home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

'Mens en Tijd'

Voorgeschiedenis
Al sinds 1945 werd er in Vlaanderen heftig gediscussieerd over de vernieuwing van de literatuur. In dat debat zal Jan Walravens een luidruchtige en belangrijke stem worden.
Walravens werkte als kunstjournalist bij Het Laatste Nieuws, maar was daarnaast vooral bekend als fervent promotor van nieuwe ideeën over maatschappij, kunst en literatuur.
Walravens had al eerdere pogingen ondernomen om een tijdschrift voor de nieuwe generatie op te richten. O.a. had hij in de lente van 1948, samen met Hugo Claus, heel wat geïnvesteerd in het nooit verschenen tijdschrift Janus.
Dat het met Tijd en Mens toch lukte, heeft men vooral te danken aan de doortastendheid van de Mechelse dichter Remy van de Kerckhove. Die hakte knopen door daar waar Walravens al te voorzichtig iedereen wilde gerieven om hen bij het blad betrekken.

Het tijdschrift ‘Tijd en Mens’

Op donderdag 13 oktober 1949 presenteerde het avant-garde tijdschrift Tijd en Mens tijdens een ‘Voordrachtavond’ in het Koninklijk Atheneum van Mechelen, zijn eerste nummer.
• Op het programma: poëzievoordrachten uit het werk van de jonge dichters Nic Van Beeck, Geo Bruggen, Hugo Claus – auteur van twee bescheiden bundeltjes Kleine Reeks en Registreren -, Gerard van Elden en Remy C. van de Kerckhove. Voorts werden composities gespeeld door de jonge componisten Louis Thienpont, Peter Cabus en Freddy de Vreese. En pièce de résistance op deze Mechelse presentatie waren twee lezingen: Louis-Paul Boon sprak over ‘De Vlaamse Literatuur’ en Jan Walravens over ‘De Vlaamse Schilderkunst’. Hoe de avond feitelijk verliep is verder niet bekend.

Tijd en Mens verscheen van 1949 tot 1955, gelijktijdig met het vergelijkbare Nederlandse Podium. Het was onafhankelijk daarvan, op twee gezamenlijke nummers na. Wie de zes jaargangen nu doorneemt, komt illustere namen tegen als Louis Paul Boon, Gaston Burssens en Hugo Claus, naast mindere goden als Ben Cami, Maurice d’Haese, Albert Bontridder en Marcel Wauters, kunstenaars als Asger Jorn, Pierre Alechinsky en Corneille en nogal wat sympatiserende Nederlandse auteurs onder wie Lucebert, Simon Vinkenoog, Hans Andreus en Paul Rodenko
Het tijdschrift wilde gedaan maken met de dominante stroming in het naoorlogse Vlaanderen, het zogenaamde neo-classicisme. Weg met de ‘spreek-, biecht- en moralisatiepoëzie’, zoals die onder andere in tijdschriften als Arsenaal en Nieuwe Stemmen was verschenen. Weg van het streven naar continuïteit, weg van de vooroorlogse traditie en leve het (wilde) experiment.
Al heel snel was er een grote redactie (13 leden), maar de harde kern die vanaf het begin gevormd werd, bestond uit Walravens, Remy van de Kerckhove en Hugo Claus. Vernieuwing en vrijzinnigheid, maatschappelijk engagement op ethisch-humanistische grondslag waren de gemeenschappelijke idealen. Het blad wilde zich oriënteren op een cultureel breed geïnteresseerd publiek.
Het blad sloeg snel aan, al waren er de eerste tijd slechts enkele tientallen abonnees (35 in september 1949!) en moesten de publicisten annex groepsleden geld meebrengen om de zaak draaiende te houden. Dat gold overigens niet voor Louis Paul Boon, die zo nooddruftig was en tegelijkertijd zo gewenst, dat er voor hem een speciale regeling werd getroffen: Walravens liet hem, in ruil voor literaire bijdragen aan Tijd en Mens, onder pseudoniem betaald ‘Courths-Mahleren’ (pulp schrijven) in De Zweep, waarin hij als ex-communist onder zijn eigen naam niet welkom was.
• De zeer jeugdige Hugo Claus baarde onmiddellijk opzien met Drie blauwe gedichten voor Ellie . Zijn poëzie was op dat moment in alles volstrekt nieuw, in het ontbreken van traditionele interpunctie en rijmschema, in de geheel eigen versvorm en in het overdadig gebruik van gelijkvormige opsommingen, metaforen die naar niets verwijzen.
• Ben Cami publiceerde intrigerende tamelijk traditionele gedichten die Genesis en Hiroshima ineenschoven, waardoor een tamelijk moedeloze wereldbeeld voortkwam waaruit vooral verlangen sprak naar een ongerepte staat.
• Marcel Wauters riep die de vervreemding en ‘anonimisering’ van de mens in de grote stad vanuit een heel eigen perspectief tot leven, in al even onreglementaire gedichten als Claus.
• Minstens zo veelbelovend als Claus was de existentieel-surrealistische dichter Albert Bontridder. Walravens, Claus en Boon vonden hem zelfs beter dan Claus. Rodenko vond dat alleen Claus en Bontridder de vergelijking met de Noordnederlandse experimentelen konden doorstaan.

Begin van de jaren vijftig kreeg Tijd en Mens concurrentie met tijdschriften als De Meridiaan, Taptoe en De Tafelronde en Gard Sivik. Zij gingen een stap verder dan de existentialistisch ingestelde redacteurs van Tijd en Mens. Bij Gust Gils, een van de centrale figuren achter Gard Sivik, wordt Tijd en Mens zelfs het mikpunt van zijn kritiek tegen ethisch georiënteerde literatuur.

In 1953 ging het blad gedurende twee nummers samen met het Nederlandse Podium. Ontevredenheid over de redactiesamenstelling (Walravens’ tegenhanger Rondenko ontbrak aan Nederlandse kant) en over de kwaliteit (Claus vond het eerste fusienummer onder de maat) bekoelden de relatie onmiddellijk. Maar doorslaggevend bleek ook de financiële situatie. Uitgeverij De Sikkel, inmiddels de uitgever van Tijd en Mens, ging niet langer akkoord met de samenwerking toen de subsidie van Nederlandse kant uitbleef.

Na de mislukte fusie met Podium publiceerde het tijdschrift met nog steeds de driehoofdige kwaliteitsredactie Walravens, Boon en Claus, vele vertaalde bijdragen van buitenlandse collega’s als Tzara, Beckett, Pound, Auden, Eliot, Queneau, Dylan Thomas, Georges Bataille, William Carlos Williams, Marianne Moore, Wallace Stevens, en vele anderen.

Bron: Jos Joosten, Feit en tussenkomst. Geschiedenis en opvattingen van Tijd en Mens (1949-1955). Vantilt, Nijmegen 1996.

Schrijvers