HAESAERT Walter
Meredree, 13 januari 1935
Prozaïst en dichter
BIOGRAFIE
13 januari 1935: Geboren te Merendree.
Studeerde Latijn-Grieks aan het Sint-Jozefscollege in Tielt, daarna voor letterkundig regent aan de Rijksmiddelbareschool te Tielt
1965: Bij Kentaur te Antwerpen verscheen zijn roman ‘Vivomanen’.
1967: Debuteerde als dichter met Kleine Prins, poëzie waarin thema’s als eenzaamheid en dood vanuit een sterk melancholiek levensgevoel worden beschreven, maar ook momenten van een intens geluksgevoel.
In Poëziekrant 5/2015 merkt Stefan Van den Bossche op dat Haesaerts eerste gedichten een grote mate van verwondering bevatten – Saint-Exupéry is nooit ver weg. Hij geeft als voorbeeld het mooie Testament II:
Er zijn zo weinig dingen
die ik heb begrepen, hoe de vogels
zingen,
waarom mijn vader ouder werd
en zoveel mensen naar de oorlog
gingen.
[…]
Want dagen zijn slechts kleine
openingen.
’s Avonds gaat de straatverlichting uit
en hangen sterren als verloren ringen.
Dromen slapen zijn verborgen
oefeningen
van de dood een vrouw, mooi naar
verluidt.
Er ligt in deze poëzie veel voor de hand, schrijft Stefan van den Bossche, maar bij nader toezien is het helemaal anders, zoals blijkt in de slotstrofen van datzelfde ‘Testament II’:
Kijk, hoe de meeuwen langs de hemel
kruipen,
hoe vreemde mensen in de steden
sluipen.
Ik ben een ladder van verleden tijd.
Er zijn zo weinig dingen
– en allen naar de oorlog gingen –
kinderen van zovele rekeningen.
1969: Twee jaar na zijn debuut verschijnt de bundel Droevig feest
- De poëzie van Haesaert vertoont een esthetische gerichtheid die samengaat met een grote taalvirtuositeit, zoals bijvoorbeeld tot uiting komt in de bundels Droevig feest (1969) en Koudbloedig (1970). Latere poëzie, Over warme en koelere gronden (1972) en Langzaam naar het zand (1976), vertoont een sterkere aanvaarding van het leven. (bron:
Haesaert schreef ook proza, zoals de romans Vivomanen (1965) en Regenvogels (1970). Vooral zijn originele en fijnzinnige dierenverhalen uit Onder de dierenriem (1974) werden zeer gunstig ontvangen.
Haesaert werkt ook als literair criticus en vertaler.
Walter Haesaert publiceerde in diverse literaire tijdschriften, o.a. Dietsche Warande en Belfort en het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
1979: Haesaerts laatste bundel Een warme holte, bevat 31 titelloze gedichten. Ook de afdelingen blijven zonder titel. Het ene gedicht lijkt een spiegel van de andere, en alle openen met de versregel: ‘Zij was de tederste van alle tederheden’.
Dan volgt een lange stilte.
2015: Dichter Walter Haesaert viert op 13 januari zijn 80ste verjaardag en bij die gelegenheid verschijnt zijn verzameld werk onder de titel “droevig feest“. In de jaren ’70 was Haesaert, samen met Hugo Claus, onze meest bekroonde dichter.
MEER OVER WALTER HAESAERT
- Spillebeen, ‘De dichter Walter Haesaert’, in: Ons Erfdeel 16 (1973) 4, p. 97-100;
- Paul Hardy, ‘Walter Haesaert’, in: Bij benadering. Dagwerk van een recensent (dl 1, 1973), p. 297-302;
- Handtpoorter, ‘Walter Haesaert’, in: P. Huys (red.). Oostvlaamse literaire monografieën (dl 8, 1986), p. 129-159;
- Brems. Walter Haesaert: “Zij was de tederste van alle tederheden” (1996).
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Website
Referenties
- Stefan van den Bossche, In de natuur genesteld. Over Droevig feest. Verzamelde gedichten van Walter Haesaert. In: Poëziekrant jrg. 39, nr 5, september-oktober 2015.pp.16-17.
BEKRONINGEN
- 1963: Prijs van het tijdschrift ‘Nieuwe Stemmen’ en de Baziel de Craene-prijs, evenals een premie in de Poëzieprijs van Heist;
- 1964: Een tweede prijs in de driejaarlijkse Clara Hamendt-wedstrijd voor poëzie; de provinciale prijs van Oost-Vlaanderen (debutantenprijs) met zijn roman ‘Vivomanen’, en bovendien werd hij laureaat in de gemeenschappelijke wedstrijd B.R.T.-Nederlandse Radio Unie voor radioverhalen.
- 1965: Kwam in Oost-Vlaanderen andermaal als eerste uit de bus, en wel in de Prijs voor Letterkunde, voorbehouden aan de novelle.
- 1966: Opnieuw poëtische bloemen, nl. met de tweede prijs in de Faun-wedstrijd.
SMAAKMAKER
Een warme holte 3
Zij was de tederste van alle tederheden.
Haar naam was gras, was lover van zeer
hoge bomen, was dons van vogels,
was klinkers uit het telwoord tederheid.
Ik hield van haar en van haar woorden, en
van haar warmte en van haar geur.
En zij was voorgerecht, dessert, versnapering.
Soms koud buffet.
En toen ze ging, vielen de deuren
dicht. Te vroeg gevallen donker over-
rompelde het huis waarin wij woonden.
Droomt zij nog af en toe van mij ?
Een warme holte 15
Zij was de tederste van alle tederheden,
het ijzer van mijn erts, de vlokken
van mijn sneeuw. Zij was mijn antwoord
op uw vragen, tenminste als gij een antwoord zoekt.
Van kinderen was zij de stem, van nevel
de met melk doorweven slierten. Ik zie haar nog,
toen wij ons samenzijn met zonlicht vierden,
de gele tarwe in haar schoot tot brood versieren.
Dit was haar jas. Het leed verborg zij in de hagen.
Ik hoor haar nog het einde van een onweer
en de oorlog vragen, ’s nachts, toen wij als kleine
katten in dat ene grote bed te sidderen lagen.
BIBLIOGRAFIE
Woordje vooraf
De bibliografische gegevens werden onder meer nagekeken bij
- Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience –Antwerpen.
- Koninklijke Bibliotheek van België – Brussel / Bibliothèque Royale de Belgique – Bruxelles
- Piet Devos: Van reuzen tot dwergen. Bibliografie – Vlaamse schrijvers in de 20ste eeuw – Eerste drukken. Kortrijk, eigen beheer 2007
- POËZIECENTRUM vzw – Gent
Om de foto’s in de fotogalerij te vergroten klik op de foto
Chronologisch overzicht