
- De gelukzalige Anna van den H. Bartholomeus (proza) 1927
Divers
- Charles Bouchard, straatbloem… hemelbloem. (biografie) 1935
- De poëzie van het landleven: keur van gedichten. (anthologie) z d