home | Inloggen
Aantal schrijvers: 594 | Aantal boeken:

19.538

 

 

‘Vossenjong’ (2011) een leeservaring !

Vossenjong (2011) , een leeservaring !

Uitgeverij Zorro (Braambeierhoekstraat 5, 8340 Damme) -320p. Afmetingen: 21 x 14 (paperback)

Gegroet lezers ! Dit is een verslag van een leeservaring en geen recensie.

Marc Andries (1939) gooit zijn zowat 25ste roman (tel ik goed ?) getiteld ‘Vossenjong’ op de markt ! Dat verdient wel wat extra aandacht ! en terecht !

Het verhaal waar de inhoud is aan opgehangen – want het gaat om veel meer dan louter een verhaal ! – is eenvoudig. Ook Tessa De Loo heeft in 1993 een analoge verhaalkader gebruikt voor haar “De tweeling”. (uiteraard met een heel ander verhaal als resultaat)

Kort weergegeven gaat het als volgt:

  • In 1896 wordt de eeneiige tweeling Anatole en Ferdinand Vos ergens in West Vlaanderen geboren als zonen van de beroemde luministische schilder Camille Vos. De jongetjes zijn zo gelijkend dat het best mogelijk is dat ze na de geboorte zijn verwisseld, zodat Anatole misschien toch Ferdinand is en omgekeerd. Ze groeien op in het beschermende milieu van het ‘Vossenhol’ en delen alles, zelfs de liefde voor de aantrekkelijke Roza Schoonbeek.
  • Dan drijft het lot hen onverbiddelijk uit elkaar. Bij de keuring voor militaire dienst blijkt dat Ferdinand platvoeten heeft. Hij wordt afgekeurd. Zijn broer Anatole belandt na het uitbreken van de oorlog aan de IJzer en wordt als vanzelfsprekend een overtuigde Vlaming. Ferdinand, maakt mede door zijn verloving met Roza Schoonbeek, carrière in het Belgicistische industriële milieu.

Maar Marc Andries blijkt een meester verteller. Het vertelplezier spat van de bladzijden af. Bij wijlen kon ik hem haast horen vertellen. Dit is een absoluut glansboek, waar in een breed fresco zijdelings via de belevenissen van de tweeling de geschiedenis van de Vlaamse Beweging van de 19e eeuw tot na de Eerste Wereldoorlog verteld wordt.

Het verhaal van emoties of de emotie van het verhaal ?

  • De roman steunt op uitgebreide research : niet minder dan 78 titels worden in een bijlage geciteerd. Maar daarvan merk je eigenlijk niets, of toch. Haast terloops allemaal vinden deze feiten, deze levensomstandigheden, de auto’s, de fietsen, de dagelijkse voorwerpen en gebruiken uit die tijd hun plaats in het verhaal. Het boek ademt ‘geschiedenis’ uit, een diepere geschiedenis dan die van de feitelijkheden (die vindt je in één van die 78 titels). Een geschiedenis van de toenmalige emoties wellicht, van de emoties van de vele personages die het verhaal bevolken.
  • Marc Andries vertelkunst slaagt erin deze emoties zowel van Vlaamse kant als van Frantalige kant fijnmazig in het verhaal te laten meezinderen. Hij slaagt erin verschillende sociale klassen, verschillende politieke spanningen een spreekforum te geven.

Zijdelings maar onontkoombaar

Anatole en Ferdinand zijn niet de hoofdrolspelers in deze geschiedenis, alleen in de roman. Zij worden bij de geschiedenis betrokken, zijdelings maar onontkoombaar, zoals meestal in het echte leven. Kapelaan Verschaeve komt wel in het verhaal voor, maar enkel via een andere pastoor die met Verschaeve dweept en die nauw met Anatole bevriend is.

  • Anatole maakt de aanval op de forten Walem en Antwerpen mee in al hun gruwelijkheid, de chaos , ook de oase van De Panne. Hij raakt bij toeval even in het gezelschap van Koning Albert en diens entourage, waarbij Andries peilt naar de mens achter de Koning. De horror van het front ziet Anatole via de ziekenboeg. De na-oorlogse repressie ervaart hij aan den lijve, waarbij het wat in het ongewisse blijft of zijn broer Ferdinand er de hand in heeft. Alleen ‘De Raad van Vlaanderen’ komt niet in het vizier.
  • Ferdinand wordt iets enigmatischer en minder uitgebreid beschreven. Hij pikt Roza Schoonbeek in, het wordt een tweespalt meer in de broederrelatie. Maar het komt maar niet tot trouwen. Roza heeft het er moeilijk mee. Ook dat komt zijdelings aan bod via een medewerker van het Dr. Guislain Instituut te Gent, die echter bot vangt.  Als ‘verloofde’ van Roza, de dochter van een Belgicistisch industrieel, komt hij terecht in een entourage van Franstalige ‘entrepreneurs’ en de ‘Van Adel’-aars. Ook hier laat Andries de emoties en denkbeelden van dit andere België tijdens diners en soirées zeer goed uit de verf komen.
    • Mag ik hier even voor mezelf spreken ? Anno 1980 toen ik op een Belgisch Bank werkte, was ik getuige van dergelijk identiek waanzinnig discours (als op p. 176 van het boek) waarbij met bijzonder plechtig aplomb gesteld werd dat ‘het Nederlands (Vlaams werd bedoeld) toch hoegenaamd zeer ontoereikend van woordenschat was en hoegenaamd een gebrek aan subtiliteit vertoonde om hoegenaamd te kunnen gebruikt worden voor laat ons zeggen universitair onderwijs’ En dat terwijl ik toch universitair was en deel uitmaakte van het team. Het hilarische punt is, die idioot meende dat echt en dat anno 1980 !!

Recensenten, ach die recensenten ….

Dat ik dit boek gelezen heb, dank ik aan Marc Andries zelf. In een e-mail naar aanleiding van ‘Schrijversgewijs’ wees hij me op het verschijnen van zijn ‘Vossenjong’. Waarom vertel ik dit ? Omdat de recensenten –zoals vaak gebeurt – niet de moeite doen om werk van schrijvers uit die generatie te presenteren.

En omdat ‘VOSSENJONG’ EEN GOED BOEK IS, zowel qua inhoud als schrijversmetier, is ‘Schrijversgewijs’ maar al te blij aan deze ‘bizarre’ tendens wat weerwerk te kunnen bieden.